Weekblad De dierlijke opbrengsten 1960. Van de hennenhouders zelf Rechtskundige Dienst. Voor en door de Landbouwers in wordt ook een inspanning gevraagd* Arbeid adelt AALST 2 DECEMBER 1961. Verschijnt iedere zaterdag 40ste JAARGANG Nr 2002 Voor de Ontwikkeling en de Stcmdsirerdediging van de Landbouwers Nr 14.25.93. O. CAUDRON. Beheer Zeebergkaai 5, Aaist Tel. (053) 242.67 Telken jare publiceert hetLand- bouwtijdschrift uitgegeven door het Ministerie van Landbouw een reeks studiën gewijd aan de ont wikkeling van onze dierenkweek. Deze bijdragen opgesteld door ambtenaren specialisten zijn inte ressant omdat zij door statistische gegevens een beeld verstrekken van de evolutie der verschillende takken van onze dierlijke voort brenging tijdens het verlopen jaar. In nummer 8 - augustus 1961 - van voormeld tijdschrift wordt de toestand behandeld in 1960, ach tereenvolgens door G. Van Snick, hoofd inspecteur-Directeur die het heeftover de algemene kenmerken der ontwikkeling van de dieren- stapeldoor de heer G. Kint, e.a. ingenieur dienstchef die handelt over de rundveeteelt door de heer W. Vergote de Lantsheere e.a. in- genieur-dienstchef die handelt over de varkensfokkerij en over de paardenfokkerij door Ingen. A. Ryskens, veeteeltkonsulent die de ontwikkeling schetst van de kleinveeteelt. In deze bijdrage wensen wij even de bijzonderste beschouwingen en gegevens voorkomende in de stu die van Dr G. Van Snick samen te vatten ten behoeve van onze lezers. Deze wijst op het aanzienlijk en immer toenemend belang van de dierlijke produktie in de opbrengst van onze landbouwbedrijven. De inspanningen welke voor de selec tie der dieren zowel door de staats diensten als door de private fokver- enigingen worden gedaan verdie nen daarom de bijzondere aan dacht van de fokkers en van de ganse gemeenschap. Volgens de landbouwtelling was onze dierenstapel samengesteld als volgt Deze gegevens hebben enkel betrekking op het vee dat geteld werd in landbouwbedrijven met een oppervlakte van meer dan 1 ha. Uit deze cijfers blijkt dat het aan tal landbouwpaarden verder af neemt tengevolge van de uitbrei ding van de mechanisatie. Aldus bedroeg het aantal tractoren in 1959 40.000 en in 1960 43.037. Daar entegen is het aantal niet-land bouwpaarden licht gestegen ten gevolge van de belangstelling wel ke de paardensport deze laatste jaren geniet. De rundveestapel is in 1960 met ruim 100.000 stukstoegenomen niet tegenstaande de pogingen die in de jongste jaren werden gedaan om deze toename te remmen ten gevolge van de zware moeilijkhe den welke de afzet van de zuivel- produkten en inzonderheid van de boter oplevert. Ten slotte dient de aandacht ge vestigd op de sterke uitbreiding van de varkensstapel; voor tal van kleine bedrijven blijft het fokken en het mesten van varkens een onmis baar bestanddeel van het inkomen. De uitbreiding met meer dan 10.000 stuks van het aantal schapen onderstreept het belang dat op nieuw wordt gehecht aan deze tak van de dierlijke voortbrenging die in een zeker aantal landbouwbe drijven goed op zijn plaats is. De bijzonderste kenmerken van de in- en uitvoer in de dierlijke sec tor kunnen als volgt worden ge schetst de invoer bleef nagenoeg op hetzelfde peil als in 1959, met nochtans een daling van ongeveer 1.000 slachtvarkens en een stijging van zowat 100.000 stuks pluimvee, meestal ingevoerd voor fokdoelein- den. De uitvoer is daarentegen ge voelig gestegen voor slachtvarkens (-f~ 76.394). West-Duitsland was de bijzonderste afnemer met 66 van onze uitvoer. Nochtans had in 1960 ook een betrekkelijk belangrijke uitvoer van slachtvarkens plaats naar Frankrijk. Wat het pluimvee aangaat, is on ze uitvoerpositie verbeterd zowel voor slacht- als voor fokdieren. Frankrijk komt op de eerste plaats als afnemer van fokdieren met85°/0 van onze uitvoer. West-Duitsland kocht bijna onze ganse uitvoer van geslacht pluimvee. (Zie vervolg 2' bladzijde 4' kolom.) Onze rechtskundige houdt zijn zitdag op zondag 10 dec. e.k. tussen 10 en 12,30 uur, in ons lo kaal «De Koornbloem», Grote Markt, Aalst. IV Vorige keren bespraken wij en kele vraagstukken, die van belang zijn bij de bouw en de inrichting van een hennenhok. En wij zijn daarbij tot de vaststelling gekomen dat daar nog alles niet is wat het zou kunnen zijn. Wij hopen dat wij er in geslaagd zijn de hennenhou ders te doen inzien dat het hier geen kwestie is van loutere luxe, maar dwingende noodzaak, willen