LANDBOUW BERICHTEN
DE KOORNBLOEM 5 jan. 1957
(Vervolg van 1
Of van waar zouden die afweerstof-
fen moeten komen in de moeder
melk
Men geeft toch niet, wat men
zelf niet heeft
Het gaat niet op te beweren die
koe staat droog, dus krijgt ze maar
een rantsoen van zus en zo. Het
rantsoen van een drachtig dier mo
gen wij gerust gelijk stellen °an dat
vaneen dier met een melkgifte van
10 liter. En dan vooral aandacht be
steden aan de vitamine A rijke voe
ders, bijzonder op het einde van de
staltijd.
Om levenkrachtige kalvers voort
te brengen heefteen koe de laatste
maanden van de dracht van 80 tot
100 mgr carotine per dag nodig, tn
wanneer men er prijs op stelt dat
de melk van die koe voldoend ca
rotine inhoudt voor de voeding van
het kalf, dan dient men wel het
driedubbele te geven. Dat op vele
bedrijven niet veel in huis komt
van een behoorlijk carotme-
voorziening, blijkt onmiddellijk uit
de opsomming van carotinehou-
dende voeders goed hooi (liefst
qoed geruiterd hooi), goed kuilvoe-
der (koude methode), rode worte
len, kunstmatig gedroogd gr°en-
voeder (luzerne- engrasmeel). Wel
ke koeien krijgen zoiets voldoende
op het einde van de winter
Is het dan te verwonderen dat de
najaarskalveren doorgaans veel
beter zijn dan de voorjaarkalveren?
Deze in 't najaar geboren hebben
immers volop kunnen genieten van
de weidegang van het moederdier,
terwijl de sukkelaars, die in t voor
jaar worden geboren het hebben
moeten stellen met de schamele
kost van de laatste stalmaanden.
Wij kunnen dr. Grashuis best ge
loven als hij schrijft: De veel voor
komende deficiënties (tekorten
in de voeding) bij ons vee in de
laatste stalmaanden moeten be
schouwd worden als de voor
naamste oorzaak van het ver
minderd weerstandsvermogen
van onze kalveren.
Een onderzoek in Zweden wees
in dezelfde richting. Men onder
zocht daar de levers van 25 aan co
libacillose gestorven kalvers en
men stelde daarbij een duidelijk
gebrek aan carotine en vitamine A
vast. Bij een vergelijkend onder
zoek van de levers van kalvers, af
komstig van een bedrijf waar coli-
bacillose niet voorkwam, vondt men
dit qebrek niet. De Zweedse onder
zoekers stelden vast dat een vita
minetekort als gevolg van voe-
dingsfouten in het bedrijf als de
hoofdoorzaak moet worden be.
schouwd voor het optreden van
colibacillose.
2) Verhoogde virulentie van de
bacteriën.
Hoger schreven wij dat colibacil-
len geen schade aanrichten bij de
gastheer waar ze verblijven, wel te
verstaan in normale omstandighe
den. Doch door een of andere oor
zaak kan de aanvalskracht van de
bacteriën gaan toenemen, bij zover
dat het evenwicht tussen gastheer
en bacteriën verbroken wordt
waai bij de bacteriën dan de boven-
hand krijgen, zodat de ziekte dan
toch uitbreekt, zelfs bij een nor
maal weerstandsvermogen bij de
kalvers. Om dit geval te illustreren
geven wij hier wat wij eens hebben
waargenomen bij varkens.
Twee zeugen hadden elk een
nest biggen, met zowat een goede
week verschil inouderdem van de
eerste zeug waren de biggen reeds
weggenomen, terwijl deze van de
andere er nog bij zaten, dus nog de
e bladzijde)
moedermelk kregen. Ons werd nu
meegedeeld dat de nest, die reeds
van de zeug af was, diarree had ge
kregen. Bij ons onderzoek op het
bedrijf stelden wij inderdaad een
ernstige graad van afgang vast,
zonder dat aanvankelijk ook maar
één aannemelijke verklaring kon
gevonden worden. De viggens wa
ren normaal gevoed (ze gebruikten
uitsluitend een extra kwaliteit van 1
viggenmeel) en toch hadden ze
diarree. Zoals het in zulke gevallen
wel eens gaat scheen de boer in
kweste zeker te zijn van de oorzaak
die lag volgens hem aan het big-
genmeel.
Dit was natuurlijk aanleiding het
geval wat nader te onderzoeken.
En ziehier wat ten slotte aan het
licht kwam: beide zeugen liepen re
gelmatig op de boomgaard, waar ze
de dagen vóór het uitbreken van de
afgang ruim kans hadden gehad
afgevallen fruit te eten. Zo iets
heeft natuurlijk zijn invloed op de
samenstelling van de zeugenmelk,
wat wel voldoende kan zijn om
diarree bij biggen te veroorzaken,
ten minste bij biggen die nog zui
gen. Maar dat was nu juist niet het
geval bij de viggens die wij te zien
kregen. Die waren immers reeds
een week van de zeug af.
