De Veredeling van
Planten en Dieren.
Weekblad
Het verbruik van voedingsvetten
in België in 1955.
Voor en door de Landbouwers
Arbeid adelt
AALST 27 OKTOBER 1956. Verschijnt iedere zaterdag
35ste JAARGANG Nr 1741
Beheer Zeebergkaai 5, Aalst
Tel. 242.67
Voor de Ontwikkeling en de
Standsverdediging van de Landbouwers
Orgaan van de
Landbouwersvereniging
REDT U ZELVEN
Nr 14.25.93.
O. CAUDRON.
Het Landbouwtijdschrift van au
gustus 1956 publiceert een interes
sante studie van de Heer Vincent,
adviseur bij het Ministerie van
Landbouw betreffende het belang
van het Belgisch verbruik van voe
dingsvetten in 1955.
De auteur tracht vooreerst de
belangrijkheid te bepalen der pro
ductie van inlandse boter. De cij
fers desbetreffende zijn enkel be
naderend, daar de juiste voort-
brengst van hoeveboter niet nauw
keurig kan worden berekend.
Hij raamt de totale boterproduc-
tie in 1955 op 90.761 ton, waarvan
44.879 ton melkerijboter en 45.882
ton hoeveboter. Een geleidelijke
toename van de productie van
melkerijboter wordt vastgesteld ten
nadele van de hoeveboter.
Sinds drie jaren is de voort-
brengst van melkerijboter toegeno
men met 3.794 ton, terwijl deze van
de hoeveboter daalde met 531 ton.
Wat betreft het verbruik werden
volgende vaststellingen gedaan
jaren
boter
margarine
reuzel
andere voe
dingsvetten
totaal
Ton
Ton
°l
Ton
Ton
Ton
1936-38
72.442
100
55.802
100
10.700
100
7.665
100
146.599
100
(gemidd.)
1953
100.877
139
73.312
131
8.200
77
8.500
111
190.889
130
1954
98.670
136
82.454
148
7.700
72
8.700
113
197.524
135
1955
98.585
136
86.163
154
7.800
73
10.000
131
202.548
138
Vergeleken met de vóóroorlogse
periode bereikt de index van het
boterverbruik dus 136 en deze van
de margarine 154, terwijl het ver
bruik van reuzel nog enkel 73 °/0
bedraagt van het vóóroorlogs peil.
Wanneer men deze cijfers verge
lijkt met het bevolkingscijfer, komt
men tot de bevinding dat het to
tale verbruik van voedingsvetten
per hoofd der bevolking opnieuw
is toegenomen in 1955, doch in
zwakkere verhouding dan in 1954.
De verhoging bedraagt inder
daad in 1955 0,459 kg per persoon
en in 1954 0,651 kg. Het individueel
verbruik van margarine is het
sterkst gestegen met 0,374 kg.
Evenwel blijft boter het meest
Gemiddelde prijzen der voedingsvetten.
Jaren
1936 38
gemiddeld
1953
1954
1955
21,65
85,20
82,86
33,47
100
393
382
385
21,47
83,50
80,56
81,20
100
389
375
378
9,36
24,42
24,68
24,00
100
261
264
256
10,72
23,89
26,43
25,85
100
223
247
241
5,90
15,90
15,10
14,89
100
269
256
252
Indien men voor de boter de in
voer voegt bij de inlandse produc
tie en rekening houdt met de be
staande stocks bij het begin en het
einde van het jaar, kan men het
verbruikberekenenin 1955 op 98.585
ton, tegenover 98.670 ton in 1954 en
100 887 in 1953.
In een tijdspanne van twee jaren
is dus het boterverbruik gedaald
met iets meer dan 2
Volgens de statistieken opge
maakt door het Ministerie van Eco- 1
nomische Zaken heeft het marga-
rineverbruik in 1955 86.163 ton be
reikt, tegenover 82.454 ton in 1954
en 73.312 ton in 1953, wat alleszins
een aanzienlijke aanwinst uitmaakt.
Ter bepaling van de totale hoe
veelheid verbruikte voedingsvet
ten dient ook rekening gehouden
met de reuzel (varkensvet) en het
rundsvet.
De hierna volgende tabel geeft
een overzicht van het verbruik van
voedingsvetten in 1936-1938 en ge
durende de drie jongste jaren
verbruikt voedingsvetmet 11,124 kg
per hoofd der bevolking en per
jaar, tegenover 11,188 kg in 1954.
In tweede plaats volgt margarine
met een verbruik per inwoner van
9,723 kg in 1955 tegenover 9,349 kg
in 1954. Vergeleken met vóór de
oorlog, is het margarineverbruik
toegenomen met 49 °/0. Anderzijds
is het totaal verbruik van voedings
vetten per hoofd der bevolking ge
stegen met 30 °/0.
De heer Vincent onderzoekt ver
volgens welke invloed de ontwik
keling der prijzen heeft uitgeoefend
op het verbruik der onderscheiden
voedingsvetten.
Hij vergelijkt voor 1936 1938 en
voor de drie laatste jaren de prij
zen in onderstaande tabel
I.
(Zie vervolg 2e bldz. 3' kolom)
INLEIDING.
Dat alle takken van menselijke
bedrijvigheid met reuzensprongen
vooruitgaan hoeven wij zeker wel
niet te vertellen. Daarvoor moeten
wij alleen maar onze ogen de kost
geven.