wij ons bedrijf winstgevend hou den. Laten wij nu veronderstellen dat wij de grootste klippen hebben om zeild en bij de bouw van ons hok geen al te grote fouten hebben ge maakt. Hoe staat het nu met de binneninrichting Binneninrichting der hokken. Hierbij moeten wij twee grond regels goed in 't oog houden voor eerst moet die binneninrichting af gestemd zijn op het gemak, het welzijn, het confort, zouden wij bij na zeggen, van onze dieren. Zij moeten in hun hok thuis zijn en het er gezellig vinden en naar hun goesting. Vervolgens moet de binnenrich- ting zodanig zijn dat alle zorgen, die door de pluimveehouders moe ten uitgevoerd worden, een mini mum aan tijd en arbeid vragen. Het welzijn van de hennen. Wij hebben reeds gezegd dat 't hok de dieren moet beschermen tegen de wisselvalligheden van het weder. Dat is echter niet voldoen de. Het hok moet gezellig zijn voor de dieren, ze moeten er hun hart kunnen ophalen, ze moeten er zich op hun plaats voelen, zonder dat ze te veel last krijgen met minder aangename dingen. Dat wij dit eisen voor de goede gang van za ken en niet uit liefde voor onze die ren, ligt voor de hand. Nu vooral dat men meer en meer overgaat tot het stelselmatig binnenhouden, ook in de zomer, dienen wij dus onze uiterste zorg te besteden aan de binneninrichting. Veel houdt dat alles niet om 't lijf, maar daar waar het omgaat moet in orde zijn. Daar is op de eerste plaats de bodembedek king. Nog te veel kwekers laten zich leiden door de overdreven zorg alles op zijn goedkoopst te doen, zonder daarbij te bedenken dat de dieren en dan ook hun pro ductie daar wel eens het nadeel Uitgegeven door de Landbouwersvereniging REDT U ZELVEN van kunnen ondervinden. Goed koop wordt al gauw duurkoop! De strooisellaag moet goed op gebouwd zijn. Hiervoor komen verschillends materialen in aan merking. Wat ons in de praktijk echter het meeste voldoening heeft gegeven is een strooisellaag be staande uit turf en geperst stro Op korte tijd hebben de dieren alles dooreengewerkt, en als de laag voldoende dik is, bevinden ze zich daar zeer goed op. Zonder propa ganda te willen maken voor de dikstrooiselmethode, moeten wij er toch op wijzen dat in vele gevallen de hokken een te dunne laag heb ben. Dat heeft als gevolg dat het mest en de nattigheid zeer vlug aan de vloer gaan kleven, zodat onvermijdelijk een aaneengekoek- te laag ontstaat. Dergelijke laag proberen weer bruikbaar te maken is onbegonnen werk. Ze moet een voudig verwijderd worden en ver vangen door een andere. Alleen dat regelmatig vervangen kost aan strooiselmateriaal en ar beidsuren meer dan het aanbren gen van een voldoende dikke laag zou hebben gekost, was men daar vanaf de eerste dag mee beaon- nen. 3 Benevens het feit dat dergelijk strooisel steeds vuil ligt, oorzaak is van vuilschalige eieren, kunnen de dieren er niet in krabben, omdat er niets te krabben valt. Zelf als de laag droog blijft krabben ze meteen op de vloer en dat vinden ze al vrij vlug vervelend. Ze staan daar dan maar te staan, omdat ze niets an ders weten te doen. Dat in derge- hjke gevallen gemakkelijker pik- kenj optreedt spreekt van zelf. Een dikkere strooisellaag heeft een veel groter opslorpingsvermo- gen voor vocht (ten minste als ze uit de aangepaste materialen be- L1?I,'1, mest verdwijnt er ogen- blixkelijk in en t geheel blijft veel droger. Trouwens bij een dikke laag ontstaat normaal langs de on derkant een zekere graad van gis ting die een goede invloed heeft op het drogen en ook op de tempe ratuur in het hok. Het spreekt van zelf dat een dikke laag regelmatig moet omgewerkt worden om aan- eenkoeken te vermijden. Vooral in de winter, als de die ren volledig binnen blijven, is het nodig hen bezigheid te geven. Sommigen hangen mergkolen in het hok anderen geven wortels, ja zelf bieten of rapen Wij moeten (Zie vervolg 2' bladzijde 1kolom). De Koornbloem nnementsprijs 96 fr. 's jaars kan zich abonneren op de antoren en bij de briefdragers. Postcheckr. S. M. Redt. U Zeiven Handelsregister Aalst Nr 145. STICHTER EN BESTUURDER De medewerkers zijn verantwoordelijk voor hun bijdragen Het overnemen van artikelen zonder aanduiding der bron is verboden. Ahoi Men 1960 1959 Landbouwpaarden 159.172 167.732 Niet-landbouwpaarden 3.754 3.138 Runderen 2.690.245 2.588.674 Schapen 88.506 74.737 Geiten 7.745 3.603 Varkens 1.725.856 1.338.186

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1961 | | pagina 1