De oplossing van het raadsel
kwam slechts nadat wij hoorden
dat de andere biggen, die in het
hok daarnaast zaten, het eerst diar
ree hadden gehad. En deze nest zat
nog wél bij de zeug Dus hier was
de oorzaak te zoeken. Het door de
afwijkende zeugenmelk verstoorde
organisme had van zijn weerstands
vermogen ingeboet, zodat de bac
teriën de overhand hadden gekre
gen. En wat het ergste was, daar
door hadden de bacteriën een ver
hoogde virulentie verworven, zo
dat ze ook gevaarlijk gingen wor
den voor gans gezonde biggen.
Langs allerlei wegen zullen ze dan
wel bij de andere nest geraakt zijn,
met het gekende gevolg.
Misschien zal men denken dat
deze verklaring nogal ver gezocht
is, maar men kan gerust aannemen
dat de bacteriën nog wel andere,
dikwijls nog meer ingewikkelde
wegen weten te vinden om het tot
een uitbreken van een ziekte te
brengen.
Zo komt het ook voor dat de af
wijkende melk gedurende de eer
ste bronst bij de zeugen diarree ver
oorzaakt bij de biggen. Doorgaans
zou die diarree van betrekkelijk on
schuldige aard zijn, ware het niet
dat intussen de bacteriën het ver
zwakte spijsverteringskanaal kun
nen overmeesteren.
Uit de paar voorbeelden, die wij
hierboven hebben gegeven blijkt
dat het virulenter worden van de
bacteriën dikwijls afhangt van een
momenteel ongunstige toestand
waarin de dieren kunnen verkeren.
Zulke toestand is bv. de gewone
afgang, die wij seffens zullen be
spreken. Wanneer dan de bacte
riën de kans krijgen van het ene
dier op het andere over te gaan
dan kunnen ze zeer smethevig en
dus uiterst gevaarlijk worden, zelfs
voor meer weerstandbiedende die-
ren.
B) Gewone diarree.
De gewone diarree vindt ge
woonlijk zijn oorsprong in spijsver
teringsstoornissen, die doorgaans
het gevolg zijn van een opname
van minder geschikte, schadelijke
of gevaarlijke voedermiddelen, die
in de darmen gaan rotten of gis
ten.
(Zie vervolg onderaan hierneven)
BINNENLAND
Telling van de winter-
bezaaiingen en van het vee.
Het Ministerieel Besluit van 12
november 1956 (Stsbl. 24-25 decem
ber) schrijft op datum van 1 januari
1957 een telling voor van de win-
terbezaaiingen en van het vee als
ook een opname van de totale be-
teelde oppervlakte kultuurgrond.
Onder totale oppervlakte kul
tuurgrond wordt verstaan alle
percelen grond die voor de teelt
bestemd zijn of die vóór 1 oktober
1957 zullen worden verbouwd, met
andere woorden bouwland, wei
den en grasland, tuinbouw in open
lucht of onder glas, boomkweke
rijen en wijmen.
Aan de telling zijn onderworpen
de natuurlijke of rechtspersonen
wier bedrijf zijn zetel heeft in Bel
gië en minstens één hectare totale
oppervlakte kultuurgrond bereikt
en die op 1 januari 1957
1° in België of in de bij de dou-
anewetten bepaalde grenszones,
uit welken hoofde ook, één of meer
gronden uitbaten of bezetten wel
ke gebruikt worden voor de in bij
lage I vermelde teelten
2° één of meer in bijlage II ver
melde dieren houden.
De in bijlage I vermelde teelten
zijn wintertarwe, spelt, masteluin,
rogge, wintergerst, winterkoolzaad
en winterraapzaad.
Bijlage II vermeldt de verschil
lende ouderdomsgroepen van
landbouwpaarden, rundvee, var
kens, schapen, geiten, pluimvee,
en de korven en kassen met bijen.
BUITENLAND.
DENEMARKEN.
Daling van de boteruitvoar.
Gedurende de acht eerste maan
den van het voorbije jaar is de uit
voer van Deense boter afgenomen
met 5 ten opzichte van dezelfde
periode van het jaar 1955. De uit
voer bedroeg 73.500 ton tijdens de
acht eerste maanden van 1956.
NOORWEGEN.
Record landbouwvoortbrengst
De landbouwvoortbrengst be
reikte in Noorwegen in 1956 record
cijfers. De graanoogst wordt ge
schat op 515.000 ton, hetwelk
Die rottings- of gistingsproducten,
zoals trouwens alle giftige bestand
delen, prikkelen op een bepaalde
wijze de darmen, waardoor deze
reageren door een versnelde wer
king, met het doel de ongewenste
stoffen zoveel en zo snel mogelijk
te verwijderen.
Rottingsdiarree ontstaat gewoon
lijk bij een slechte afbraak van de
eitwit (wat verschillende oorzaken
kan hebben). De gistingsdiarree
komt voort van onvoldoende afge
broken koolhydraden. In t alge
meen is de gewone vorm van diar
ree niet zo erg en is vrij vlug te ge
nezen wanneer men er de oorzaak
van weg neemt. Het groot gevaar
dat er echter aan vast zit is wel
dat de dieren gedurende die min
of meer lange periode, waarin af
gang optrad een zekere graad van
verzwakking gaan vertonen, waar
I door ze gevoeliger worden voor de
bacteriën, die de besmettelijke
diarree verwekken. Dan wordt het
geval natuurlijk erger.
Over welke middelen kunnen
onze veehouders nu beschikken
om aan het optreden van diarree
bij jonge dieren, in 't bijzonder bij
ionqe kalveren, het hoofd te bie
den
Dit onderwerp behandelen wij
een volgende keer.
153.000 ton meer is dan het vorig
jaar en 26.000 ton boven het re
cordjaar 1918.
De aardappeloogst wordt ge
schat op 1.400.000 ton, ongeveer
50 °/0 boven de opbrengst van 1955.
De melkproductie wordt geraamd
op 1.000 miljoen liter tegen 1.035
miljoen liter in het recordjaar 1923.
De kaasproductie wordt getak-
seerd op 32.000 ton, waarvan 10
wordt uitgevoerd.
GROOT-BRITTANNIË.
Uitbreiding van de veestapel.
De veestapel neemt verder uit
breiding in Groot Brittannië. In juni
1.1. telde men 10.900.C00 stuks rund
vee, tegenover 10.700.000 stuks in
1955. Het gemiddeld aantal 1936-
1940 was ongeveer 8.800.000 stuks
en het gemiddeld aantal in de ja
ren onmiddellijk na de jongste oor
log bedroeg 10 miljoen stuks.
FRANKRIJK.
Verhoogde aankoop van boter.
Frankrijk heeft zijn invoer van
botei moeten verhogen ingevolge
de daling van zijn melkproductie.
Deze afname in de melkvoort-
brengst is te wijten aan de late en
koude lente en de slechte staat der
weiden. Frankrijk heeft beslist 6.000
ton boter in te voeren in augustus,
september en October 1957.
Nederland en Finland hebben de
grootste hoeveelheid boter gele
verd aangekocht door Frankrijk.
Deze 6.000 ton boter zullen ge
stockeerd worden met het oog op
de stabilisatie van de markt.
VER. ST. van AMERIKA.
Proeven tot fabricage van
boter in poeder.
De V.S. gaan thans over tot ex
perimenten met het doel de uitvoer
van boter in poeder mogelijk te
maken. Deze proefnemingen die
plaats hebben met de steun der re
gering hebben tot doel de vreem
de markten uit te breiden voor de
afzet van de overschotten aan zui
velproducten van de V.S. Boter in
poeder is een mengsel van boter
en van mager poedermelk, vervaar
digd volgens een nieuwe formule.
Boter in poeder heeft een vetge
halte van 72 en kan lang be
waard worden onder een tropen-
temperatuur. Zij zal overzee ge
bruikt worden voor de mengsels
bestemd voor de pasteibakkerij,
het suikergoed en soortgelijke fa-
bricages.
Dit jaar zullen 181.003 kg. van dit
product worden uitgevoerd.
GUATEMALA:
De koffieoogst.
De koffieoogs: wordt voor 1957
geschat op 1.200.000 quintaal. Dit
jaar bedroeg zij 1.173.000 quintaal
ter waarde van 75,8 miljoen dollar
en in 1955 1.161.000 quintaal ter
waarde van 68,3 miljoen dollar.
COSTA RICA.
Gebruik van kunstmeststoffen.
Een Duits concern heeft naar
Costa Rica een vertegenwoordiger
gezonden om de landbouwers om
trent het gebruik van kunstmest
stoffen voor te lichten.
ARGENTINIË.
Meer vraag naar Argentijnse
landbouwprodukten.
Naar raming heeft de uitvoer
van Argentinië in de eerste zeven
maanden van dit jaar 507 miljoen
dollar bedragen, hetzij ongeveer
3 °/o minder dan in de overeenkom
stige periode van 1955.
In juli 1.1. heeft vergeleken met
dezelfde maand van vorig jaar
(Zie vervolg 3e bladzijde le kolom)