Twee Wetsontwerpen
Wetenschappelijk onderzoek
Weekblad
Voor en door de Landbouwers
van belang voor land- en tuinbouwers.
in 't voordeel van de boeren
Arbeid adelt
AALST 6 OOGST 1960.
Verschijnt iedere zaterdag
39ste JAARGANG Nr 1934
Voor de Ontwikkeling en de
Standsverdediging van de Landbouwers
Nr M.25.93.
O. CAUDRON.
Beheer Zeebergkaai 5, Aalst
Tel. (053) 242.67
Bij de Kamer van Volksvertegen
woordigers werden bijna gelijktij
dig twee wetsvoorstellen neerge
legd die een gelijkaardig doel na
streven, namelijk de overheid, en
inzonderheid het parlement en de
regering, inlichten over de evolu
tie van 't landbouwinkomen en die
hun oorsprong vinden in het ach
terblijven van het landbouwinko
men op dit der andere belangrijke
takken van de nationale huishou
ding.
Het eerste voorstel ingediend op
10 mei 1960 door de heer J. Van
Den Eynde en zijn collega's A. De
Quae F Devilers, J. Van Royen, A.
De Nolf en L. Delhache draagt als
titel Wetsvoorstel waarbij aan de
Minister van Landbouw wordt voor
geschreven jaarlijks een verslag
over de land- en tuinbouwekono-
mie in te dienen». Het tweede
neergelegd op 25 mei 1960 door de
heer J. Discry is mede ondertekend
door de heren R. de Looze, M. Jac
ques, A. De Nolf, P. Streel en J. Du-
pont en draagt als hoofding Wets
voorstel ertoe strekkende de land
bouw op gelijke voet te plaatsen
met de andere bedrijfssectoren.
Het eerste voorstel wordt in de
toelichting door de heer J. Van
Den Eynde gemotiveerd als volgt
een grondige jaarlijkse studie om
trent onze land- entuinbouwekono-
mie doen instellen, de evolutie
ervan van dichtbij volgen en een
betere kijk verstrekken op de ver
schillende sectoren van land- en
tuinbouw. Dit verslag zal aan de
pers het nodige materieel verschaf
fen om de openbare opinie ver
trouwd te maken met de werkelij
ke toestand en de noden van onze
land- en tuinbouwers.
Op grond van dit uitgebreid on
derzoek zal de regering de maat
regelen kunnen treffen welke nood
zakelijk worden geacht om aan de
landbouwers de sociale bestaans
voorwaarden te waarborgen wel
ke overeenstemmen met deze van
andere beroepsgroepen en om hen
te laten deelnemen aan de stijging
van het nationaal inkomen. Deze
studie en de maatregelen waartoe
zij zal leiden, aldus de auteurs van
het voorstel, zullen in niet geringe
mate bijdragen tot de best moge
lijke voorziening in voedingswaren
van de Belgische bevolking en zal
dienstig zijn bij de verdere ontwik
keling van de Europese landbouw-
integratie.
Om hun sociale en nationale zen
ding te kunnen volbrengen moeten
de land- en tuinbouw een zekere
welvaart bereiken en behouden.
Een arme landbouwbevolking
remt de algemene volkswelvaart.
Deland- en tuinbouw moet even
als elke bedrijstak over financiële
en technische middelen beschik
ken om het bedrijf te moderniseren,
en de uitbating tot de hoogste op
brengst op te voeren. Bovendien is
een welvarende-land-en tuinbou
wersstand een belangrijke afnemer
van onze nijverheid, ambachten en
handel.
Volgens het wetsvoorstel Van
Den Eynde en consoorten moet be
doeld verslag voor de land- en tuin-
bouwuitbatingen, ingedeeld in ca
tegorieën naar gelang van de om
vang en het type van de bedrijven,
vermelden
1° het bedrag van de bruto- en
netto-opbrengst en van de bruto
en netto-uitgaven
2° het bedrag van de lonen toe
komende aan de voor het bedrijf
vereiste arbeidskrachten, onver
schillig of zij al dan niet tot het ge
zin van de uitbater behoren
3° het bedrag van de vergoe
ding voor de bedrijfsleider ,-
4° de rente van het kapitaal be
legd in het bedrijf.
Wanneer voor bepaalde hoofd-
produkten van land- en tuinbouw
de gemiddelde voortbrengstkosten
hoger liggen dan de prijzen ont
vangen door de voortbrenger, deelt
de Minister aan het einde van zijn
verslag de maatregelen mede wel
ke hij heeft getroffen of voorne
mens is te treffen om het even
wicht tussen de kost- en verkoop
prijzen te herstellen.
De toelichting van het wetsvoor
stel Discry en collega's begint met
een beschrijving van de nadelige
toestand waarin onze landbouw
verkeert. Sedert de terugkeer tot
de vrije handelsverrichtingen in
1948, is het globaal netto-inkomen
van de landbouw blijven staan op
het gemiddelde peil van 21,5 mil
jard fr., terwijl de produktiekosten
met 48 ziin verhoogd.
De volledige draagwijdte van
deze toestand beseft men als men
nagaat
dat de bruto-waarde van de
landbouwproduktie merkelijk ge
stegen is, nl. van 41 miljard fr. in
1948 tot 51 miljard in 1958
- dat de produktiviteit per per
soon werkzaam in de landbouw
van coëfficiënt 128 in 1948 gestegen
is tot coëfficiënt 209 in 1957, zegge
een verhoging met 60
(Zie vervolg 2bladzijde 3' kolom)
De wedloop tussen de verschil
lende bevolkingsgroepen, die iets
met economie te maken hebben,
staat in het teken van
Steeds meer voortbrengen
Met minder arbeidskracht.
