De gereglementeerde bestrijding van het aardappelaaltje. - 26 okt. 1957 3 In onze Iandbouwberichten wordt j melding gemaakt van het Konink lijk Besluit van 3 augustus waarin de bestijding van het aardappel aaltje wettelijk geregeld wordt. Als voornaamste van deze wet telijke bepalingen kan worden ver meld het verbod van meer dan één keer per jaar aardappelen te verbouwen op hetzelfde perceel grond. De Nederlanders, voor wie deze reglementering reeds ver schillende jaren bestaat, drukken het zeer kernachtig uitéén keer op drie Velen onzer lezers, en wellicht het grootste aantal, zullen bij het lezen van dit besluit wel gedacht hebben wat krijgen wij nu weer Wat halen ze zich in Brussel nu weer in 't hoofd, dat ze zich gaan bemoeien met de vruchtwisseling j op ons land Wat kan hen dat nu schelen of wij één keer cp de drie jaar aardappelen zetten op een perceel, of dat wij dat nu eens diie jaar achter elkaar zouden doen Wij zullen nu niet gaan beweren dat alle besluiten, die ons uit Brus sel over 't hoofd worden gezonden, getuigen van evenveel gezond ver stand. In dit geval nochtans moe ten wij ons volledig akkoord ver klaren met de voorgeschreven maatregelen. Eigenlijk moeten wij deze maatregelen toejuichen want ze zijn genomen in het volle belang van de boer zelf. Dat sommigen daar bezwaar te gen zullen hebben en weer eens beroep zullen doen op de vrijheid van iedere Belg, is alleen te wijten aan het feit dat ze niet zullen be grijpen waarover het gaat en daar om ook het nut er van niet zullen inzien. Wij achten het daarom wen selijk hier wat. meer licht op te la ten schijnen, met de hoop dat de landbouwers hun gezond verstand zullen gebruiken en niet de slimme willen gaan spelen, door op een of andere manier de voorgeschreven maatregel te willen omzeilen. Wij kennen onze boeren voldoende om daar een gegronde vrees voor te hebben. Ge hebt zo van die paar den die eerst de zweep moeten voelen willen ze gaan trekken. Zo herinneren wij ons meer dan één geval waar uitzonderlijke goe de betengrond door de boer totaal werd vermoord door er gedu rende jaren achtereen, zonder on derbreking, steeds maar weer be ten op te planten. En als wij bij der gelijke gevallen waarschuwden op het gevaar hiervan is ons meer dan eens, dikwijls niet zonder trots, ver teld dat er al zoveel jaren achter een beten op hadden gestaan en dat ze het steeds goed hadden ge daan. Wat er eigenlijk op neer kwam dat wij daar zo maar praat jes stonden te verkopen. Maar de kruik gaat zolang te wa ter tot ze berst. En het is niet het eerste grondstaal dat wij hebben moeten laten nemen van beten- land, dat het op de duur niet meer deed Betenmoe, noemen de boeren zulk land. Wij zeggen vermoord voor een onverstandig nalaten van een goede vruchtaf wisseling. Voor wij echter tot een nadere bespreking overgaan van de bo venvermelde maatregel willen wij even het voordeel in het licht stel len van een doelmatige vruchtaf wisseling. Doelmatige wisselbouw. Om de voordelen van een bere deneerde wisselbouw te begrijpen, moet men eerst een inzicht hebben in een paar zaken, die voor de boer van groot belang zijn In dit verband dienen wij een on derscheid te maken tussen de ver schillende gewassen al naarge lang de aard van hun wortelge stel en al naargelang hun verschil lende behoefte aan voedende ele menten. Daar is vooreerst het belang van de wisselbouw in verband met het verschillend wortelgestel bij de verscheidene plantensoorten. Som mige planten zenden hun wortels slechts oppervlakkig in de boven ste grondlaag. Dit is bv. het geval bij graangewassen. Andere daar entegen gaan veel dieper, zoals bv. beten en luzerne. Wisselbouw, die hiermede rekening houdt heeft veel meer kans op een doelmatig veibruik van de in de bodem aan wezige voedende elementen. De meststoffen bv. die door de ondiepe wortels moeilijker worden opgeno men, zullen gemakkelijker in het bereik zijn van diepgaander wor tels. Het verschil in behoefte aan de onderscheiden voedende elemen ten wordt eveneens door een ver standige wisselbouw in het voor deel van de gewassen benut. Het is bekend dat de ene plant meer potas gebruikt dan een andere. Zo is het bv. bekend dat aardappelen en beten zeer grote potaseters zijn, dwz j dat ze de beschikbare hoeveelheden potas, die in de grond aanwezig zijn, in ruime mate benutten. Men dient er dus reke ning mee te houden dat ze voor de plant die volgende jaar op dit per ceel zal komen, weinig potas zullen overlaten. En omgekeerd doet zich ook het geval voor dat de beschik bare voedende bestanddelen niet alle in gelijke mate door een be paald gewas worden benut en dat dus min of meer aanzienlijke hoe veelheden kunnen overblijven. Een volgend gewas kan daar dus zijn profijt van halen, op voorwaarde van het andere behoeften heeft. Wij zouden nog verder kunnen de voordelen van wisselbouw be spreken in verband met het nut van de verschillende grondbewer king, (bv. het verschil van diepte, waarop dient geploegd te worden), de onkruidbestrijding, enz. Het volstaat echter reeds om ons een gedacht te kunnen vormen van het grote nut van een doelmatige wis selbouw, ook zonder dat wij in aan merking nemen de grote waarde ervan voor de bestrijding van al lerlei plagen en ziekten. En hier komen wij op het gebied dat be oogd wordt door de vroeger aan gehaalde wettelijke voorschriften ter bestrijding van het aardappel aaltje. Wisselbouw en insecten en ziektebestrijding Het is een bekend feit dat ziek ten en insecten specifiek zijn, ttz. dat een bepaalde ziekte of een be paald insect doorgaans thuishoort op een welomschreven soort van gewas. Zo zal men coloradokevers practisch alleen vinden op aardap pelen of op gewassen die daaraan verwant zijn, zoals bv. tomaten. Zit een coloradokever bv. op beten, dan zal hij daar niet de minste schade doen, omdat beten voor hem geen gepast voedsel uitma ken. Hetzelfde zien wij voor de aardappelplaag (Phytophtora) die alleen op aardappelen en de ver wante tomaten te vinden is. De bas taardrups van de rapen bv. zal nooit schade doen aan klaver, zomin als de betenvlieg te vrezen is voor aardappelen. Spinazie nochtans wordt er wel door aangetast juist omdat spinazie en beten planten kundig gezien zeer dichte familie zijn. In de fruitteelt zien wij identieke verschijnselen. Bijna ieder fruit- soort heeft zijn eigen bladluis, die geen gevaar oplevert voor de andere fruitsoorten. Men ziet dus algemeen dat een bepaalde ziekte of insect zich bijna altijd be paalt tot één of slechts enkele waardplanten. Vinden ze deze waardplanten, die voor hen het geschikte voedsel uitmaken, niet dan zijn ze veroordeeld ten gronde te gaan. Zo zijn voldoende voor beelden bekend waar een bepaal de diersoort is uitgestorven als ge volg van het verdwijnen van een gewas dat haar voedsel uitmaakte Maar niet alleen boven de grond treffen wij vijanden aan van onze planten. Ook onder de grond woedt de strijdt om het bestaan. Ook daar leven tal van organis men, die in leven trachten te blij ven ten koste van onze gewassen. Zo krioelt de bodem van ontelbare kleine, microscopische wezentjes, bacteriën, schimmels, wormen, in secten, enz. die leven ten koste van onze arbeid. Noemen wij alleen de zo gekende en gevreesde knolvoet- ziekte bij de rapen, die veroorzaakt wordt door een in de grond leven de schimmel. Zoals bekend is men er nu in gelukt variëteiten van ra pen te kweken, die een ongeschik te voedingsbodem zijn voor de knolvoetzwam, met als gevolg dat ze er geen vat meer op heeft. Een van de gevaarlijkste en ge- niepigste vijanden van onze ge wassen zijn echter de aaltjes. Juist omdat ze met het blote oog prac- tich niet zichtbaar zijn, kunnen ze zich ontwikkelen zonder opge merkt te worden. Pas als hun aan tal zo hoog opgelopen is dat de bodem er van krioeilt, wordt de schade merkbaar en is ze zeer moeilijk te beletten. Wanneer wij op grond, die be smet is door de knolvoetziekte ra pen gaan telen, dan kunnen wij er staat op