De dierlijke
voor tbr engst
Landbouwers,
in België
in 1959.
(Vervolg van
treedt dan wel duidelijk op de
voorgrond wanneer het gaat om
diensten en bedrijven die een sleu
telpositie bekleden, zoals bv, de
openbare diensten (spoor, post,
enz.) en bepaalde levensnoodza
kelijke bedrijven zoals gas, electri-
citeit, waterbedeling, transport,
enz. Bepaalde bedrijfstakken zijn
voor de normale gang van zaken
in een land van zulk groot beiang,
dat men zich terecht kan afvragen
is er in dergelijke bedrijven nog
wel te spreken over een recht
staking Het is trouwens om die
reden dat in sommige landen
maatregelen zijn genomen om juist
in dergelijke diensten de staking
onmogelijk te maken.
Een even fundamentele regel is
dat de staking pas mag gebruikt
worden als alle andere middelen
om tot een overeenkomst te gera
ken, hebben gefaald.
Als de staking nu andere bedoe
lingen heeft dan de sociale, waar
aan ze haar rechtsgrond ontleent,
als ze bv. aangewend wordt om
drukking uit te oefenen op de wet
gevende macht, dan treedt ze üui
ten haar terrein en krijgt ze het uit
zicht van een politieke staking.
In een democratisch land is een
politieke staking een ongerijmd
heid. Dat komt immers neer ofwel
op een uitgesproken wantrouwen
ten overstaan van de volksverte
genwoordigers, die men zelf heeft
gekozen, ofwel omdat men vreest
dat in het spel van meerderheid
tegen minderheid beslissingen ge
troffen gaan worden die met de
persoonlijke belangen niet stroken.
In allebei de gevallen ver
loochent men de grondprinciepen
van de democratie nl. het steisei
van de volksvertegenwoordiging
en het overwicht van de meerder
heid op de minderheid. Bij de ver
kiezingen heeft iedere staatsburger
zijn recht van medezeggenschap
in de wetgevende macht overge
dragen aan de man of de partij van
zijn keuze, in de veronderstelling
dat die man of die partij zijn be
langen op de juiste wijze zal ver
dedigen. En eenmaal in de wetge
vende kamers is het de meerder
heid die beslist over het al dan niet
aannemen van een bepaalde wet.
Dat sommige mensen of groepen
van mensen het vervelend vinden
dat door de meerderheid maatre
gelen gaan gestemd worden, die
voor hen minder aangenaam oi
minder voordelig zijn, is heel be
qrijpelijk. Maar dat ze zich aan het
spel van meerderheid tegenover
minderheid willen onttrekken van
als dat principe tegen hun belan
gen gaat werken, dat is dan het
eigenbelang stellen boven het al
gemeen belang en dat is meteen
het democratisch regime veroor
delen.
Op die wijze lopen wij onvermij
delijk in de richting van een dicta
tuur van een minderheid, met an
dere woorden het is de minder
heid, die aan de rest van het land
zijn wil gaat dicteren, gaat opleg-
96Dat dit de laatste jaren in België
al eens is gelukt, zelfs nadut na
een volksraadpleging de meerder
heid tegenover de minderheid was
gesteld, pleit nu precies niet in
't voordeel van de democratische
zin, waarover sommige vaderlan
ders het bij voorkeur hebben. De
gedraging van sommigen komt in
de praktijk hier op neer dat ze de
regels van 't spel zolang respecte
ren als ze in hun voordeel werken.
Doen ze dat niet meer dan gaan
ze aan obstructie doen. Heel fair
le bladzijde).
is dat niet en met democratie heeft
dat helemaal niets te maken. Fataal
leidt zulke manier van doen tot een
dictatuur van de straat met al de
mooie gevolgen van dien.
Nog een andere fundamentele
regel geldt voor een staking hoe
wel men zelf vrij is te staken, houdt
dat niet in dat men die mensen die
willen doorwerken mag beletten
dit te doen. Bovendien heft het
recht op staking niet de verplich
ting op dat men ieders eigendom
dient te eerbiedigen, niet alleen
private eigendom maar ook de pu
blieke
Dat de huidige staking op dit
gebied op brutale wijze zijn recht
te buiten is gegaan, zal niemand
kunnen ontkennen. En men moet
al de uitspattingen in dit verband
niet schuiven op de rug van enke
le heethoofden De koele
hoofden, die heel de zaak op touw
hebben gezet, zijn wel niet zo dom
dat ze dergelijke misbruiken niet
kunnen voorzien. Waar de enke
ling een naamloos deel wordt van
een betogende massa is het bijna
natuurnoodzakelijk dat misbruiken
en gewelddaden worden gepleegd.
Wat is er nog overgebleven van
het recht op arbeiden voor dege
nen die niet meedoen aan de sta
king Wij moeten in dat verband
niet voortgaan op wat men ver
telt». Wie een T.V.-post heeft zal
met eigen ogen wel gezien heb
ben op welke wijze het arbeids
recht van anderen wordt geëerbie
digd.
Wat dan te zeggen over echte
sabotagedaden op spoorwegen
Realiseert men zich wel welke ge
volgen zulke praktijken kunnen
hebben. Eén paar staaltjes willen
wij hier even herinneren men
heeft een saboteur aangehouden,
die bezig was spoorstaven los te
schroeven. Die saboteur was 12
jaar oud Bij een betoging te
Antwerpen dienden er van de 23
opgeleide betogers 10 voor de Kin
derrechter te verschijnen.
En dan het eerbiedigen van een
andermans eigendom Stukgesla
gen ruiten in winkels, vernielde
autobussen, enz.
Bij het jaareinde kregen wij in
de televisie een overzicht van de
gebeurtenissen in de loop van 1960
enerzijds in Kongo, anderzijds in
het buitenland. Het was een aan
eenschakeling van gewelddaden,
revolutie, baldadigheid en dies
meer. En tot ons spijt en onze grote
schande moeten wij toegeven dat
België, dat klein lapje grond op de
grote wereld, dat reeds zo dikwijls
door buitenstaanders werd geteis
terd, het nodig vindt zelf te gaan
meewerken aan zijn eigen onder
gang.
Want voor wie niet blind is, is er
gedurende die triestige vertoning
van de laatste weken iets duidelij
ker geworden, iets dat met de sta
king niet veel te maken heeftde
steeds schsrper wordende tegen
stelling tussen Vlaanderen en Wal
lonië.
Wie beweert er daar dat de
mensheid er op vooruit is gegaan
de laatste tijden Wij bemerken
hier bitter weinig van En dat is
heel jammer. Wij hebben moeten
vaststellen dat wij in beschaving
nog niet zo veel verder staan dan
die Kongolezen, die wij nu al zo
lang aanzien als achterlijke wilden.
leest en verspreidt uw blad.
7 jan. 1961 !H
(Vervolg van
Deze controle heeft eens te meer
toegelaten vast te stellen, dat de
paardenfokkerij niet meer de be
langrijke bedrijvigheid is die zij
lange tijd voor onze landbouw is
geweest. Terwijl vóór enkele jaren
nog jaarlijks zowat 10 000 paarden
werden uitgevoerd, zijn deze cij
fers de laatste tijd sterk gedaa d
zoals blijkt uit de volgende tabel
1950 329 dieren
1951 304
1952 133
1953 90
1954 65
1955 65
1956 123
1957 70
1958 71
1959 30
Anderzijds is het bevreemdend
vast te stellen dat de invoer van
trek-en fokpaarden vrij belangrijk
blijft, zoals wordt aangetoond door
volgende cijfers
1950 196 dieren
1951 315
1952 99
1953 742
1954 1151
1955 2013
1956 2215
1957 1122
1958 1122
1959 630
Deze toestand verdient de volle
aandacht van de betrokken be
roepsverenigingen en van de be
voegde openbare besturen.
Controle van de
dekkingen.
Het grote aantal dekkingen ge
controleerd door de «Beroepsvere
nigingen van Houders van Gekeur
de Hengsten bedraagt ongeveer
15.000, hetzij nagenoeg hetzelfde
aantal als in 1958. Dit aantal wijst
op een vermindering van 12 ten
opzichte van 1957 en van 40 "/0 te
genover 1956, jaar waarin met de
controle werd begonnen. Het pijler
voor 1959 geeft een gemiddelde
van 25 dekkingen per goedgekeur
de hengst, tegenover 29 in 1956
Deze gegevens bevestigen nog
maals de moeilijkheden waarmede
de hengstenhouderij te doen heeft,
want om winstgevend te zijn, zou
het aantal dekkingen per hengst
ten minste 50 moeten bedragen. Er
dient evenwel aangemerkt dat het
hier om statistieken gaat die ge
steund zijn op de dekboekjes. Wel
nu een zeker aantal hengstenhou-
ders houden deze dekboekjes on-
voldoende bij, zodat in werkelijk
heid de toestand wel iets minder
ongunstig zijn zal dan deze cijfers
laten veronderstellen.
Het aantal leden aangesloten bij
d e Beroepsverenigingen voor
Hengstenhouders bedroeg in 1959
458 en is ongeveer gelijk gebleven
sedert 1955, toen er 465 werden ge
teld.
Nationale prijskamp
voor fokpaarden.
Het verloop van de inschrijvin
gen voor de Nationale prijskamp
tijdens de laatste tien jaren toont
aan dat de paardenfokkerij veel
van haar economische belangrijk
heid voor de landbouw heeft inge
boet. Voor 1959 bedroeg het aantal
inschrijvingen 417, zijnde ongeveer
Ie bladzijde).
de helft van het aantal van vóór de
jongste oorlog toen het aantal van
800 werd bereikt.
Indien men er in geslaagd is se
dert 1950 een voldoende aantal
deelnemers aan de Nationale Prijs
kamp te behouden, dan mag dit
toegeschreven worden aan het
toekennen van nationale premiën
voor rashengsten. De uitwerking
van deze maatregel was vooral
duidelijk in 1951 toen 601 inschrij
vingen werden genomen. Het pu
bliek en de atmosfeer op de Na
tionale Prijskamp van 1959 hebben
bemoedigend gewerkt en schijnen
er op te wijzen dat de landbouw-
wereld nog niet alle belangstelling
heeft verloren voor het trekken
door paarden (paardentractie).
Voegen wij hierbij dat bij ko
ninklijk besluit van 26 mei 1958 het
aantal premiën voor rashengsten
van 4 tot 6 werd verhoogd, deze
premiën zijn te verdelen op vol
gende basis
50.000 fr. voor de eerste premie;
40 000 fr. voor de tweede premie
35.000 fr. voor de derde premie
30.000 fr. voor de vierde premie;
25.000 fr. voor de vijfde en zesde
[premie.
Het onmiddellijk gevolg van
deze regeling was een toeneming
van het aantal op de nationale
prijskamp aangeboden rasheng
sten. Terwijl er in 1957 enkel 5 ras
hengsten werden aangevoerd telde
men er 10 in 1958 en 9 in 1959.
Het fokken van het
Belgisch halfbloed-paard.
In talrijke bedrijven, die gedeel
telijk gemechaniseerd zijn, bestaat
toenemende belangstelling voor
het halfbloed paard Om aan de
Vereniging van het Belgisch half
bloed paard toe te laten de orga
nisatiekosten te dragen van keu
ringen en prijskampen verleent
het Ministerie van Landbouw sinds
1954 een maximum toelage van
40 000 fr.
De geldelijke tussenkomst van
het Departement van Landbouw
voor deze vereniging ziet er de
laatste jaren uit als volgt
40.0C0 fr. in 1957
19.142 fr. in 1958
36.257 fr. in 1959.
Niettegenstaande de moeilijkhe
den werkt deze vereniging verder,
met de middelen waarover zij be
schikt aan de valorisatie van het
halfbloedpaard.
De Heer Vergote beëindigt zijn
bijdrage met de volgende beslui
ten
Zoals in alle landen heeft, ook in
België, de paardenfokkerij het ver
schijnsel gekend van de achteruit
gang ten gunste van een toene
mende mechanisatie.
Rekening houdend met de struc
tuur van onze landbouwbedrijven
en het belang zelf van de land
bouw, is het onontbeerlijk een toe
reikend aantal paarden te behou
den, evenals veredelingskernen die
toelaten onze paardenfokkerij ver
der te verbeteren. Het Ministerie
van Landbouw blijft dan ook ver
der zijn werking voeren in deze
richting.
Wordt voortgezet
DE KOORNBLOEM