Om dit te kunnen bereiken wor
den allen mogelijke studiediensten
in 't leven geroepen ingenieurs,
technici en alle mogelijke weten
schapsmensen worden onderstoom
gezet om toch maar nieuwe machi
nes te vinden, die nog meer werk
kunnen afleggen met nog minder
arbeidskrachten, om nog goedko
pere werkmethodes uit te zoeken,
die voordeliger productie mogelijk
maken.
In grote trekken berust dit stre
ven op de overweging dat enerzijds
de huidige uitrusting der bedrijven
zo kostbaar is dat de kostprijs van
het afgewerkte product aanzienlijk
wordt beïnvloed door de hoeveel
heid voortgebrachte goederen (hoe
meer een machine voortbrengt, hoe
goedkoper ze wordt per afgewerkt
stuk) anderzijds dat, door de stij
ging der lonen en der maatschap
pelijke lasten, het aandeel van de
arbeidskracht in de kostprijs van
het product steeds groter wordt.
Hoewel dit streven naar produc
tieverhoging niet overal even an-
thousiast wordt onthaald, toch
wordt ook de boer willens nillens in
deze wedloop betrokken en ook
van hem wordt geïst dat hij meer
zou voortbrengen met minder ar
beidskrachten. Per eenheid land
oppervlakte of per stuks vee moet
de opbrengst dus stijgen, terwijl de
boer zodanig zijn werk en zijn be
drijf moet kunnen organiseren dat
met die hogere voortbrengst bo
vendien een vermindering aan ar
beid gespaard gaat.
Ten einde ook daar alles uit ha
len wat er in zit zijn allerlei weten
schappelijke onderzoekingen on
dernomen, proeven aangelegd en
over en weer gecijferd. De resulta
ten hiervan springen trouwens in
't oog, al is dat misschien niet zo
spectaculair als in de nijverheid.
In de ene tak is wellicht meer
verwezenlijkt dan in de andere,
maar globaal genomen krijgen wij
toch een idee van de vooruitgang
als wij horen dat in de U.S.A. be
rekend is dat in 1910 één landbou
wer zoveel kon voortbrengen als
7 man voor hun voeding nodig
hadden. In 1957 kan die zelfde
landbouwer, maar nu anders uit
gerust, instaan voor de bevoorra
ding van 23 personen. De voort-
brengstcapaciteit is dus op 47 jaar
Uitgegeven door de
Landbouwersvereniging
REDT U ZELVEN
meer dan verdriedubbeld.
Hoe bemoedigend een dergelij
ke prestatie ook moge zijn toch zijn
er heel wat mensen in de boeren
stand die hier bepaald wantrouwig
tegenover staan. Hoewel ook voor
hen geldt dat een hogere produc
tie per eenheid land of vee kost
prijsverlaging meebrengt (denk bv.
alleen maar aan de afschrijving
van machines en gebouwen) toch
redeneren ze in de praktijk zo als
er toch al overproductie is, met als
gevolg doorvan vermindering van
de verkoopprijs, wat zin heeft het
dan voor de boer nog meer voort
te brengen Scherp uitgedrukt zou
men het aldus kunnen formuleren
opbrengstvermeerdering brengt
wel een gunstige invloed mee op
de kostprijs, maar jammer genoeg
ook een ongunstige op de verkoop
prijs.
Men kan het ook nog anders
stellen is de verhoogde voort-
brengstmogelijkheid, door het we
tenschappelijk onderzoek in 't leven
geroepen, werkelijk een voordeel
voor de boer
Om die vraag te kunnen beant
woorden moeten wij enkele moge
lijkheden bekijken, die zich kun
nen voordoen. Het is een feit dat
de prijzen, die de landbouwer voor
zijn producten ontvangt, sterk af
hangt van het spel van vraag en
aanbod. Is vraag en aanbod in
evenwicht, m.a.w. wordt er even
veel verbruikt als de boer kan
voortbrengen, dan komen er geen
onverkoopbare overschotten op
de markt en kan een lonende prijs
bedongen worden.
Deze ideale toestand is, vooral in
de huidige tijd, niet meer te ver
wezenlijken, niet in 't minst omdat
de internationale handel een ster
ke uitbreiding heeft genomen en
zeer zeker omdat allerlei politieke
(zowel nationale als internationale)
factoren hun woord meespreken.
Herinneren wij ons even de in
voer van Russisch vlas enkele jaren
geleden..
Het evenwicht tussen vraag en
aanbod is dus zeer twijfelachtig en
daarmee is ook de stabiliteit van
de prijzen verdwenen. Normaal zal
onze landbouw geslingerd worden
tussen de twee andere mogelijkhe
den ofwel zal de vraag groter zijn
dan de voortbrengst, ofwel zal de
vraag kleiner zijn, zodat overschot
ten op de markt gaan drukken.
Dat de economische verhoudin
gen echter nooit zo eenvoudig zijn
moge blijken uit het feit dat deze
(Zie vervolg 2® bladz. 1' kolom.)
De Koornbloem
onementsprijs 96 fr. 's jaars
kan zich abonneren op de
antoren en bij de briefdragers.
Postcheckr. S. M. Redt U Ze'.ven
Handelsregister Aalst Nr 145.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden.
Abot
Men