De invloed van de voeding op het vetgehalte van de melk. Een nieuw wetsvoorstel ter bescherming van de inlandse tabakteelt. Weekblad Voor en door de Landbouwers Arbeid adel t AALST 14 MAART 1959. Verschijnt iedere zaterdag 38ste JAARGANG Nr 1863 BeheerZeebergkaai 5, Tel. (053) 242.67 Aalst Voor de Ontwikkeling en de Standsverdediging van de Landbouwers Orgaan van de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN Nr 14.25.93. O. CAUDRON. III Ten einde een inzicht te krijgen in de wijze waarop de voeders een invloed uitoefenen op het vetge halte van de melk is het wenselijk te weten vanwaar de vetstoffen in de melk eigenlijk voortkomen. De vetstoffen in de melk hebben een dubbele oorsprong. Enerzijds ontstaan ze uit de vetstoffen die in het bloed voorkomen, anderzijds de vrije vetzuren, waaronder voor al het azijnzuur. Hieruit valt dus onmiddellijk af te leiden dat de voeding zal moeten zorgen voor een voldoende hoeveelheid vet, terwijl eveneens die elementen zullen moeten geleverd worden waaruit het azijnzuur kan worden gevormd. Azijnzuur ontstaat in de pens tij dens de gistingsprocessen van sommige koolwaterstoffen en meer speciaal van het ruwvezel. Hoewel de hoeveprodukten (die het basis- rantsoen uitmaken) ook wel vet stoffen aanvoeren toch zal door gaans een aanvullende hoeveel heid vet langs de krachtvoeders om wenselijk zijn. In de veehouderij brengen de rantsoenen, die rijk zijn aan wor tels of knollen en arm aan hooi niet voldoende vet aan zodat hier zal acht moeten geslagen worden op de aanvullende krachtvoeders.dat zij dit tekort aan vet aanvullen. Het is dus niet altijd voldoende na te gaan welke eiwitinhoud een koe voeder heeft Ook het vet heeft zijn belang. Zoals bekend wordt het vet in de krachtvoeders doorgaans aange bracht door de vetrijke koeken, tegenwoordig is er al spraak dier lijk vet toe te voegen. Proeven heb ben hieromtrent reeds aangetoond dat dit dierlijk vet een goed rende ment geeft. Of men het voordelig zal kunnen gebruiken hangt dus alleen van de prijs af. Invloed van het voedingsvet op de hoedanigheid van het botervet. Eens dat het vast staat dat de melkkoe gebruikmaakt van de vet stoffen uit haar rantsoen voor het opbouwen van haar botervet, kan men de vraag stellen: heeft de aard en de hoedanigheid van het vet uit de voeders een invloed op op de hoedanigheid van het vet uit de melk. En met dit laatste wordt dan bedoeldhet smeltpunt van de boter, de kleur, het aroma en de smaak. Rantsoenen arm aan vet hebben de neiging de voortgebrachte bo ter harder te doen worden, terwijl rantsoenen rijk aan vet zowel har de als zachte boter kunnen veroor zaken. Dat hangt dan af van de soort van vet die in het voeder voorkomt. Hebben deze vetten een laag smeltpunt (dat wil zeggen smelten ze gemakkelijk) dan zal de voortgebrachte vet vanzelf slapper gaan worden. Het omge keerde is eveneens het geval. De meeste vetten van plantaardige oorsprong, bv. de meeste vetten zoals zij in de voederkoeken voor komen, hebben de neiging slappe boter voort te brengen. Uitzonde ring hierop maken alleen de palm- koeken en de coprakoeken. Dat is dan ook de reden dat in 't seizoen, waar er gevaar bestaat voor slap pe boter, bv. in de zomer, deze laatste twee bij voorkeur in de voe dermengsels gebruikt worden. De invloed die van de voedings vetten uitgaat wordt toegeschre ven aan het min of meer voorko men van on verzadigde zuren. Dit voorkomen van deze zuren wordt uitgedrukt door wat men noemt de jodiumindex Hoe hoger die jo- diumindex hoe gemakkelijker slap pe boter zal ontstaan. Ter illustratie geven wij hieron der enkel sooiten vet (olie) met hun respectievelijke index Vet van de melk 30 Lijnolie 180 Sojaolie 132 Maïsolie 124 Katoenolie 108 Aardnootolie 102 Copravet 8 Het valt onmiddellijk op dat de koeken waarin nog resten overblij ven van de uitgetrokken olie een belangrijke invloed kunnen heb ben op de aard van het geprodu ceerde botervet. Lijnkoeken bv. waarin een 5 °/0 vet (olie) is achter gebleven zullen met hun hoge jo diumindex een zachter botervet geven, dan bv. Coprakoeken, waarvan de index der olie slechts 8 bedraagt. Bij gebruik van schroot dat weinig of geen vet meer in houdt zal de invloed van de jo diumindex van de olie weinig een rol spelen. Hetzelfde geldt voor rantsoenen, die arm zijn aan vet stoffen, zoals rantsoenen met wor telen, knollen, gerst, enz. Dergelij ke rantsoenen, eventueel ook aan gevuld met copra en palmpitkoe- ken zullen de voortbrengst van harde boter in de hand werken. (Zie vervolg 3e bladzijde 1' kolom De heren volksvertegenwoordi gers De Nolf, Dequae, Moyersoen, Lefere, Jacques en le Hodey heb ben op 19 februari 1.1. een wets voorstel ingediend dat voor doel heeft de inlandse tabakteelt te be schermen, enerzijds, door aanpas sing van het invoerrecht op vreem de tabak en anderzijds door verla ging van het accynsrecht op het verbruik van inlandse tabak. Het invoerrecht wordt volgens het voorstel verhoogd van 4,13 fr per kg vreemde ongestripte tabak op 15frper kg en van 5,78 fr op vreemde gestripte tabak op 20 fr per kg. Het accynsrecht wordt vermin derd met 50°/o op de tabakproduk- ten die minstens 50 inlandse ta bak bevatten en met 75 0/o op de produkten welke minstens 90 °/0 inlandse tabak bevatten. Het voorstel bepaalt verder dat de Minister van Financiën deze rechten kan aanpassen volgens de beschikbare hoeveelheden en de kwaliteit van de inlandse tabak, na het advies te hebben ingewon nen van de plantersverenigingen en van de minister van landbouw. De toelichting van het wetsvoor stel behelst interessante beschou wingen betreffende de voordelen van de inlandse tabakteelt en be treffende de oorzaken van de in krimping van deze teelt en de noodzakelijkheid passende be schermingsmaatregelen te nemen. Voordelen van de tabakteelt. De indieners van het voorstel be togen dat de tabakteelt niet alleen belang biedt voor de landbouw, doch ook voor de handel en de ambachtelijke nijverheid in de be trokken voortbrengstgebieden. Voor de landbouw biedt de ta bakteelt het voordeel bijzonder geschikt te zijn om het onkruid te weren en de vruchtbaarheid van de bodem te vrijwaren en te verbe teren. Bovendien laat zij aan de landbouwers een grote keus bij het opmaken van hun teeltplan en een betere vruchtafwisseling toe. Het sociaal-economisch aspect is echter nog veel belangrijker. Op slechts één uitzondering na, name lijk de hop, is er geen teelt waar van de produktie-waarde per ha groter is. De inlandse tabakteelt laat anderzijds toe de aankoop van vreemde tabakken in te krim pen. Op sociaal gebied biedt de ta bakkuituur het groot voordeel uit gebreide arbeidsmogelijkheden te verschaffen. De arbeidskost be draagt inderdaad 60 tot 70 °/0 van de voortbrengstkosten. De tewerk stelling, zowel van familiale als van andere werkkrachten, mag geraamd worden op één volledige arbeider per ha. Dit uitzicht van het probleem is van des te groter betekenis daar de tabak verbouwd wordt in streken waar er normaal een nijpend tekort aan werkgele genheid bestaat. De teelt leent zich zich anderzijds uitstekend om be oefend te worden op kleine en fa miliale bedrijven waar een veelal «verborgen» werkloosheid bestaat De toelichting handelt vervol gens over de localisering en de geleidelijke vermindering van de beteelde oppervlakte. Volgens de gemiddelde aange geven oppervlakte bij de jaarlijkse tellingen van 1949 tot en met 1957 was de tabakteelt verspreid als volgt: West Vlaanderen 57 van de beteelde oppervlakte; Oost-Vlaan deren (Appelterre) 4%; Henegou wen (Vloesberg) 10 Namen en Luxemburg (Semois) 28,50; andere streken (o m. de Kempen) 0,50 Sedert de jongste wereldoorlog evolueerde de teelt van 4.699 ha in 1946 tot 1 779 ha in 19501.991 ha in 1953; 1.161 ha in 1955; 1.065 ha in 1956 en 1.033 ha in 1957. Oorzaken van de inkrim ping en noodzakelijkheid beschermingsmaatregelen te nemen Er wordt dikwerf beweerd dat de verbetering van kwaliteit van de inlandse tabak het enge middel is om de huidige moeilijkheden welke onze tabakteelt ondergaat op te ruimen. De voorstanders van deze stelling steunen zich hierbij op de verhoogde toeneming van het verbruik van sigaretten sedert de oorlog en de daling van het ver bruik van kerftabak. Daar de in landse tabak zich minder leent voor vervaardiging van sigaretten dient hij bijna volledig tot kerfta bak verwerkt. De indieners van het wetsvoor stel antwoorden hierop dat kwali teitsverbetering ongetwijfeld de afzet bevordert, doch dat zulks geldt niet alleen voor alle takken van de landbouw doch ook van de nijverheid en dat men zich in de landbouwkringen van deze waar heid ten volle bewust is. (Zie vervolg 2* bladz. 1' kolom] De Koornbloem Abonnementsprijs 96 fr. 's jaars Men kan zich abonneren op de postkantoren en bij de briefdragers. Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven Handelsregister Aalst Nr 145. STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is verboden.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1959 | | pagina 1