Onze buitenlandse handel
in landbouwproducten*
Wat zullen we zaaien
Tarwe of Voedergranen?
Weekblad
Voor cn door dc Landbouwers
Arbeid adelt
AALST 29 OOGST 1953.
Verschijnt iedere Zaterdag
32ste JAARGANG Nr 1578
Beheer Zeebergkaai, 5, Aalst
Tel. 242.67
Voor dc Ontwikkeling cn dc
Standsverdediging van dc Landbou
wers
Lai
R
Orgaan van de
adbouwersvereniging
EDT U ZELVEN
O* CAUDRON.
(2de bijdrage)
In onze vorige bijdrage hebben wij uit
de studie Enkele structurele en econo
mische beginselen van de Belgische land
bouw gepubliceerd door het Besuur
der Economische Diensten van het Mi
nisterie van Landbouw, het hoofdstuk
IV gewijd aau de rol van onze landbouw
in de buitenlandse handel van ons land
samengevat, en waar het paste een
woordje commentaar bijgevoegd.
Zoals onze lezets hebben opgemerkt,
ging het in deze bijdrage over de bijzon
derste kenmerken van onze buitenlandse
handel in landbouwproducten, waarna
de ontuwikkeling van onze uitvoer aan
trekpaarden werd behandeld.
Vervolgens behandelt de studie.
De uitvoer van varkens en
varkensvlees.
Tijdens de jaren van voorspoed vóór
de oorlog, aldus de s ulie, voerden wij
jaarlijks een aanzienlijk aantal jonge
varkens uit, die vooral bestemd waren
hetzij voor het fokken, hetzij voor het
vetmesten.
De mededinging van landen zoals
Denemarken en Nederland die er in
slaagaen varkens te kweken, die op ge
bied van kwaliteit beter beantwoorden
aan de eisen der afnemers, had voor ge
volg dat België een aanzienlijk ge
deelte van zijn afzet in het buitenland
verloor. Zelfde toestand deed zich voor
wat betreft de uitvoer van varkensvlees.
Deze mededinging had vooral nadelige
gevolgen op de Engelse markt.
Ingevolge gebrek aan voedergranen
liep de varkensstapel sterk terug tijdens
de bezetting. Van 900.000 stuks in de
periode 1936-38 daalde hij tot 416.000
stuks in 1943. Deze inkrimping kwam
enigermate ten goede aan de hoedanig-
1936 38 1948
Gewicht in ton 49 3
Waarde in B. fr. 320.000 159.000
De uitvoer van eieren.
Sinds meer dan 30 jaren beschikt Bel
gië telkenjare over een uitvoeroverschot
aan eieren. Dit overschot bereikte vóór
de oorlog soms 600 millioen stuks en
meer per jaar.
Onze voornaamste afnemers waren
Engeland, Duitsland, Zwitserland,
Frankrijk, Spanje en Nederland. Sinds
1930 verminderden de afzetmogelijkhe
den en tegelijk ook de prijzen, wat een
geleidelijke afname der productie voor
gevolg had. In 1938 bedroeg de uitvoer
nog enkel 136 millioen stuks. Duitsland,
Engeland, Zwitserland en Spanje bleven
toen nog als afnemers over.
beid, daar de kwekers slechts hun beste
dieren behielden.
Na de bevrijding werd het op peil
brengen van de varkensstapel gehinderd
door de regeringspolitiek in zake be
voorrading. Zo had in 1946 de over
vloedige invoer van varkensvlees, met
het oog op een kunstmatige prijsdaling,
een zeer nadelige terugslag op de var-
kenskweek. Tot in 1947 bleven de var-
kensprijzen lager dan de vastgestelde
prijzen. Van dan af werd het varkens
vlees geplaatst onder het stelsel van de
normale prijs.
Eerst begin 1949 bereikte de varkens
stapel opnieuw zijn vóóroorlogs peil.