Wanneer wij ons echter bepalen
tot de ontwikkeling, die de land
bouw en de veeteelt de laatste ja
ren hebben doorgemaak, bv. van
af de jaren 1900, dan komt men
werkelijk onder de indruk van wat
sindsdien werd tot stand gebracht.
Die ontwikkeling heeft zich na
tuurlijk geleidelijk voltrokken en is
misschien daardoor minder opval
lend. Maar stelt men de opbreng
sten van onze akkerbouwgewassen
en ons vee uit de tijd van vóór 1914
neven deze van vandaag, dan zal
men toch moeten toegeven dat op
amper 40 tot 50 jaar heel wat ver
anderd is. En dan vraagt men zich
wel eens af wat onze voorouders al
die tijd, die er aan voorafging heb
ben uitgevoerd.
Wellicht zou onze landbouw en
veeteelt zulke vooruitgang niet
hebben gekend hadden de weten
schapsmensen zich daar op zekere
dag niet mee gemoeid. Het is dank
aan hen dat ook de landbouwer en
de veehouder opgenomen is ge
worden in de duizelingwekkende
vooruitgang, die een kenmerk is
van onze tijd. Als men daaraan
denkt dan moet men wel eens glim
lachen om de zelfzekere manier,
waarop sommige landbouwers hun
minachting te kennen geven over
al de boekenwijsheiden wij
vragen ons af waar wij zouden zit
ten zonder die boekenwijsheid
De opbrengsten van onze graan
gewassen zijn bijna verdubbeld
de melkgifte van onze koeien gaat
nog immer in opgaande lijn bij
tal van gewassen is men er in ge
lukt ongewenste eigenschappen te
doen verdwijnen, om ze plaats te
doen maken voor betere. Onver-
Êoosd is men op zoek naar meer en
eter. Het is b.v. maar pas enkele
jaren dat men er in geslaagd is
knolvoetvrije rapen te kweken.
Ook op het gebied van de vere
deling van de grassen is de laatste
tijd heel wat bereikt. Men zoekt
naar aardappelrassen, die zouden
bestand zijn tegen de plaag, terwijl
ieder jaar nieuwe graanrassen op
de markt komen, die bewijzen dat
ook daar nog immer gezocht
wordt. Ook bij ons vee zien wij een
dergelijk streven. De dieren wor
den gecontroleerd op hun produc
tie en allerlei inspanningen wor
den gedaan om het gemiddelde
steeds maar op te drijven. Het lijkt
wel een echte wedloop.
Men kan voor deze voortduren
de ontwikkeling tal van invloeden
aanwijzen, die een belangrijke rol
hebben gespeeld. Wij kunnen hen
echter gemakkelijk herleiden tot
twee grote groepen
1) De omgevingsinvloeden.
Hieronder dient men te verstaan al
le invloeden die op plant en dier
vanaf het ontstaan, dus vanaf de
bevruchtiging, inwerken.
Bij de plant hebben wij een bete
re conditie van de landbouwgron
den, moderne en meer doelmatige
methodes van bewerken, er is een
enorm verbeterde bemesting, men
maakt gebruik van vernuftige be-
waterings- en ontwateringssyste
men, enz.
Bij het dier hebben wij een veel
gezondere huisvesting, de dierge
neeskunde brengt een oplossing
waar vroeger geen enkel middel
hielp.
En vooral de nieuwere inzichten
inzake voeding zijn zeker factoren,
die op het productievermogen van
het vee zeer gunstige weerslag heb
ben gehad.
Met behulp van de moderne we
tenschap zal men er ongetwijfeld
nog in lukken de levensomstandig
heden voor planten en dieren nog
beter, te maken dan ze nu reeds
zijn. En op die wijze is er nog een
zekere kans dat nog interessante
uitslagen zullen bereikt worden.
Maar hier zijn grenzen. Hoe ideaal
de levensomstandigheden ook mo
gen zijn (voeding, huisvesting, ver
zorging, hygiëne, enz.) toch zullen
wij nooit meer uit een dier of een
plant kunnen halen dan wat er in
zit. Bij kinderen bv. kan men dat
duidelijk zien. Het ene zal kunnen
tekenen of kunnen zingen zonder
de minste moeite het andere zal,
zelf na lang school te hebben ge
lopen, immer blijven sukkelen, 't
Zit er niet in, zeggen de mensen.
Inderdaad, 'tzit er niet in. En wat
er niet inzit kan men er ook niet
uithalen. Witte tarwe zal nooit
bruine geven, wat ook de uiterlijke
levensomstandigheden mogen we
zen. En iemand die Krugers in de
grond stopt zal er nooit Eerstelin
gen uithalen. Hij mag dan doen
wat hij wil. Er bestaat dus ergens
een grens, die door de aard van de
plant of het dier zelf wordt gesteld
en die grens wordt gevormd door
2) De erfelijke faktoren. Wat
wij ook doen, welke maatregelen
Zie vervolg 2' bladz. 1' kolom).
nii1" Ui—"i WllHmwMPI »jwuriwiP' winning mysxwr-vmav.mm-mauvBSm -pm i'<—m—w,11 WJiiaaBaWMEWBWWWMilil
De Koornbloem
Abonnementsprijs 72 fr. 's jaars
Men kan zich abonneren op de
postkantoren en bij de briefdragers.
Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven
Handelsregister Aalst Nr 145.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden,
O
O
°/o
°/o
°l O
Melkerijboter
prijzen
in botermijn
Hoeveboter
marktprijzen
Margarine
Reuzel
Rundsvet
Prijs fr
Index
Prijs fr
Index
Prijs fr
Index
Prijs fr Index Prijs fr
Index