Ademhalingsziekten bij Varkens. Weekblad De dierlijke voortbrengst Voor en door de Landbouwers Arbeid adelt in België in 1959. VL Besmettelijk hoesten» - AALST 14 JANUARI 1961. Verschijnt iedere zaterdag 40ste JAARGANG Nr 1957 Beheer Zeebergkaai 5, Aalst Tel. (053) 242.67 Voor de Ontwikkeling en de ^landsverdediging van de Landbouwers Uitgegeven door de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN Nr 14.25.93. O. CAUDRON. (4de bijdrage) Aan de hand van een gezamen lijke studie over de dierlijke pro- duktie gepubliceerd door het Land- bouwtijdschrift van Augustus 1960 hebben wij in onze drie vorige nummers achtereenvolgens de bij zonderste gegevens samengevat over de dierlijke voortbrengst in het algemeen voorkomende in de bijdrage van de heer G. Van Snick, over de rundveekweek behandeld in de bijdrage van de heer Kint, over de varkenskweek voorkomen de in de bijdrage van de heer Ver- gote en over de paardenfokkerij insgelijks behandeld door de heer Vergote. Het volgend hoofdstuk van voor melde studie is van de hand van de heer A. Ryskens, veeteeltconsu lent, en handelt over de kleinvee- teelt in 1959. Deze omvat de pluimveehouderij en de schapen en geitenkweek. I) De pluimveehouderij. De schrijver maakt een onder scheid tussen de bedrijfspluimvee- teelt en de liefhebberspluimvee houderij en konijnenkweek. A) De bedrijfspluimveeteelt. 1) Broederijen Het aantal broederijen is met 16 eenheden geslonken tegenover 1958. Evenwel blijft de capaciteit behouden en schommelt in de jongste jaren rond 9,5 miljoen eie ren. Deze cijfers bevestigen de evo lutie welke zich in de laatste jaren heeft voorgedaan verhoging van de gemiddelde en bevestiging van de totale broedcapaciteit. Onderstaande tabel wijst deze evolutie duidelijk aan 1959 327 9.562.400 29.250 1958 343 9.568.120 28.000 1956 394 9.388.512 23 800 1953 427 9.247.880 21.600 2) De selectie- en vermeerderingsbedrijven. De evolutie wordt uitgewezen door de volgende tabel 1959 83 79.568 847 420.185 1958 94 94.865 886 360.546 1957 112 105.355 933 376.019 1956 122 107.913 1210 371.542 1955 136 112.796 1083 341.261 1952 162 148.289 1495 399,082 1950 154 165.469 1461 566.121 Voorgaande cijfers wijzen op een aanhoudende vermindering zowel van het aantal erkende selectie als vermeerderingsbedrijven. Deze vermindering bereikt ongeveer 45 o/0 t.o.v. 1952. Wat betreft de selectiebedrijven, hun aantal alsook het aantal kweekdieren verminderen van jaar tot jaar. De oorzaak hiervan is tweevoudig a) de invoer van zuivere stam men en kruisingen. Vele selectie bedrijven die een vrij gering aan tal kweekdieren houden, kunnen niet concurreren met de grote bui tenlandse bedrijven. Daar hun veredelingswerk niet langer lonend is, hebben zij overgeschakeld naar de vermeerderingsteelt. b) het overdreven aantal selec tiebedrijven in verhouding tot de vermeerderingsbedrijven vermin derd in sterke mate de afzetmoge lijkheden van de selectiebedrijven. Men stelt vast dat deze verhou ding, welke normaal 1/7 tot 1/8 zou moeten bedragen, tot in 1958 schommelde tussen 1/3 en 1/4. De selectiebedrijven werden er der halve toe genoopt hun veredel de dieren rechtstreeks te leveren aan de voortbrengers van de ver- bruikseieren en dit tegen prijzen welke niet lonend waren voor de bijkomende lasten en kosten van het veredelingswerk. Een geleidelijke uitschakeling, welke thans nog bezig is, heeft het aantal selectiebedrijven tot 83 ver minderd, dit is amper de helft van net aantal erkende bedrijven in 1952. De verhouding tussen de se lectie- en vermeerderingsbedrijven in 1959 is verbeterd en bereikt 1/5,5. In het vooruitzicht wordt gesteld dat deze evolutie zal voortduren. Het aantal vermeerderingsbe- bedrijven, na een vermindering in 1956, is sedert 1957 ongeveer op een gelijk peil gebleven, hoewel toch nog geringe vermindering vastgesteld wordt. Daartegenover is het aantal dieren in deze bedrij ven nadat het tijdens de periode 1952-58 op een gelijk peil bleef (de uiterste schommeling heeft nooit 10 overtroffen), in 1959 toegeno men 60.000 stuks zegge 16 t.o.v. 1958. Het aantal dieren in de erkende bedrijven laat toe gemakkelijk te voorzien in de jaarlijkse vervan ging van de leghennen. (Zie vervolg 2? bladz. 3' kolom.) Dat is ook weer een van de dub belzinnige benamingen voor een ziekte die aanleiding kan geven tot verwarring. Wij hebben er vroeger reeds op gewezen dat practisch bij alle ademhalingsziekten min of meer hoest optreedt. Bovendien zijn er verschillende besmettelijke adem halingsziekten, zodat men zich te recht kan afvragen wat is dat nu weer dit besmettelijk hoesten Vooreerst moeten wij deze ziek te onderscheiden van de borst ziekte, die wij reeds hebben be handeld. Deze is nl. een vorm van longontsteking die bij voorkeur voorkomt bij oudere varkens (van 80 tot 100 kg). Besmettelijke hoest daarentegen heeft een voorkeur voor biggen. Als het nu hoofdzakelijk een big- genziekte is moeten wij ze nu ook onderscheiden van de biggen- griep, ook een vorm van longaan doening die veroorzaakt wordt door een virus, terwijl besmettelijk hoesten zou veroorzaakt worden door een bacterie, vermoedelijk een streptococce. Het typische nu van deze bac terie is wel dat ze onder normale omstandigheden bij biggen kan voorkomen, zonder ook maar de minste schade te veroorzaken. Gaat het weerstandsvermogen van de biggen door een of andere oor zaak achteruit, dan is er veel kans dat die bacterie gevaarlijk wordt en dat de ziekte uitbreekt, 't Is hier dus weer een kwestie van weer standsvermogen, meer nog dan van de smetstof. Nu valt er over dat weerstandsvermogen van de biggen heel wat te zeggen. Her haaldelijk hebben wij dit vraag stuk reeds besproken. Wij zullen hier in 't kort het voornaamste even in herinnering brengen. Het weerstandsvermogen bij de biggen. Drie groepen van invloeden spe len hierbij een belangrijke rol. Vooreerst de huisvesting. Vooral in het koude seizoen worden hier vrij veel fouten gemaakt. Men ver geet wel eens dat gedurende de eerste levensdagen de biggen zeer gevoelig zijn voor koude en voch tigheid. Wij kunnen de kwekers niet genoeg aanraden een verwar mingslamp te gebruiken. Bij doel matige aanwending zullen de big gen niet alleen sterk en gezond opgroeien, maar bovendien wordt het gevaar van doodliggen door de zeug uitgeschakeld. Vervolgens kan een verkeerde voeding van de zeug oorzaak zijn van een verminderd weer standsvermogen, ja zelfs van een uitgesproken verzwakking. Het valt nog te veel voor dat de var kenshouder pas aan de zeugen voeding gaat denken als de big gen reeds geboren zijn. Het wordt nu toch stilaan tijd dat de kwekers er rekening mee houden dat de biggen in de zeug aan t groeien gaan vanaf de dek king. Gedurende het verblijf in de baarmoeder is de ontwikkeling van de vrucht volledig afhankelijk van de voeding van het moeder- dier. Terloops dient vermeld dat volop frisse lucht evenzeer van be lang is, daar de voorziening van ruim zuurstof via het bloed even eens een levenskwestie is voor de groeiende vrucht. Na de geboorte speelt de voe ding van de zeug nog steeds een overwegende rol, zolang de biggen zuigen. De zeug kan aan de big gen niet geven wat ze zelf niet heeft. Zorg dus steeds voor een ruime voorziening van vitaminen en mineralen (dus een aangepast zeugenmeel), die voor de opgroei ende biggen van het grootste be lang zijn. Ten slotte is de bijvoedering van de biggen, zolang ze bij de zeug zitten, eveneens niet te ver waarlozen. Het is immers een be kend feit dat biggen die te lang uitsluitend op de zeugenmelk zit ten zeer gemakkelijk last krijgen van bloedarmoede. Dat is vooral het geval rond de derde tot de vierde week. Een bijvoedering van een goede kwaliteit biggen- meel kan hier veel onheil voorko men. Bovendien heeft dat als voor deel nog dat de diertjes niet meer volledig op de zeugenmelk zijn aangewezen als de eerste bronst bij de zeug terug optreedt. De bronsthormonen, die via de melk door de biggen worden opgeno men zijn doorgaans aanleiding tot ongesteldheid en vrij dikwijls tot afgang. Eten de biggen op dat ogenblik al zelfstandig dan kan (Zie vervolg 2' bladzijde 1' kolom) B9B8B De Koornbloem \bonnementsprijs 96 fr. 's jaars Men kan zich abonneren op de postkantoren en bij de briefdragers. Postcheckr. S. M. Redt U Zeken Handelsregister Aalst Nr 145. STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is verboden Jaar aantal totale gemiddelde broedcapaciteit broedcapaciteit selectiebedrijven vermeerderingsbedrijv' Jaar aantal stapel aantal stapel

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1961 | | pagina 1