Daar de Belgische verbruikers meer en
meer hun voorkeur geven aan mager
varkensvlees en reuzel en spek op de
binnenlandse markt moeilijk afzet vin
den en dan nog tegen zeer lage prijzen,
had de daling der varkensprijzen op voet
betrekkelijk weinig invloed op de prijzen
van het mager varkensvlees. Aan deze
toestand kan enkel verholpen worden,
indien wij door een voldoende uitvoer
van spek en reuzel er toe komen de prij
zen van de varkens op voet te valorise
ren.
Tijdens de laatste jaren stelt men een
herneming vast van de uitvoer van var
kensvlees, inzonderheid naar Duitsland,
Frankrijk en Nederland. De Engelse
markt is ons ontvallen, enerzijds inge
volge de concurrentie van Nederland en
Denemarken zoals hoger gezegd, doch
ook omdat de invoer in Groot-Brittan-
nië geschiedt door de overheid die
slechts contracten op lange termijn af
sluit, dan wanneer onze uitvoerders der
gelijke verbintenissen niet kunnen aan
gaan. Volgende statistieken geven een
beeld van onze uitvoer van varkens en
varkensvlees.
1950
1951
1952
3.257 15.276 2.949
70 505 mill. 104.327.000
millioen waarvan waarvan
waarvan 194 mill. 79.561.000
40 mill. voor voor
voor vlees vlees vlees
De autarkische politiek van Duitsland,
de preferentiële rechten verleend door
Groot-Brittannië aan de invoer uit het
imperium, de beperkingen bij de invoer
om verschillende redenen toegepast door
Zwitserland en Spanje verminderden
verder onze uitvoer.
Het gebrek aan voeders tijdens de be
zetting verminderde onze pluimveestapel
tot 1/7 van het peil van 1936-38 (circa
2 millioen stuks). Na het einde van de
jongste oorlog diende dan ook overge
gaan tot de invoer van eieren. Aan die
invoer werd eerst in 1948 een einde ge
steld.
Zit vervolg 5e bladzijde,/e kolom
De graanoogst is nauwelijks geschuurd
en de landbouwer moet reeds een plan
opmaken voor de komende herfst.
Wat zal hij zaaien en op welke partij
De grote vraag van dit ogenblik wat
gezaaid
Voor iemand die even nadenkt over
de hedendaagse marktprijzen, die weet
aan welke voorwaarden de tarwe wordt
opgekocht door de maalderijen en de
lage prijs kent van al de andere granen,
zowel rogge als gerst en haver, zal de
keus rap gevallen zijn die boer zal zo
veel mogelijk tarwe zaaien.
Bezien we de beursprijzen waaraan
op dit ogenblik de verschillende graan
soorten op de markt worden verhandeld,
dan moeten we vaststellen dat op ganse
lijn grote dalingen worden genoteerd.
Deze kwoteringen worden bepaald door
de wereldmarkt en gelden dus ook voor
ons land.
Alleen de tarwe maakt uitzondering
en dank zij de steun van de Belgische
regering wordt deze ver boven de we-
reldprijs opgekocht, steun welke enkel
ten goede komt aan de verbouwers van
tarwe,
Moest deze regeringsmaatregel niet
bestaan dan zou de tarwe amper 25 fr.
boven de rogge en andere voedergranen
komen te staan, waar we nu een ver
schil van 150 fr. tot 180 fr. per 100 kilos
vaststellen.
We zegden daar dat het niet moeilijk
is te kiezen tussen tarwe en voedergra
nen. En dat komt onmiddellijk aan het
licht als wij een kleine berekening
maken
De kostprijs voor bewerken van t
land, het zaaien, zaaigraan, enz. lopen
voor de verschillende graansoorten
weinig uiteen. De verkoopprijs, dus het
geld dat de voortbrenger er krijgt voor
zijn oogst vertoont echter zeer grote
verschillen. Laten wij aannemen dat alle
granen 3.300 kg verkoopbaar graan per
hectare geven dan komen wij bij ver
koop tot het volgende
Voor tawe3.300 X ^70 fr= 15.510 fr.
