De invoer van Landbouwproducten. De Mestkiekenfokkerij. Weekblad Voor en door de Landbouwers Arbeid adelt AALST 26 SEPTEMBER 1953. Verschijnt Iedere Zaterdag 32ste JAARGANG Nr 1582 Beheer t Zeebergkaai, 5, Aalst Tel. 242.67 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Orgaan van de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN O. CAUDRON. Aan de hand van de interessante ge gevens voorkomende in de studie a En kele structurele en economische beginse len van de Belgische landbouw uitge geven door het Bestuur der Economische diensten van het Minsterie van Land bouw, hebben wij in onze nummers van 22 Oogst, 29 Oogst, 5 September en 12 September 1.1. een beeld opgehangen van de structuur van onze uitvoer van land bouwproducten, hierbij, waar het pas gaf, enkele eigen beschouwingen tot uiting brengende. In voormelde studie wordt insgelijks een kapittel gewijd aan de invoer van de bijzonderste landbouwproducten. Om een volledig inzicht te verstrekken be treffende de samenstelling van de bui tenlandse handel in landbouwproducten, past het ook het probleem van de invoer in grote lijnen te behandelen. Zoals de studie terecht vermeldt, be staat onze invoer meestal uit producten, die ons land zelf moeilijk kan voortbren gen, hetzij omdat onze bodem of ons klimaat niet passen, hetzij omdat wij niet over een voldoende oppervlakte aan landbouwgronden beschikken. Wel is waar werden voor sommige teelten de optima teeltvoorwaarden door onze landbouwers tot heden nog niet verwe zenlijkt, doch men mag verwachten dat ons land, tenzij de landbouwwetenschap volledig de bestaande toestanden zou wijzigen, vermoedelijk nooit in staat zal zijn, zijn eigen behoeften volledig te dek ken o. m. in graangewassen. I. Tarwe. Onze jaarlijkse behoeften aan brood granen bedragen ongeveer 1 millioen ton. Dit verbruikspeil heeft echter een maximum bereikt en vertoont een nei ging tot dalen. Onze eigen tarwepro- ductie bedraagt zowat 400.000 ton, doch de hoeveelheid inlandse tarwe, die aan de maalderijen wordt geleverd, hangt in eerste plaats af van de prijzen der voedergranen. Zijn deze hoog in verhouding tot de prijs der tarwe voor het menselijk verbruik, verkiezen de landbouwers een gedeelte van hun tar- weproductie aan het vee te vervoederen, veeleer dan hun volledige opbrengst aan de maalderij af te staan en dure voeder- granen te kopen. Het tekort van 550.000 ton voor het binnenlands verbruik wordt aangevuld door invoer welke grotelijks verzekerd is in het kader van het internationaal Tar- weaccoord dat door België werd onder tekend, voor een nieuwe termijn van drie jaren, ingegaan op 1 Augustus 1.1. Onder voorbehoud van mogelijke aanpassingen, zal dit accoord aan de B. L. E. U. en Congo een globale hoe veelheid verzekeren van 615 000 ton tarwe per jaar tegen een prijs die be grensd is door een maximum en een minimum. De voornaamste landen die ons tarwe leveren zijn de Verenigde Staten en Canada. Naargelang de hoeveelheden die door de Belgische voortbrengers aan de maalderij geleverd worden, heeft ors land de mogelijkheid nog een zekere hoeveelheid tarwe te kopen op de vrije buitenlandse tarwemarkt nl. in landen die niet deelnemen aan voormelde in ternationale tarweaccoord. De bijzon derste dezer landen zijnArgentinië, Sow jet-Rusland, Turkije, enz. België voert geen tarwemeel in. II. Veevoeders. De invoer van veevoeders (graange wassen, eiwitrijke voeders, zemelen en ruwe voeders) vermindert gestadig. Deze vermindering was in de eerste jaren na de oorlog te wijten aan het feit dat onze veettapel nog moest hersteld worden. Op het huidig ogenblik wordt zij ver oorzaakt door de grotere opbrengst van inlandse voeders en tegelijkertijd door de uitbreiding en de verbetering van de weiden en het grasland. Over het algemeen verbruikt het vee thaos minder voederkoeken dan vóór de oorlog, terwijl nochtans de opbrengst aan vlees en melk is toegenomen. Dit bewijst dat de veevoeders op een meer doelmatige wijze dan vroeger werden toegediend. De totale invoer aan vee voeders bedroeg zowat 2 millioen ton in 1936-38. Op dit ogenblik bedraagt zij nog slechts de helft. Alhoewel deze ontwikkeling nog niet ten einde is, is het waarschijnlijk dat wij steeds in zekere mate zullen afhangen van het buitenland voor onze bevoor rading in veevoeders, tenzij de land bouwwetenschap een indrukwekkende vooruitgang zou maken. III. Zaden en Pootgoed. België voert hoofdzakelijk kleine zaden in. Wat de zaaigranen betreft, zijn onze voortbrengers er in geslaagd door selec tie en rationele vermeerdering van het geselecteerd zaaigoed variëteiten van zaaitarwe, zaairogge en zaaihaver te te telen die volledig aan de Belgische bodem zijn aangepast. Ook behoren opbrengsten die men behaalt in België tot de hoogste ter wereld. De Belgische landbouw voert suiker bietzaad in, vooral uit Duitsland en uit Nederland. Deze invoer bedraagt ge middeld van 1.200 tot 1.5C0 ton per jaar. Klaverzaden en groentezaden worden ook enkel in geringe mate in het land zelf voortgebracht. Dit is ook het geval voor de plantaardappelen die ons vooral worden geleverd door Nederland, ook in zekere mate door Denemarken en Duitsland (80.000 tot 90.000 ton per jaar). De klaverzaden worden o.m. ge leverd door Frankrijk, Nederland en Duitsland. De groentezaden door Neder land, Frankrijk en enkele andere landen. (Zie vervolg 2e bladz. 2e kolom) Dit in België al van ouds bekend be drijf is in de loop der tijden veel veran derd. 't Is al lang geleden dat de kiekens gevet werden tot zware Brusselse poul- arden, met boekweitmeel en karnemelk. Er zat destijds ook heel wat ceremonie aan vast dit mocht niet en dat kon niet en wat anders moest zo, zoniet liep de zaak scheef. In de grond was dat echter niets an ders dan drukdoenerij. Want lang niet alle kiekens werden poularden. Alleen zij die een week of wat goed bleven eten werden goed, prima zelfs. In hoofdzaak werden voor dat doel veel Mechelsen gebruikt, maar ook andere werden daar voor aangewend. Onder deze laatste kwamen er ook wel voor die extra fijn van smaak waren. Wij zijn echter ver geten welke soort dat waren. Maar ver moedelijk zal dat wel een of ander land- ras zijn geweest. Die oude methode voor het vetten van kiekens is in onbruik geraakt, hoe wel nu en dan nog wel een kweker op duikt die mordicus boekweitmeel wil, wat er op wijst dat van die oude metho de toch wel sporen zijn overgebleven. Trouwens deze manier van doen was te omslachtig en te duur, zodat kiekens, die op zulke wiize zouden gevet worden, tegenwoordig niet meer zouden te beta len zijn. Het vetkieken is nu al jaren lang een massaproduct geworden. De kwekers en mesters zijn dan ook heel andere metho des gaan toepassen. Vóór de tweede wereldoorlog werden vele mestkuikens opgefokt precies op dezelfde manier als de andere kuikens in de gewone opfok- hokken of in gewone kippenhokken en ze werden grootgebracht met gewoon opfokvoeder en kuikengraan. In Holland was dat algemeen. Mesten deed de kwe ker zelf doorgaans niet, maar hij leverde op 12 tot 14 weken een sterk vlezig kuiken af. De Noord-Hollandse blauwe had dan een gewicht van 1,2 kg tot 1,8 kg, hanen en hennen door elkaar. De hanen haalden vaak een gewicht van boven de 2 kg, terwijl de hennen door gaans een 200 tot 300 gr lichter waren. De handel kocht deze ongemeste kui kens graag, want als ze die in de mest- hokken zetten dan aten ze best en na 8 dagen waren ze sterk in kwaliteit voor uitgegaan, ze waren blanker geworden en hadden wat vet aangezet. De kweker heeft geen belang bij een vet kuiken, dat in verhouding minder weegt en daarbij meer kost aan voeder. Het is bovendien slap en geraakt gemakkelijk van de po ten. Verder lijden gemeste kuikens sterk door het vervoer. Het gewichtverlies bij gemeste kuikens is veel groter dan bij niet gemeste. Een kweker moet niet mesten, dat moet de handelaar doen. Een handelaar kan trouwens beter beoordelen wanneer ze geslacht moeten werden, dat is immers zijn vak. Mesten op Batterijen. Behalve gewone hokken worden voor het mesten ook wel batterijen gebruikt. In doorsnee worden de kuikens daarin niet zo zwaar, maar over 't algemeen had men in batterijen minder last van coccidiose. Deze ziekte was tot voor enkele jaren de grote schrik van de kui kenkwekers. Geneesmiddelen had men toen nog niet, zodat het om de andere dag verversen van het strooisel en het slapen op een gaasbodem de enige mid delen waren om de ziekte in toom te houden. Thans zijn er er gelukkig wel genees middelen, maar als bloederige ontlasting vastgesteld wordt voelt de kweker zich toch altijd minder op zijn gemak en dat is dan ook wel de reden waarom velen de batterij verkiezen. Nu is de batterij de laatste jaren veel verbeterd. Zo bv. wat de verwarming aangaater zijn nu batterijen met een zeer lage warmtebron en dat zijn onge twijfeld de beste. Daar kan men gerust verluchten zonder gevaar van kouvatten. Daardoor groeien de kuikens beter en worden zij ook zwaarder. Verder heeft men ook de koude batterijen er naast gekregen, waar de kuikens in komen als ze geen verwarming meer nodig hebben en waar ze in blijven tot ze slacht vrij zijn, wat zeker een zeer grote verbete ring is. Weliswaar eist het aanschaffen van twee soorten batterijen, de verwarming voor de eerste drie weken en de koude voor de verdere opfokperiode een be langrijk groter uitvave, de gebouwen waar de batterijen moeten gep'aatst worden komen er dan ook nog bij, maar er zitten ook grote voordelen aan vast. Zo is de koude batterij veel beter inge richt voor de oudere kuikens dan de ver warmde. Velen brachten de kuikens ook wel uit de verwarmde batterij in gewone hokken, wat ook zijn bezwaren had. De overgang van een batterij naar een nor maal hok is heel groot en dat geeft dik wijls grote moeilijkheden, vooral des avonds. Want voor alles moet gezorgd worden dat de kuikens niet op een hoop in een hoek gaan zitten. In de koude bftterij heeft men daar geen last van en gevaar voor verbroeden of doodzitten is daar niet. Welke methode en welke hulpmidde len ook worden gebruikt, op de eerste plaats moet gezorgd worden dat de kuikecs niet meer verwarming krijgen dan nodig is. Want door te sterke ver warming worden ze te teer en ook niet zwaar genoeg. Hierop hebben wij reeds vroeger herhaaldelijk gewezen. Een kui ken dat niet te sterk, dus goed verwarmd wordt, gaat onmiddellijk vlees aanzetten. Zit vervolg 2e bladzijde 3e kolom. De Koornbloem Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars. Postcheckr. S> M. Redt U Zeiven STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn Het overnemen van artikelen zonder Handregister Aalst Nr 145. Nr 1435.99. verantwoordelijk voor hun bijdragen aanduiding der bron is verboden.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1953 | | pagina 1