maken dat die rapen ziek zullen worden. Proberen wij het jaar nadien opnieuw dan zal de schade naar alle waarschijnlijk heid nog aanzienlijker zijn. En hoe langer er rapen (of verwante ge wassen) op geteeld worden hoe groter de schade zal worden. Dit proces gaat steeds in stijgende lijn, zodat na enkele jaren van een nor male rapenoogst geen spraak meer is. Die groeiende schade is heel be grijpelijk. Ziehier waarom -. Zoals wij hoger zagen heeft ie dere parasiet, het weze nu een in sect, een zwam, een aaltje of wat ook, juist die plant nodig om te ont wikkelen en voort te planten, die als voedsel geschikt is. Krijgen die parasieten jaar na jaar steeds hun voedsel- of waardplant zo maar voorgeschoteld, dan gaan ze zich steeds in groter aantal ontwikkelen, bij zover dat ze tenslotte een hele oogst kunnen verwoesten. Nu is het juistï in dit schadelijk I proces dat een doelmatige wissel bouw kan ingrijpen. Blijft men bv. enkele jaren met rapen of andere kruisbloemige gewassen (zoals ko len, koolzaad, enz.), die een ge schikte voedingsbodem vormen voor de knolvoetzwam, van een aangetast perceel weg dan gaat die zwam, in plaats van zich te kun nen ontwikkelen, geleidelijk uit sterven, totdat ze in zulk klein aan tal zal voorkomen dat ze geen ge vaar meer uitmaakt. Op dat ogen blik zal men weerom met rapen op dit perceel mogen terugkeren. Wis selbouw ontneemt dus aan de vij anden van onze gewassen de mo gelijkheid zich zodanig te ontwik kelen, dat ze een gevaar gaan vormen. Waarom dit besluit De overheid heeft te waken over het algemeen welzijn. De onder vinding heeft ons geleerd dat van een vrijwillige en massale bestrij ding doorgaans niet veel in huis komt als er van overheidswege geen verplichting van wordt ge maakt. Denken wij bv. maar aan de rupsenwering en de bestrijding van de distels. Op sommige plaat sen in ons land en ook in de nabu rige landen heeft men bovendien ondervonden dat het te veel terug keren met aardappelen op eenzelf de perceel als gevolg heeft dat één der grootste vijanden van onze aardappelteelt, nl. het aardappel aaltje, vaste voet is gaan krijgen. Daar de overheid dit dreigend gevaar de pas wil afsnijden heeft ze een gelijkaardige reglemente ring in 't leven geroepen als ze ge daan heeft voor de bestijding van mond- en klauwzeer. Ook daar was gebleken dat van een vrijwillige inenting niet veel in huis kwam. De boeren lieten de zaak maar begaan, met als gevolg het plots uitbreken van zeer kwaad aardige epizootiën, zoals wij er vóór enkele jaren een hebben ge kend, en die aan de veehouders waarschijnlijk miljarden schade heeft berokkend. De bestrijding van het aardap pelaaltje is dus nu ook wettelijk ge regeld en wij hopen dat het hier door de mogelijkheid zal ontnomen worden zich verder uit te breiden. De houding van onze boeren. Zoals wij reeds zegden wij ho pen dat ze hun gezond verstand zullen gebruiken en niet een mid del gaan uitzoeken om de voor schriften te omzeilen. Er zijn een ongelukkig soort mensen, die er ei genlijk plezier in vinden, er ja trots opgaan, zo maar tegen wind in te zeilen. Nog niet zo lang geleden moes ten wij een grondstaal nemen op aardappelland, waarvan de land bouwer ons verzekerde dat zijn aardappelen het niet meer deden. Bij het onderzoek van de te weinig j uitgegroeideaardappelstruiken vonden wij de met het blote oog zichtbare cysten op de wortels. Wij wezen hem dan ook op het grote gevaar van aardappelmoeheid en raadden hem aan een onder zoek te laten doen op de aanwe zigheid van aardappelaaltjes. Daar hem dat maar 25 fr. kostte liet de man zich overhalen. Het resultaat was te grote populatie van aard appelaaltjes. Het Bodemkundig In stituut gaf daarbij de welgemeen de raad geen aardappelen meer binnen de vijf eerstvolgende jaren! Dat was natuurlijk bedoeld om de aaltjes, bij gebrek aan voedsel, te doen uitsterven. Vervolg 4bladz. onderaan le kolom. OF KCORNBLCEM

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1957 | | pagina 3