Voor voedergranen3.300 X gemiddeld
300 fr 9.900 fr.
Dat maafct dus een verschil van zo
maar ongeveer 5.500 fr. per hectare, die
de verbouwer van tarwe meer ontvangt
dan de verbouwer van voedergranen.
Het is nu bekend dat tarwe doorgaans
meer kilo's opbrengt, dat ze gemakkelij-
lijker pikt en bewerkt, zodat wij geens
zins overdrijven in ons berekeningen.
De keus is dus niet zo moeilijk I
En toch zijn er nog landbouwers die
eigenliik niet goed weten hoe de steel
in de vork zit. Ze houden er namelijk de
volgende redenering op na als de voe
dergranen goedkoop zijn dan hebben
wij daar niet zo'n hinder van, want dan
vervoederen wij ze aan onze runders en
varkens.
Dat zulke opvatting een grove ver
gissing is ligt er vingerdik op. En dat is
gemakkelijk aan te tonen. Een tarwe
boer bv. kan zijn tarwe voordelig om
ruilen voor voedergranen of zijn tarwe
verkopen en er voedergranen voor in de
plaats kopen Aan de huidige prijzen zal
hij zo voor 1 000 kg tarwe gemakkelijk
1.500 kg voedergranen in handen krij
gen. Of anders gezegd: als twee boeren,
de ene een tarweboer en de andere een
verbouwer van voedergranen hun graan
willen aanwenden voor varkensvoeder,
dan zal de eerste 15 zwijnen kunnen
kweken tegenover de laatste er slechts 10.
Moesten wij het voor 't zeggen heb
ben dan zouden wij zoveel mogelijk tar
we zetten, met andere woorden zoveel
mogelijk profiteren van de regerings
steun.
Waarom geen steun voor de
voedergranen
Wanneer de regering enkel de tarwe-
verbouwers steunt en de zandboeren aan
hua lot overlaat begaat ze een grote on
rechtvaardigheid. Wat moeten onze
boeren daarop antwoorden, wiens land
niet geschikt is voor tarwe De boeren
die op magere grond zitten en die dus
daardoor reeds benadeeld zijn tegenover
hun vakgenoten die het geluk hebben
betere grond te bezitten.
Dat de regering een steun verleent ter
bevordering van de tarweteelt keuren
wij natuurlijk goed. Maar wij stellen de
vraag waarom alleen de tarweboeren
steunen en niet de andere Reeds vóór
1940 hebben wij in ons blad op deze on
rechtvaardige toestand gewezen. Wij
nemen wel aan dat de regering de teelt
van tarwe aanmoedigt, teneinde ons on
afhankelijk te maken tegenover het bui
tenland voor wat onze bevoorrading
betreft Maar om dezelfde reden zou zij
eveneens de voedergranen kunnen on
dersteunen. Voor de zoveelste maal
willen wij aan de regerinq gelijk
heid vragen voor de verbouwers
van alle granen.
Want zij die over voldoende tarwe-
gronden beschikken kunnen wel gebruik
maken van de regeringssteun. De zand
boeren echter, die door de natuur reeds
benadeeld zijn kunnen dat echter niet.
En dat zcu de regering moeten inzien.
We zullen ors geen begoochelingen
maken over de wending van de rege
ringspolitiek. Zelfs als men in hogere
kringen tot het besef komt dat het niet in
orde is, zal het niet zo rap veranderen.
Hiervoor zou vooreerst een grote wer
king en druk moeten uitgaan van de
boeren zelf en vooral van hun vereni
gingen.
Zie vervolg 5' blad. onderaan 1' kolom.)
De Koornbloem
Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars.
Handregister Aalst Nr 145.
Postcheckr. Si Mi Redt U 2Selven
Nr 1425.93.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden/