De landbouwbegroting in de senaat.
DE KLEUR VAN
DE EIDOOIER.
Weekblad
Voor en door de Landbouwers
Arbeid adel
1
AALST 30 JULI 1960.
Verschijnt iedere zaterdag
39ste JAARGANG Nr 1933
leheerZeebergkaai 5,
Tel. (053) 242.67
Aalst
Voor de Ontwikkeling en de
Standsverdediging van de Landbouwers
Uitgegeven door de
Landbouwersvereniging
REDT U ZELVEN
Nr 14.25.93.
O. CAUDRON.
(3de bijdrage en slot).
In onze twee vorige nummers
hebben wij de belangrijkste ge
deelten uit het verslag der senaats
commissie voor landbouw over de
begroting van het Ministerie van
Landbouw voor I960, opgesteld
door de heer De Boodt, samenge
vat.
In het laatste gedeelte behandelt
het verslag volgende aangelegen
heden.
Het naschools
landbouwonderwijs.
In scherpe bewoordingen klaagt
de verslaggever de totaal onvol
doende vergoedingen aan die wor
den toegekend aan de landbouw-
les- en voordrachtgevers. In veel
gevallen is dat de reden waarom
geen naschools landbouwonder
wijs meer wordt ingericht. Zo drei
gen de Oost-Vlaamse landbouw-
les- en voordrachtgevers alle be
drijvigheid te staken tot wanneer
een behoorlijke vergoeding wordt
uitbetaald.
Een behoorlijke vergoeding, zo
gaat hij verder, is trouwens een
eerste vereiste voor degelijk on
derwijs. Enkel dan kan men stren
ge eisen stellen wat betreft de
kwaliteit van dit onderwijs, terwijl
men nu reeds tevreden mag zijn
wanneer onderwijs wordt ver
strekt, daar les geven in het na
schools landbouwonderwijs mo
menteel bijna een daad van zuive
re naastenliefde is. Het verslag
toont zulks aan door concrete cij
fers. De Minister deelt mede dat
zijn diensten het eens zijn met de
ze zienswijze en ontwerpen van
barema's hebben opgesteld die in
feite overeenstemmen met de be
zoldigingen die door het Ministerie
van Openbaar Onderwijs worden
toegekend aan de lereers van het
naschools onderwijs afhangend
van dit departement.
Het zuivelbeleid.
Het verslag maakt gewag van
sommige voorstellen die in de com
missie werden gedaan om de con
currentie van de margarine met de
boter te temperen. Aldus werd door
een lid het voorstel gedaan een
taks van 5 fr. per kg margarine in
te stellen. De opbrengst dezer taks
zou gestort worden in het Land
bouwfonds om de Minister de no
dige geldmiddelen te verschaffen
voor het voeren van een doelma
tige propaganda voor ruimer bo-
terverbruik, om desgevallend
de kleine overschotten uit de
markt te nemen die op de boter-
prijs drukken, en ook om de kaas-
fabricage te steunen.
De minister antwoordt dat het
instellen van een taks op de mar
garine niet in zijn bevoegdheid
valt. Een dergelijk ontwerp zou en
kel door de Minister van Financiën
en door de Commissie van Finan
ciën kunnen in overweging wor
den genomen.
Andere leden stelden de vraag
of het niet mogelijk zou zijn een
kleurstof verplichtend te maken in
de margarinefabricage. Het gaat
hier immers om een surrogaat dat
op zicht zou moeten kunnen on
derscheiden worden van het na
tuurlijk produkt de boter.
Er werd tevens gewezen op de reus
achtige geldmiddelen waarover
de margarinsfabrikanten beschik
ken om propagande te maken voor
hun produkt, terwijl de landbou
wers over dergelijke middelen niet
beschikken om propaganda te ma
ken voor de boter.
Ook dient de vraag gesteld hoe
in de andere Euromarktlanden het
vraagstuk van de margarinefabri
cage werd behandeld en opgelost.
Wat de kleurstoffen in de marga
rine betreft, was het antwoord van
de Minister afwijzend zowel om
psychologische als om practische
redenen.
De propaganda voor meer bo-
terverbruik zou volgens de Minis
ter minder doeltreffend zijn dan
deze die nu met zoveel sukses ge
voerd wordt door de groots opge
zette campagne voor meer melk-
verbruik.
Een lid drukt als zijn mening uit
dat voorde propaganda voor meer
boterverbruik de landbouwers en
de zuivelfabrieken een klein be
drag per kg voortgebrachte boter
zouden moeten aanbrengen om er
een propagandafonds mede te
vormen.
Het blijkt inmiddels dat het bo
terverbruik in België een neiging
tot daling vertoont terwijl het mar-
garineverbruik stijgt. Er ontbreekt
echter in de hieronder staande cij
fers een belangrijk element, name
lijk de hoeveelheid smokkelboter
die op 10.000 ton wordt geschat.
De botervoortbrengst ziet er uit
als volgt tijdens de jaren 1953-'58
Jaren
Melkerij-
Hoeve-
Totaal
bote r
boter
ton
ton
ton
1953
41.085
46.413
87.498
1954
47.610
46.396
91.006
1955
44.879
45.882
90.761
1956
46.354
42.840
89.194
1957
48.039
41.237
89.276
1958
50.204
39.725
89.929
[Zie vervolg 2bladzijde 3' kolom)
De verbruiker hecht een groot
belang aan een goede kleur van
de eidooier. Ze mag niet te bleek
zijn, maar evenmin te donker.
Heeft de verbruiker het daarmee
aan 't rechte eind Of berust zijn
voorkeur alleen op een vooroor
deel
Bij het beoordelen van de dooier-
kleur moeten wij twee verschillen
de zaken op 't oog hebben, nl. de
smakelijkheid en de voedzaam
heid. Het valt niet te ontkennen
dat een te bleke en ook wel een
veel te donkere dooier een minder
smakelijke indruk geven. Nu is
de smaakindruk, die men van een
bepaald voedsel heeft steeds van
groot belang, omdat deze het ver
bruik in de hand kan werken of
ook kan tegengaan. Dat alleen
reeds zou voor de kweker een vol
doende reden moeten zijn te zor
gen voor een goede dooierkleur.
Is het juist dat de donkerder ge
kleurde dooiers voedzamer zijn dan
de bleke Nog onlangs lazen wij
in een landbouwweekblad dat de
kleur van de dooier niets zou te
maken hebben met de voedzaam
heid. Zulke uitspraak heeft ons wel
verwonderd. Nu is het wel moge
lijk dat een bleker gekleurde dooier
uit voedingsoogpunt evenwaardig
kan zijn aan een donkerder, maar
over 't algemeen is dat niet het ge
val. Wij komen hier later nog op
terug.
Wij mogen dus gerust aannemen
dat een goede kleur gewenst is én
omwille van de smakelijkheid én
omwille van de voedzaamheid.
Het is dus van 't allergrootste be
lang dat onze pluimveehouders
niets onverlet laten om met een
behoorlijke dooierkleur op de
markt te komen. Dat kan niet an
ders dan de omzet vergemakkelij
ken, iets wat in de huidige tijd niet
te onderschatten is.
Hoe ontstaat die kleur van de
dooier Verschillende eigenschap
pen die van een goed ei verwacht
worden berusten op erfelijke aan
leg en kunnen dan ook slechts
langs een doelmatige teeltkeus
beïnvloed worden. De kleur van
de dooier echter schijnt weinig er
felijk gebonden te zijn. In alle ge
val is het toch zo dat de kweker
deze kleur zeer gemakkelijk kan
beïnvloeden langs het voeder om.
De dooierkleur wordt immers be-
Eaald door de kleurstoffen, die
ings het voeder om, aan de leg
hen worden toegediend.
De grondstoffen, die normaal bij
de bereiding van pluimveevoeder
worden aangewend, zijn meestal
arm aan bedoelde kleurstoffen.
Men treft ze alleen aan in groen-
voeder (liefst jong), luzerne, gele
maïs en ook kuilvoeder. Dat geeft
meteen de verklaring waarom leg
hennen, die op gras mogen lopen,
doorgaans een goede dooierkleur
geven.
In de praktijk heeft de verbrui
ker dat ook wel opgemerkt en daar
uit is een zeker vooroordeel ont
staan. De verbruiker meent dat al
leen langs het gras goede dooiers
kunnen gevormd worden en daar
om meent hij dat alleen, wat hij
noemt boereneieren een goede
dooier kunnen hebben en hokhen-
nen niet. De voorkeur van de ver
bruiker voor boereneieren is
dan ook begrijpelijk. Dat deze op
vatting niet altijd juist is zullen wij
seffens aantonen.
Er is nog een andere omstandig
heid waarmee wij rekening moe
ten houden als wij het kleurver
schil van de dooier vergelijken bij
boerenhennen en hennen uit in
tensieve bedrijven. In de veronder
stelling dat allebei deze hennen
eenzelfde hoeveelheid kleurstof
fen langs de voeding ontvangen,
dan nog is het te verwachten dat
de boerenhennen donkerder dooi
ers zullen leggen. Moesten ze alle
bei evenveel eieren leggen dan
zou de kleur wel gelijk zijn. Maar
boerenhennen leggen doorgaans
heel wat minder eieren dan hun
soortgenoten op de kwekerijen.
Deze laatste moeten hun hoeveel
heid kleurstof dan ook verdelen
over een groter aantal eieren, zo
dat ieder ei afzonderlijk minder
kleurstof krijgt.
Wil een hennenhouder dus een
even donkere dooierkleur als de
boer van zijn hennen krijgt, dan
zal hij zeer hoge eisen moeten
stellen aan het voeder dat hij
koopt. Dat voeder zal er immers
voor moeten zorgen dat de hennen
nog meer kleurstoffen binnenkrij
gen dan deze die geheel de dag
op gras lopen.
De opvatting van de verbruiker
dat hokhennen noodzakelijkerwij
ze blekere dooiers geven is dus al
leen juist in die gevallen, waar die
hokhennen een voeder toegediend
krijgen dat niet voldoende kleur
stoffen bevat. Krijgen ze die in vol
doende mate, dan is er tussen de
eieren geen verschil te zien. In de
(Zïe vervolg 2* bladz. 1' kolom.)
De Koornbloem
Abonnementsprijs 96 fr. 's jaars
Men kan zich abonneren op de
postkantoren en bij de briefdragers.
Postcheckr. S. M. Redt U Zeiven
Handelsregister Aalst Nr 145.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden