De kinderbijslagen voor de niet-loontrekkenden. Onze Melkkoeien zijn te vlug versleten» Weekblad Voor en door de Landbouwers Arbeid adelt Verschijnt iedere Zaterdag 32ste JAARGANG Nr 1581 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Orgaan van de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN O, CAUDRON» Merkelijke verhoging der vergoedingen doch ook van de bijdragen Het koninklijk besluit van 4 Juli 1953 (Stsbl. 9 Juli) heeft grondige wijzigingen gebracht aan de vroegere regeling der bijslagen (vergoedingen) en bijdragen voor de zelfstandigen, waaronder ook onze landbouwers. Deze nieuwe voorschriften zijn van kracht geworden van 1 Juli 1953 af. Hierna volgt een beknopte uiteenzetting van deze voorschriften. I) De bijslagen of vergoedingen. Het besluit heeft de bijslag verhoogd met 50 voor de eerste twee kinderen en met 100 voor ieder van de volgen de kinderen. Ziehier een vergelijkende tabel van de bedragen van de kinderbij slag vóór en na 1 Juli 1953. Maandelijkse bijslag Zesmaandelijkse bijslag Voor het eerste kind voor het tweede kind voor het derde kind voor het vierde kind voor het vijfde kind voor ieder der volgende kinderen Deze nieuwe schaal van vergoedin gen betekent een flinke stap in de rich ting van de betrachte gelijkstelling met de kinderbijslagen verleend aan de loon- Loontrekkenden vóór na vóór na l Juli 1953 1 Juli 1953 fr. 100 150 600 900 100 150 600 900 135 270 810 1620 190 380 1140 2280 255 510 1530 3060 255 510 1530 3060 trekkenden, zoals blijkt uit volgende vergelijkende tabel betreffende het be drag der globale kinderbijslagen per ge zin (maandelijkse bijdrage). Zelfstandigen Bedrag (1) vóór 1-7-1953 na 1-7-1953 1 kind fr. 315 100 31,74 °/o 150 47,61 2 kinderen 630 200 31,74 300 47,61 o 3 kinderen 1060 335 31,60 °lo 570 53.77 °/o 4 kinderen 1585 525 33.12 °/o 950 59,93 °/o 5 kinderen 2280 780 34,21 °/o 1460 64,03 6 kinderen 2975 1035 34,78 °/o 1970 66,21 °/o AALST 19 SEPTEMBER 1953. Beheer t Zeebergkaai, 5, Aalst Tel. 242.67 De uitgave gevergd door deze verho ging wordt geraamd op 454 millioen fr. per jaar. Daar de jaarlijkse uitgaven aan gewone kinderbijslagen tot heden 677 millioen bedroegen, zal de jaarlijkse uit gave aan gewone kinderbijslagen ten voordele van de niet-loontrekkenden voortaan 1 milliard 131 millioen frank bereiken. Deze werden door het nieuw besluit niet gewijzigd en bedragen zoals voor heen 1800 fr. voor een eerste geboorte 900 fr. voor elk der volgende geboor ten; 3600 fr. voor een eerste nageboren kind (kind geboren na het overlijden van de vader); 1800 fr. voor een nageboren kind na het eerste. Aan de zelfstandigen worden dezelfde geboortebijslagen toegekend als aan de loontrekkenden. Deze worden toegekend aan de kinde ren waarvan ofwel de vader en de moeder overleden zijn, (wezen van beide ouders) de vader overleden is en de moeder niet hertrouwd is en geen enkel winstge vend beroep uitoefent. (De wezen van een landbouwer wiens weduwe het land bouwbedrijf voortzet kunnen aldus deze wezenbijslag niet bekomen.) Het koninklijk besluit voormeld heeft de wezenbijslagen niet gewijzigd. Hun maandelijks bedrag blijft bepaald op 315 fr. voor het eerste kind; 315 fr. voor het tweede kind 430 fr. voor het derde kind 525 fr. voor het vierde kind 695 fr. voor het vijfde kind. Het komt overeen met de gewone kinderbijslagen aan de loontrekkenden. De wezenbijslagen voor de loontrek kenden zijn hoger en verschillen naar gelang één ofwel beide ouders overleden zijn. Daar de toelage van de staat ten voor dele van de gezinsbijslagen voor zelfstan digen ongewijzigd is gebleven nl. 105 millioen frank per jaar, dienen de ver hoogde gezinsbijslagen uitsluitend gedekt door verhoogde bijdragen. Dit nu is de keerzijde der medalie. (Zie vervolg onderaan hietneven) Wanneer men een veehouder vraagt of hij tevreden is over zijn melkkoeien dan krijgt men over 't algemeen ant woorden, die de indruk wekken dat hij over de ganse lijn prima beesten staan heeft. Want ze geven zus en zoveel melk per dag, en met zulk een vetgehalte, enz. Kortom mijn kind schoon kind. Wanneer men echtereen boerderij van dichtbij volgt stelt men vast, dat na enkele jaren van al die dieren waarde boer toch zo over tevreden was, reeds enkele ver dwenen zijn. Als reden hiervoor hoort men wel eens dat er ongelukken mee gemoeid waren. Dat de ene niet vol werd, dat een andere de plaag heeft gehad, dat een derde plots geen melk genoeg meer gaf, in een woord de boer zal u vertellen dat hij geen chance heeft gehad. In hoever hier geluk mee gemoeid is laten wij nu