De landbouwstructuur
Weekblad
Hoe onze boeren betalen
voor de botersmokkelaars.
Voor en door de Landbouwers
Arbeid adelt
Bij de goedkeuring van het Benelux-verdrag.
AALST 12 NOVEMBER 1960.
Verschijnt iedere zaterdag
39ste JAARGANG Nr 1948
ieheer Zeebergkaai 5, Aaist
Tel. (053) 242.67
Voor de Ontwikkeling en de
Standsverdediging van de Landbouwers
Uitgegeven door de
Landbouwersvereniging
REDT U ZELVEN
Nr 14.25.93.
O. CAUDRON.
Wij waren juist bij een kennis
op bezoek toen wij op het T.V.-
scherm prof. Collin hoorden vertel
len dat Benelux nu eindelijk een
feit was geworden. Die kennis,
waarover wij het hebben, woont
vlak bij de Nederlandse grens.
En toen in het poppenfilmpje, dat
daarop volgde, heel demonstratief
de afsluitingen tussen de drie
landen België, Luxemburg en Ne
derland werden opgeruimd, begon
die kennis van ons te grinneken.
Onvermijdelijk kwam dan natuur
lijk de botersmokkel ter spraak.
Men vertelde ons daar enkele
kleine feitjes, die alle bij elkaar
een gedacht geven van de omvang
en de manier waarop er boter van
Nederland België binnenkomt. Die
feitjes waren uiteraard gelocali-
seerd tot een grensstrook van niet
meer dan een 5 tal km. Die feitjes
komen, voorlopig althans, nog niet
in de krant, omdat de douaniers er
tot nu toe niet in geslaagd zijn
daar een eind aan te stellen. Zie
hier wat men ons, zo voor de vuist,
vertelde
Vroeger was de streek berucht
om zijn koeiensmokkel. Nu is die
niet meer lonend en heeft men
overgeschakeld op de boter.
Practisch niemand aan de
grens eet Belgische boter. Die is te
duur. Hollandse boter is op enkele
minuten daar vandaan te kopen
aan 48 fr.
De werklozensteun is voor de
meeste een te mager inkomen en
een goede bijverdienste vormt de
botersmokkel. Hier gaat het dan
echter om kleine hoeveelheden,
zogezegd voor persoonlijk gebruik
In de gebuurte woont een ui
terst gewiekste smokkelaar, die
vroeger voorman was bij de koei
ensmokkel. Boter smokkelt hij ech
ter niet zelf, dat is immers te ge
vaarlijk omdat hij te goed gekend
is. Toch is hij in de branche Hij
houdt nl. de beweging van de
douaniers in de gaten en vooral
het signaleren van de vliegende
brigade ligt op zijn terrein. Dat
deze mobiele douaniers gewone
wagens gebruiken is voor hem geen
bezwaar. Hij is lang genoeg in het
vak om te weten wanneer er ge
vaar is.
Een beetje verder wonen de
schoonouders van een persoon in
openbare dienst. Schoonvader is
gepensioneerd en heeft dus tijd
zat. Een uitstapje over de grens be
vordert altijd de gezondheid en
ook de finanties als er wat boter
meekomt. Is de voorraad voldoen
de groot, dan komt de schoonzoon,
met de nodige eerbied voor de
wet, de boter halen en vindt er al
licht een liefhebber voor in 't bin
nenland. Aanvankelijk ging dat
per valies met de autobus. Nu gaat
dat reeds met een grote Ameri
kaanse wagen.
-Een paar straten verder woont
een klepper, die overdag tijd ge
noeg heeft om te rusten en tussen
door een paar reisjes opknapt als
chauffeur. Hij schijnt er in alle ge
val goed bij te varen want de voet
waarop hij leeft laat meer veron
derstellen dan zijn werklozensteun.
- De organisatie loopt doorgaans
zo gesmeerd, dat weinig staven
van een leger zo goed op de hoog
te zijn van de positie van de vijand,
als de smokkelaars van de positie
van de douaniers, enz., enz.
Dat zijn dan de kleine feitjes
over een grensstukje van amper
5 km.
Wil men echter wat grotere fei
ten verzamelen dan hoeft men al
leen iedere dag de krant maar na
te pluizen en een optelsommetje te
maken om te constateren dat heel
wat «tonnetjes» boter aangeslagen
worden. Voor zover wij de smokke
laars kennen, mogen wij gerust ver
onderstellen dat slechts een klein
gedeelte van de overgebrachte bo
ter in de handen valt van de doua
niers.
Voegt men dat alles zo bij elkaar
dan begint die botersmokkel zulke
verhoudingen aan te nemen, dat
zelfs een buitenstaander gemakke
lijk kan begrijpen dat de overpro-
duktie in Belgie van boter niet al
leen afkomstig is van het te grote
aantal koeien
De smokkel houdt echter niet op
met de grensstreek. Naar het schijnt
wordt er met de Hollandse boter,
eens dat ze veilig in 't binnenland
zit, nog wel een of ander zaakje ge
daan. Bijzonderheden daaromtrent
lazen wij in het weekblad De Li
nie van 21 oktober 1.1.
(Zie vervolg 2' bladz. 3' kolomJ
in de landen van de
Europese Economische Gemeenschap (E.E. G.).
(lste bijdrage)
In V.E.V. Berichten, het veertien
daags tijdschrift van het Vlaams
Economisch Verbond (nr 19 van 31
oktober 1960) publiceerde de heer
A. Kempeneers, assistent aan de
Rijksuniversiteit te Gent, een flink
gedocumenteerde bijdrage over
het onderwerp in hoofde vermeld.
Hierin worden achtereenvolgens
de verschillende aspecten van het
structuurverschil in de landbouw
van de onderscheiden landen der
Europese Gemeenschap belicht en
in grote trekken de maatregelen in
ogenschouw genomen welke in
aanmerking komen tot verbetering
van de landbouwstructuur als
grondslag voor de vaststelling van
een gemeenschappelijk landbouw
beleid tussen de landen van de
E.E.G.
Onze lezers zullen ongetwijfeld
met belangstelling kennis nemen
van de belangrijkste gegevens de
zer studie welke wij te hunnen be
hoeve overnemen of samenvatten.
In de inleiding betoogt de heer
Kempeneers terecht dat de ver
schillende en veelal gebrekkige
landbouwstructuur in de onder
scheiden landen van de gemeen
schap de grote struikelsteen vormt
voor het bepalen vaneen gemeen
schappelijk landbouwbeleid door
de Gemeenschap.
De overheidssteun, aldus de
auteur, kon de zwakke punten in
de nationale landbouwstructuren
totnogtoe min of meer verdoezelen.
Prijsbeheersing, subsidiëring, afzet-
garanties, handelsbeperkingen enz.
zijn schering en inslag in het land
bouwbeleid. Geen enkele lidstaat
heeft op dit gebied een duidelijk
omlijnde politiek gevolgd en de
noodzakelijke doelmatigheid in de
produktie werd niet steeds nage
streefd. Daarbij werden de kost
prijzen slchts zelden als grondslag
genomen voor het prijsbeleid. Het
voeren van een gemeenschappe
lijk landbouwbeleid -zoals dit
door het E E G.- verdrag voorzien
is-wordt er aanzienlijk door be
moeilijkt.
Door de inwerkingtreding van
de E.E.G. en de geleidelijke af
schaffing van de nationale be
schermende maatregelen zullen de
dispariteiten in de landbouwstruc
tuur nog duidelijker naar voren tre
den.
Het belang van deze verschillen
kan met behulp van enkele cijfer
gegevens aangetoond worden. Bij
de interpretatie vergete men ook
niet dat de statistieken slechts een
ruwe maatstaf zijn voor het meten
van de dispariteiten in elk land.
Hiermede moet bij de ontleding
van de produktieomstandigheden
en voortbrengstmethoden rekening
worden gehouden.
De structuurverschillen.
A) De landbouwbevolking.
Volgende tabel 1 geeft het aan
deel van de actieve of werkende
landbouwbevolking in de totale
actieve bevolking in de E.E.G.
België (in 1955)
Nederland (1955)
Luxemburg (1955)
Benelux
West-Duitsland (1955)
Frankrijk (1954)
Italië (1956)
Europese Gemeenschap
3.450
4.145
135
7.730
23.905
19 232
20.092
70959
345
509
35
889
4.781
5.135
6 691
17.496
10,0
12,3
26,0
11,5
20,0
26,7
33,0
24,7
De actieve landbouwbevolking
schommelt tussen 10 en 33 p.h. van
de totale actieve bevolking. De sta
tistieken zijn niet zeer recent en ge
ven maar een betrekkelijk getrouw
beeld van de huidige toestand. Se
dert 1955 is de landbouwbevolking
in de lidstaten zowel in volstrekte
getallen als relatief nog belang
rijk gedaald. De gegevens van
tabel 1 hierboven volstaan ech
ter om de grote onderlinge ver
schillen in de Gemeenschap aan
te tonen.
Het is geweten dat de land
bouwbedrijven een uitgesproken
familiaal karakter hebben. En
kel 1/4 van de landbouwbevol
king der gemeenschap bestaat
uit loontrekkenden alhoewel
hun relatief aandeel verschilt
van land tot land zoals aange
toond wordt door volgende ta
bel II.
(Zie vervolg 2' bladzijde 1' kolom)
De Koornbloem
Abonnementsprijs 96 fr. 's jaar»
Men kan zich abonneren op de
postkantoren en bij de briefdragers.
Postcbeckr. S. M. Red! Zelvea
Handelsregister Aalst Nr
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden
Landen
Totale actieve
bevolking (1000 n.)
Actieve landbouw
bevolking (1000 n.)
Percentage
landbouwbevolk.