Een Amerikaanse Observatiepost
aan de Zuidpool.
W oudschoolmeester
Leergang over
Hoefsmederij.
De Gedenkschriften
van de
4 jan. 1958
Een paar tientallen Amerikanen
aan de zuidpool hebben, in een
volmaakt garde a-vous, naar de
boodschap geluisterd, die hen ter
gelegenheid van de inhuldiging
van de Amundsen-Scott basis door
President Eisenhower werd toege
stuurd.
Sedert enkelej maanden reeds
werd de Igrote stilte van de zuid
pool - het theoretische punt van
waaruit alle richtingen noord
waarts gaan— verbroken door het
gezang van de zagen, de zware
hamerslagen en het gerucht van
de traktors.
Afgezonderd in de onmetelijke
en onmenselijke witheid van het
zuidpoolplateau (volgens de ge
leerden minder goed gekend dan
de verlichte zijde van de maan)
bouwen 24 matrozen en mechani-
ciens van de Amerikaanse zeege
nie de zes oranjebruine barakken
van het Amundsen-Scott kamp. Ze
weerstaan aan de stormen, die
soms meer dan 300 km per uur be
reiken, ze worden misleid door het
twijfelachtige licht van de wolken
op de sneeuw, die de bevroren
oppervlakte met een melkachtige
nevel overdekken, en ze horen
geen ander gerucht dan dat van
hun ademhaling, waarvan de
stoom zich in de lucht tot kleine
kristallen vormt, die de wind tegen
oren en aangezicht terugslaat. Bij
de opening van het Geophysische
Jaar op 1 juli 1957 1.1. gingen er zich
18 man vestigen voor het doen van
waarnemingen, samen met andere
basissen van andere landen, hier
en daar verspreid<faan£Noord- en
Zuidpool.
Paalbarakken.
Bij de zeer lage temperaturen
(minder dan 70° onder nul), die
men soms aan de zuidpool waar
neemt, wordt het metaal broos, de
anti-vries produkten worden hard,
en de rubberbekleding van de
elektrische kabels ontbindt zich. De
barakken moeten op paalwerk
worden gebouwd, anders zou de
warmte van de mazoutkachels de
sneeuw doen smelten en de vloe
ren vochtig maken. Geen enkel
ijzeren voorwerp mag worden ge
bruikt, want het zou interferenties
scheppen met het magneetveld.
Alle gebruikte nagels bv. voor het
optimmeren van de barakken moe
ten in koper of messing zijn. De on
dergrondse kamer, voorbehouden
aan de sismografen, werd met de
grootste zorg bestudeerd om de
enregistreertoestellen te vrijwaren
voor de trillingen van de traktors
en de Weasels (de pooljeep).
Frigo's voor de Manschappen.
Voor deze mannen werden 450
ton materiaal per valscherm neer-
gedropt. Onder dit materiaal be
vonden zich elektrische dekens,
wasmachine,s en... frigo's. Deze
koelkasten zijn noodzakelijk voor
het bewaren van sommige eetwa
ren die geen buitengewone koude
kunnen verdragen, en daarom in
een frigo opgewarmd behou
den worden. Er zijn ook lampen die
ultra-violette stralen geven, en die
plaats innemen van de zon tijdens
de lange poolnacht, en zelfs toe
stellen om verjaardagstaarten te
versieren, want in deze witte
woestijn wordt geen enkele gele
genheid tot ontspanning voorbij
gegaan.
De radio en haar berichten
boezmen veel minder belang in
dan men zou vermoeden. De bui
tenwereld is zo ver dat men zich
niet meer aan haar geschillen in
teresseert. Men past zich tamelijk
gemakkelijk aan, weldra weegt de
eenzaamheid minder zwaar, en
het betreuren van een komfortabe-
ler leven vermindert algauw. Aan
de Zuidpool, zei Admiraal Byrd, is
de grote afwezige de verleiding.
Paul Siplc.
De leiding van dit voorbereidend
kamp bevindt zich in de handen
van Paul Siple, een reus van een
kerel, die reeds verschillende
Zuidpool-expedities heeft meege
maakt, en in het geheel reeds bij
na zes jaar van zijn leven aan de
Zuidpool versleet. Amper 19 jaar
oud, vergezelde hij in 1928 Admi
raal Byrd, voor de eerste maal naar
de Zuidpool, en sedertdien is hij
er nog vier maal teruggekeerd.
Gedurende zijn eerste verblijf aan
de Zuidpool hield hijzich bezig
met de honden van de expeditie,
evenals met de studie van de le
vensgewoonten van de pinguins
en zeehonden. Na zijn terugkeer
ging hij naar de universiteit, de
welke hij verliet als bioloog, en als
dusdanig nam hij deel aan al de
volgende Amerikaanse Zuidpool
tochten. Hij is dus een man met
grote ervaring, die aan al de leden
van de expeditie gouden raad ge
ven kan.
KOSTELOZE
Theoretische en Practische
Het Ministerie van Landbouw
geeft eerstdaags, te Geraardsber-
gen, onder Veeartsenijkundig toe
zicht, een Kosteloze Theoretische
en Practische LEERGANG OVER
HOEFSMEDERIJ.
Duur van leergang
20 zondaglessen, telkens]van 9 tot 12 u-
De leergang is toegankelijk voor
iedereen die minstens 15 jaar oud
is.
Inschrijvingen worden aanvaard
van nu af tot en met 10 januari en
kunnen toegezonden worden aan
de heer A. Van WYNENDAELE,
Rijksveearts, Adamstraat 14, Ge-
raardsbergen, Tel. 42415 of aan de
heer Hector VAN DE BERGE, Mees-
ter-Hoefsmid, Oudenaardsepoort
11-13, Geraadsbergen. T. 42339.
PET n voor iec}ereen, kleine in-
VJLjL/U trest, ZakenkantoorAdh.
Van den Eeckhout, Landgoed« De
Etting», Erondegem. Tel. Aalst 25191
De huishoudster is hem in de re
de gevallen met de woorden -. Je
zus, eenspanner, hoe ver dan
nog?!»
Tot hier, tot in ons land, in ons
woud, in Winkel, in het rotsdal. -
Goede vrouw, als God je vleugels
geeft en gij vliegt voort naar het
water, en dan maar voort, altoos
voort, je neus en de zon achterna,
dan komt gij op een goeie dag
van de kant van het oosten terug
gevlogen naar je eigen vredig
huis.
Daarop de huishoudster weer
o jou fabelhans, doe jij aan ande
re je vertelseltjes, ik ben de op-
zichteres van Winkel. De melk
schenk ik je en het woord van eer
lijke ouwe lui 'r bij er is een plek,
daar is de wereld met planken
dicht gespijkerd. Zo is het ouwe ge
loof en daarin wil ik leven en ster
ven.
De man moet daarop gezegd
hebben Vrouw, alle eer aan je
oud geloofMaar ik ben de weg
al gegaan, naar het westen heen
en van het oosten terug.
En dat gezegde had de vrouw
heel en al verbitterd. «Je bent 'n
leugenblok moet ze gekrijst heb
ben. Op jou hét de duivel z'n ge
boortewijs geschreven
Daarop was de man hoofdschud
dend heengegaan.
De goede vrouw moet wel erg
op mij gewacht hebben, om aan
haar hart lucht te geven. Als ik in
huis kom, roept zij mij over het
tuinhek reeds tegemoet Here,
Here Wat 'r toch op Gods goeie
aarde voor mensen zijn Nou g'lo-
ven ze zelfs niet meer an het eind
der wereld Maar ik zeg mijn Lie
veheer hét 't goed gemaakt, en ik
blijf bij mijn oud geloof, en de we
reld is met planken dicht gespij
kerd
Zeker, zeker, Winkelopzich-
ster stem ik toe en klim over de
planken der tuinschuthng Wel
zeker-met planken dicht gespij
kerd.
En zo blijven wij bij het oude ge
loof.
BIJ DE HOUTHAKKERS.
Hoe jammer dat het woud, zo
uitgebreid over bergen en dalen-
onafzienbaar, als het daar ligt,
groen en donker en verderop geu
rig blauwend aan de zonnige ge
zichtseinder-dat het toch ook zij
ne vijanden heeft
Wat is dat een mooie, suizende
ruisende, bruisende, levenvolle
ringmuur, beschuttend tegen de
woeste onvrede daarbuiten Maar
-Woudvree is gestorven.
In het bos bruist de stormwind,
hij slaat menige den de vrolijk
zwaaiende armen af, breekt meni
ge trotse reus de nek. En in de
diepte ruist en schuimt in witte cel
len en vlekken - een gietende
wolkstroom gelijk-de Wildbach,
en woelt en graaft en knaagt de
grond onder de wortels weg, al
verder en verder de grond in, zodat
de machtige boom op 't laast schier
in de lucht staat en zich van boven
met sterke armen alleen nog vast
houdt aan zijn buurlui, om niet
tejzinken, en eindelijk toch neer
stort in het graf, 't welk dat water
hem verraderlijk gegraven heeft.
Dat water, 't welk hij door zijn ne
veldauw versterkt, door zijn scha-
daw voor de gloeiende zonnekus
bewaard heeft. - En op de dartele
toppen hakt de specht, en onder
de schors vreet de worm, en het
zaagrad des tijds rolt allerwege, en
de spaanders vliegen-in de lente
als bloesems, in de herfst als ver
dorde naalden en bladeren.
Het loopt eeuwig op een eind en
in het einde ontkiemt eeuwig het
begin.
Daar komt nu de mens met zijn
vernielingswoede. Dan weerklinkt
het slaan en kloppen, dan gonst
de zaag, dan klinkt de zware ha
mer op het steekijzer in de donke
re bodem als gij opziet naar
het stille toppenmeer, dan ver
moedt gij niet, wie hunner 't geldt.
Maar het steekijzer en de bijl
dringen dieper en dieper dan
schudt een der honderdjarigen zijn
hoog eerwaardig hoofd, hij weet
toch helemaal niet, wat die men
sen daar beneden willen, die klei
ne, potsierlijke wezentjes - hij kan
het niet begrijpon en schudt weer
het hoofd. Daar krijgt hij de stoot
in zijn hart:-van onderen knap
pert het, scheurt het, en nu wan
kelt de reus, zinkt ineen, ruisend en
fluitend cirkelt hij om in een gewel
digen boog, met woest gekraak
stort hij ter aarde. Leeg is het in de
lucht, in het woud is een holte.
Honderd lentes hebben hem om
hoog geheven met hun liefde en
goedheid thans is hij dood en de
wereld is en blijft ook zonder hem
de levende boom.
Stil staan de twee, drie mensjes,
zij leunen op hun bijl en zien neer
op hun offer. Zij klagen niet, zij
juichen niet en gruwzame koel
bloedigheid ligt in hun ruwe, zon
verbrande trekken hun gelaat en
hunne handen zien er uit als den-
nebast. Zij stoppen zich een pijpje*
scherpen hunne bijlen en gaan
weer aan de arbeid. Zij houwen de
takken van de neergestrekten stam,
zij schoffelen hem met een breed
mes de bast af, zij kloven hem wel
licht zelfs in een vaam lange stuk
ken ;-en thans ligt de boom als
een hoop naakte blokken daar
neer.
De houthakker denkt daaraan
niet en kan daar niet aan denken
als de meesterknecht niet aanwe
zig is, dan zet hij zich een beetje
op de witte stam met de jaarringen
neer en stopt zich weer een pijpje,
of-zoals dat bij de woudbewoners
al een eigenaardige gewoonte is
steekt een pruim tabak in zijn mond,
om er een gar se halve dag op
te kauwen. Dat tabakpruimen is
de houthakker z'n groot genot, het
is voor hem, zoals hij beweert, het
eten en voor drievierde medicijn.
De boomstammen worden in de
ze streken meest in houtskolen ver
anderd en tot dat doel tot blokken
of langere stukken, drielingen
(stukken drie bijlstelen lang) ver
kleind. De kolen worden of door
wegens of, waar de weg te slecht
is, op de rug van paarden of hitten
vervoerd naar de ijzerpletterijen
der voorgelegen streken. Alleen
de mooiste stammen dienen voor
timmerhout. Van beuken en ahorn
bomen en ander loofhout, die hier
groeien, wordt 't minst gebruik ge
maakt alleen hun loof doet dienst
als stro of als bed anders blijven
zij aan zichzelve overgelaten, tot
Vervolg 7bladz. onderaan 1' kolom.
DE KOORNBLOEM
(H