buiten beschou wing, maar als een boer een koe afzet, dan is dat ongetwijfeld omdat hij er niet over tevreden is. Het gevolg van dat alles is dan dat steeds maar nieuwe en jonge dieren worden ingeschakeld. Deze zijn echter steeds een groot vraagteken. Men koopt ze aan in de zalige hoop dat ze goed zullen worden, maar twijfelachtig blijven ze steeds. En als dan na een paar jaar blijkt dat zij ook niet voldoen, dient men weer te beginnen van voor af aan. Wij stellen dus in de meeste gevallen vast dat de gemiddelde ouderdom van onze koeien te laag is. Wij willen daar niet mee zeggen dat een oude koe beter is dan een jonge, wij willen alleen aan tonen dat door de band heel wat dieren worden opgeruimd vóór hun tijd. En dat is verkeerd. Dat betekent een groot ver lies voor de boerderij. Een verlies waar- Tan vele boeren zich te weinig reken schap geven. Dit vroegtijdig opruimen stelt men nogal eens vast bij dieren met een hoge produktie. Wanneer zo'n hoog produk- tieve koe wordt opgeruimd dan legt de boer zich daarbij neer met de verzuch ting dat bet beest toch altijd veel melk heeft gegeven en dat er, nu ja, toch aan alles een einde komt. Veel te weinig wordt in dergelijke gevallea gezocht naar de oorzaak van dat vroegtijdig opruimen. Er moet toch een reden zijn waarom een koe op 8 jaar bv. reeds ver sleten is. De wettelijke bijdrage ten laste van de hoofdaangeslotene worden met in gang van 1 Juli 1953 verhoogd met 50 tot 53 Voor de vier eerste reeksen van bijdrageplichtigen dienen bovendien de aanvullende stortingen van 4,5 voor het Voorzorgsfonds hervat. Zit vervolg 2e bladzijde 3e kolom Wanneer men zich een oordeel wenst te vormen over de produktiviteit van een bepaalde koe dan dient men niet alleen rekening te houden met een goede jaarlijkse melkgifte aan een behoorlijk vetgehalte, maar dan dient men ook in aanmerking te nemen hoeveel jaren ze meegaat. Met een koe is het als met een wagen <jf een ander tuig. Het is niet voldoende dat het "goed marcheert, het mag daarenboven niet te vlug versleten zijn. Hoe langer het meegaat hoe goed koper het uitvalt. Dat is toch juist het zelfde bij onze huisdieren. Hoe langer ze meegaan hoe langer wij er profijt uit trekken en hoe voordeliger zij vallen. Daar zo juist zegden wij dat het door de band de meest produktieve dieren zijn die vroegtijdig moeten opgeruimd wor den. Dat vindt zijn oorzaak wel in het feit dat aan koeien met hoge melkgifte grote eisen worden gesteld. Het ligt voor de hand dat een auto, die dagelijks zwaar werk moet leveren vroeger zal versleten zijn, dan een die licht werk te doen heeft. En die sleet zal des te groter worden naar gelang hij slechter onderhouden wordt. Hoogproduktieve dieren dienen dan ook speciaal goed onderhouden te worden. Het valt niet te betwijfelen dat de voeding hierin een grote rol speelt. Wanneer de voeding in overeenstem ming is met de behoeften van een koe, dus in verhouding tot haar opbrengst dan kan men normaal verwachten dat ze enkele jaren langer zal meegaan dat tot nu toe dikwijls het geval is geweest. Voldoende aandacht besteden aan de voeding, vooral aan een oordeelkundige voeding, betekent voor de veehouder een langer genot van goede en winstge vende dieren en dus een aanmerkelijke winst op het bedrijf. Daarenboven is een langere leeftijd ook van belang in verband met de ras verbetering. Het is bekend dat men over de waarde van een koe als stammoeder slechts kan oordelen als er reeds ver schillende afstammelingen met hun pro ductie bekend zijn. Hoe ouder een koe, hoe groter de lijst van deze afstamme lingen die kunnen beoordeeld worden en hoe zekerder men kan zijn nopens de kweekwaarde van een bepaald moeder- dier. Van hoe groot belang dit is moge blijken als men jonge dieren aankweekt. Hoger hebben wij er op gewezen dat een jong dier doorgaans een groot vraag teken is. Meestal is dat ook zo. Maar wanneer men kweekt uit een moeder- dier, dat reeds vele goede afstammelin gen telt, dan kan men reeds met vrij grote zekerheid voorspellen dat uit de nieuweling iets zal groeien. Over 't al gemeen verlochenen ze hun goede aard niet. En dat is een niet te onderschatten voordeel. Koornbloem Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars. Handregister Aalst Nr 145. Postcheckr. S> M. Redt U Zeiven Nr 1425.M. STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is verboden' A) Gewone bijslagen. Bedrag Verhouding Bedrag Verhouding Gezinnen met tot (I) tot (I) De B) De geboortebijslagen. C) De wezenbijslagen.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1953 | | pagina 1