Jm Flitsen uit onze ekonomische Bedrijvigheid. - 27 dec. 1958 (Vervolg van le bladzijde) het familiaal boerenbedrijf niet mag aantasten. Immers de indus triële omwenteling is niet bij mach te geweest het klein en middel groot nijverheidsbedrijf uit te scha kelen en alleen plaats te laten voor de grote ondernemingen. Er is geen reden om te veronderstellen dat het anders in de landbouw zal toe gaan en dat het klein bedrijf zal verstikt worden onder de concur rentiekracht van de grote land bouwuitbatingen. Evenzeer is het verkeerd te be weren dat de industrie de land bouw wenst uit te schakelen. Al verliest de landbouw veel grond aan de nijverheid vooral in de sterk geïndustrialiseerde streken, toch is het ook in deze streken dat meteen de vraag naar hoogwaar dige en verfijnde levensmiddelen snel toeneemt. Hierdoor wordt het mogelijk op een kleinere opper vlakte grond door intensivering der exploitatie meer voortbrengse len en vooral produkten van gro tere waarde voort te brengen. Vermindering van de landbouw grond, op voorwaarde dat men het overgebleven deel meer intensief bewerkt, betekent geenszins ver mindering van het bedrijfsinkomen en van het aantal tewerk gestel den in de landbouw. Aldus bereikt bv. in het zo hoog geïndustriali seerd Ruhrgebied de landbouwbe volking een even hoog percentage van de bevolking aldaar als in de gehele Duitse Bondsrepubliek. Te lang werd de landbouwpoli tiek beschouwd als een aangele genheid die alleen de landbouw aangaat. Thans beseft men dat hiervan een breder grondslag ver eist is en dat landbouw en nijver heid zo sterk met elkaar vervloch ten zijn dat men beide niet los van elkaar kan denken. Beider pro duktie is inderdaad in hoge mate op elkaar ingesteldde prijsvor ming op de landbouwmarkten be paalt het inkomenpeil van de in dustriële verbruiker. Wat de produktiemiddelen be treft in de landbouw is de band met de nijverheid niet minder sterk de landbouw betrekt im mers zijn machines en scheikundi ge grondstoffen bij de nijverheid. Hij zal des te groter afnemer zijn, naargelang de welstand of koop kracht van de boer stijgt. Het zou echter verkeerd zijn, zo ging de heer Berg verder, deze wisselwerking tussen landbouw en industrie uitsluitend op het econo misch of materieel plan te zien en de leefbaarheid van een bedrijf hiervan alleen afhankelijk te stel len. De zelfstandigheid en de vrij heid van de ondernemer die han delt op eigen risico zijn inderdaad factoren die aan het louter econo misch denken ontsnappen. Daarom moet het familiaal landbouwbe drijf leefbaar worden gehouden met medewerking van de indus trie, zelfs al moesten sommige van deze bedrijven boekhoudkundig als niet rendabel worden be schouwd. Men mag zich inder daad niet aan overdrijvingen be zondigen door het kind met het badwater weg te gooien en deze bedrijven dwingen te verdwijnen met verwaarlozing van andere dan boekhoudkundige waarden die in deze familiale bedrijfsvorm zijn be lichaamd. Landbouw en nijverheid moeten samen werken om de meest doel matige oplossing te vinden voor de vraagstukken die zich zowel op het landbouwplan als op het alge meen economisch gebied stellen. Hierbij dient men steeds goed voor ogen te houden dat een gezonde, welvarende en economische ster ke boerenstand een belangrijke factor van stabilisatie is in het maatschappelijk bestel van West- Europa. Het is te hopen dat deze wijze woorden van een der meest voor aanstaande groot nijveraars van Europa gehoor zullen vinden bij al de kringen der samenleving en meer bijzonder bij deze van indus trie en landbouw. Ons land is steeds een belangrijk centrum van ekonomischs bedrij vigheid geweest, niettegenstaande het arm is aan grondstoffen deze moet het voor een groot deel ia- voeren om aan het werk te kunnen blijven. Het is echter geographisch zeer gunstig gelegen te midden van landen, die eveneens een grote industriële bedrijvigheid kennen en tevens een interessant afzetge bied vormen. Ons volk is daaren boven een volk dat de arbeid lief heeft, en ook niet terugschrikt voor zwaar en moeilijk werk. Het land beschikt ten slotte over een haven die onder de grootste van de wereld gerekend wordt, en het heeft steeds een rijke bron van energie ter onmiddellijke beschik king gehad, dank zij de rijkdom aan kolen. De Belgische ondergrond is in derdaad rijk aan kolen. Niettegen staande deze sinds verschillende eeuwen intens gedolven worden, wat verklaart dat wij nu kolen moe ten gaan zoeken op grote diepten, wordt de nog aanwezige en uit- laatbare kolenvoorraad op 4.500 miljard ton geschat, wat ons nog voor minstens 150 jaar normale be voorrading voor industrie en huis brand verzekert. Ons land is eveneens een der voornaamst i voortbrengers van de wereld van zink. Dank zij een for mule uitgevonden, 150 jaar gele den, door de Luikse priester Dony, kon het met grondstoffen bij ons gevonden, vooral in de Kempen, een der belangrijkste zinknijverhe- den van de wereld opbouwen. Maar buiten kolen en zink levert onze grond en ondergrond zeer weinig grondstoffen in hoeveelhe den die industrieel van belang zijn. Er zijn wel enkele marmer- en steen groeven, maar hun bedrijvigheid weegt niet zwaar in onze handels balans. Indien, spijts deze betrekkelijke armoede aan grondstoffen ons land toch een zeer vooraanstaande plaats heeft weten te veroveren op de wereldmarkt, dan dankt het dit vooral aan de werk- en onderne mingslust van de bevolking, en aan de kennis en hoge technische vaardigheid van zijn ingenieurs en techniekers, die bij ons omvor mingsnijverheden hebben opge richt voor het voortbrengen van af gewerkte, en half afgewerkte pro dukten, die overal ter wereld zeer gegeerd worden. Wij voeren veel grondstoffen in, en voeren ze weer uit onder vorm van machines en voorwerpen die overal gerede ko pers vinden. De vaardigheid en de faam van onze ingenieurs en techniekers hebben als resultaat gehad dat er, gedurende tientallen jaren, gans biezonder gedurende de periode 1880 1914, uit alle delen van de we reld pm gevraagd werd om nijver heden te leiden of te helpen op richten. In Rusland, in de Balkan, in Egypte, in China, in Zuid Amerika, in al die landen vindt men nog vele sporen van de werkzaamheid en het kunnen van onze industriëlen en ingenieurs. In deze periode, zag de befaamde Ecole des Mines van de Luikse hogeschool, ieder jaar een derde van haar gediplo meerde ingenieurs naar het buiten land vertrekken. Onder onze omvormende en scheppende nijverheden bekleedt de metaalnijverheid de eerste plaats. Rekening houdend met de werkzaamheden in Belgisch Kon go, die ten andere afhangen van de gelijkaardige nijverheden in het moederland, of er toch innig mede verbonden zijn, bekleedt ons land in Europa de eerste plaats als voortbrenger en uitvoerder van ko per, zink, lood en cobalt, en in de wereldeconomie zijn we de voor naamste leveraars van cobalt, en komen we op de tweede plaats als leveranciers van koper en zink. Onze textielnijverheid volgt de metaalnijverheid van dichtbij. De textiel verschaft werk aan gemid deld 150 0(0 arbeiders, en de uit voer van haar produkten vertegen woordigt, jaar in, jaar uit, gemid deld een vijfde van gans de Belgi sche uitvoer. Deze uitvoer bestaat vooral uit afgewerkte produkten. Naast onze metaal en textielnij verheid dienen we ook melding te maken van onze voortbrengst van chemische produkten, van kunst meststoffen, van onze verschillende sodaprodukten, waarbij de geken de Solvayfabrieken wereldfaam verworven hebben, van onze ci- mentnijverheid, waarvan de fa briek van Obourg de grootste oven van de wereld bezit met een voort- brengstvermogen van 1.400 ton per dag, van onze glasnijverheid, waar van een der fabrieken, deze van Zeebrugge, eveneens beschikt over de grootste bestaande oven ter we reld. Al deze nijverheden werken vooral voor de uitvoer. In doorsnee legt deze beslag op 40 °/0 van de voortbrengst, maar voor sommige nijverheden, zoals de metaalnijver heid, de glasnijverheid en deze van de kunstmeststoffen, gaat dit tot 60 Dit maakt dat 95 °/0 van onze invoer gedekt wordt door de uit voer. In dit alles speelt de haven van Antwerpen gans natuurlijk een aanzienlijke rol Het grootste ge deelte van de uitvoer vertrekt im mers langs daar. 180zeelijnen heb ben er een vaste basis en leggen er dus regelmatig aan. Indien op dit ogenblik onze haven een moeilijke periode doormaakt, en voorbijge streefd wordt door Rotterdam en Amstei dam, dan kan dit uit de aard der zaak slechts een voorbijgaande toestand zijn, wel te verstaan, in dien de havenoverheden en de re gering onmiddellijk de noodzake lijke maatregelen treffen. De sche pen die Antwerpen aandoen vin den er altijd terugvracht, dank zij ons groot nijverheidspotentieel, wat niet steeds het geval is voor Rotterdam en Hamburg. Op dit ogenblik maken onze ver schillende nijverheden, evenals deze van de andere delen van de wereld, een moeilijke tijd door. We bevinden ons inderdaad in eenpe riode van teruggang van zaken. Deze zal echter slechts van korte duur zijn. In de Verenigde Staten is er reeds een merkelijke herople ving merkbaar, endat zal zeer spoe dig zijn weerslag op onze nijverhe den laten gevoelen. De Belg moet nooit wanhopen. Hij beschikt over zovele troeven, dat hij steeds de middelen heeft om zich uit moeilij ke toestanden weer naar boven te werken. DE KOORNBLOEM

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1958 | | pagina 2