Samengestelde Voeders De begroting van landbouw Weekblad Voor en door de Landbouwers Arbeidt adelt Het gebruik van voor de bevoegde senaatscommissie. AALST 21 FEBRUARI 1959. Verschijnt iedere zaterdag 38ste JAARGANG Nr 1860 Beheer Zeebergkaai 5, Aalst Tel. (053) 242.67 Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Orgaan van de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN O. CAUDRON. Het fabriceren en de verkoop van samengestelde voeders voor de verschillende huisdieren begon zowat rond de jaren 1923-24. Zoals alles wat begint werd deze nieuwigheid vrij algemeen veroor deeld ook door bepaalde land bouwkundigen die in deze fabri- katie een bedekt boerenbedrog meenden te zien. Toch waren de uitslagen bevre digend en soms verrassend, alhoe wel we nu weten dat de samen stellingen op dat ogenblik, ver van volmaakt waren. Sindsdien zijn jaren verlopen en heeft de wetenschap haar woordje meegepraat in het volmakingspro- ces van de bereiding en de samen stelling van de mengvoeders, zodat zelfs de meest verstokte tegenstrib belaar overtuigd is dat het gebruik van mengvoeders een noodzake lijkheid is geworden. Men is aanvankelijk begonnen met de bijeenvoeging van bepaal de eiwitrijke grondstoffen om een voeder samen te stellen. Het bleek evenwel nogal rap dat mineralen een voorname rol moes ten spelen in de voeding en men vond de passende mineralen die onontbeerlijk zijn voor een vol maakte en oordeelkundige .voe ding. Nadien kwamen sporenelemen ten en later nog vitaminen de groep vervoegen, zodat heden een voe der van een gewetensvolle fabri kant al de mogelijke grondstoffen en elementen bevat om met de min ste kostprijs een volledig opneem baar voeder te maken die de beste uitslagen moet geven. Het verbruik van samengestelde voeders is dan ook van jaar tot jaar toegenomen en wel op een verbazende manier. Als men bedenkt dat rond 1925 in ons land circa 1.000 ton meng voeders werden gefabriceerd en dit in 1935 reeds op 34.000 ton was gekomen moet men toegeven dat de vooruitgang van belang was. In 1945 was die hoeveelheid tot 230.000 ton geklommen, in 1950 steeg het verbruik tot 430.000 ton, in 1955 tot 900.0C0 en in 1957 1.200.000 ton. De laatste cijfers in ons bezit wij zen op een gedurige vooruitgang. In de maand december 1957 wer den 112.000 ton mengvoeders ver kocht. In december 1958 was deze hoe veelheid tot 130.000 ton gestegen. Wanneer men dit over een jaar berekent zou men tot ruim 1.500.000 ton komen voor 1958. Als men dat geweldig cijfer be ziet moet men toegeven dat de meeste kwekers, zowel van pluim vee, varkens als van hoornvee er toe gekomen zijn hun dieren met mengvoeders te voeden. Uitzonderingen op de algemene regels zullen er altijd worden ge vonden en het zou dom zijn te ver klaren dat alle dieren uitsluitend met mengvoeders worden gevoed. Vooreerst zijn sommige kwekers van mening dat zij zelf kunnen sa menstellen met behulp van de no dige aan te kopen eiwitvoeders, mineralen, sporenelementen en vi taminen. Er zijn ook kwekers die de les sen van hun overgrootvader nog niet hebben vergeten en als enige en bijzonderste grondstof eigen graanmeel en aardappelen aan de dieren geven. Maar men moet toegeven dat het uitzonderingen zijn en dat bijna alle kwekers overtuigd zijn dat een volledige en oordeelkundige voe ding de beste uitslagen geeft en dat het niet opgaat stil te staan bij de opvattingen van vroeger tijden. Volledig voeden is nu eenmaal de wet der noodzakelijkheid ge worden. De kwekers die deze wet overtreden zullen vroeg of laat worden uitgeschakeld of al wer kende arm worden. Of men de volledige mengvoe ders koopt of zelf de samen stellingen bereidt speelt geen rol het princiep blijft hetzelfde men moet de dieren een volledig voeder^geven. Het is evenwel van het grootste belang dat men bij de aankoop redeneert en dat men zich wendt tot vertrouwde firma's die op de hoogte zijn van hun vak. Het gebruik van volledige sa mengestelde voeders is niet alleen in België zozeer gestegen, in alle West-Europese landen wordt deze stelregel gevolgd. Het voorbeeld komt van Holland waar het ge bruik nog meer algemeen is en waar de officiële diensten van het Ministerie van Landbouw de bes te propagandisten zijn. (2de bijdrage). In ons vorig nummer gaven wij een samenvatting van het eerste gedeelte van de rede gehouden door de Minister van Landbouw voor de senaatscommissie over zijn politiek op korte termijn. In het tweede gedeelte van zijn uiteenzetting had de Minister het over zijn beleid op lange termijn. Deze omvat volgende punten: 1) De voortbrengst. De Minister vertrok hier nogmaals van de stelling dat de omvang der voortbrengst in rechtstreekse verhouding moet staan tot de be hoeften. Alleen een verhoging van de welvaart kan de vraag of de afzet verhogen. Daar de voortbrengst echter sneller stijgt dan de vraag en de eerste taak van onze landbouw is de behoeften van het binnenland te dekken, trekt de Minister er het besluit uit dat de landbouwvoort- brengst vooral dient afgestemd op de binnenlandse vraag en dat de uitbreiding slechts mag worden na gestreefd voor de produkten die een afzetgebied zullen vinden. In de toekomst moet de uitvoer op natuurlijke wijze kunnen ge schieden, zonder kunstmatige mid delen en zonder toelagen. Alleen in bijzondere omstandigheden mo gen uitvoerpremies worden toege kend. Met het oog op de gemeen schappelijke markt is een geleide lijke omschakeling der landbouw- produktie met hulp der overheid nodig. De Minister is van mening dat dwangmaatregelen met dit doel weinig geschikt zijn maar dat een gezonde prijzenpolitiek tot ver wezenlijking ervan kan bijdragen. 2) De struktuurpolitiek. Hierbij worden twee oogmerken gesteld: a) het bevorderen van econo misch verantwoorde familiebedrij ven; b) het verzekeren van een nor male levensstandaard aan de land en tuinbouwers, wat een behoorlijk gezinsinkomen veronderstelt. De Minister vestigt de aandacht van de Commissie op het vraag stuk van het specifiek familiaal be drijf dat de grondslag vormt van onze landbouw. Naar zijn mening is het kleinbe drijf niet veroordeeld om te ver dwijnen. Onze landbouwpolitiek moet afgestemd zijn niet alleen op de voortbrengst als dusdanig, maar ook op de mensen die de produk ten voortbrengen. België is een land van kleine landbouwbedrijven. Wij moeten deze laatste van uit sociaal stand punt beschouwen. Alhoewel er de ze laatste jaren een aanzienlijke inspanning tot aanpassing werd gedaan, moeten wij voortgaan met onze landbouwers op het maat schappelijk plan te helpen, en hun zo nodig andere inkomsten bezor gen Wij moeten de landvlucht be strijden en met dit doel de vereiste middelen aanwenden o m. door de oprichting van scholen. De Minister vat zijn opvatting sa men in de zinsnede het land bouwprobleem is een economisch vraagstuk met sociale inslag. 3) De vermindering van de voortbrengstkosten. Om onze landbouw toegang te verschaffen tot de Europese ge meenschappelijke markt dringen zich maatregelen op op drie vlak ken: a) op het intellectueel en wetenschappelijk vlak. Het landbouwonderwijs kan mer kelijk worden verbeterd. Het wordt thans nog onvoldoende gesteund door de gemeenschap. Het Depar tement van Landbouw zou op dit gebied meer medezegging moeten hebben; de Minister drukt de hoop uit dat het landbouwonderwijs wat zijn technisch uitzicht betreft uit sluitend zou geïnspireerd worden door de belangh jbbende land- bouwmiddens. Er is wellicht geen bezwaar het administratief beheer van het landbouwonderwijs bij het Ministerie van Onderwijs te laten. Het landbouwonderzoek vormt de basis van de vooruitgang in de landbouw maar dient in het be reik van de boeren en tuinders ge steld door een doeltreffende vulga risatie. De Minister stelt voorop dat de Staat dit onderzoek niet alleen doen kan en drukt de wens uit dat op dit gebied een innige samen werking zou ontstaan tussen de vrije landbouworganisaties en de ambtenaren. b) op het technisch vlak komen de problemen voor van verbete ring van de veestapel, van de ge zondmaking der gronden en van de ruilverkaveling. Hier is men ech ter gebonden door de beperkte middelen die op de begroting zijn uitgetrokken. (Zie vervolg 2' bladz. 1' kolom). De Koornbloem 22.22 Abonnementsprijs 96 ft. jaars Men kan zich abonneren op de postkantoren en bij de briefdragers. Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven Nr 14.25.93. Handelsregister Aalst Nr 145. STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn 1 Het overnemen van artikelen zonder verantwoordelijk voor hun bijdragen 1 aanduiding der bron is verboden,

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1959 | | pagina 1