De B.C.G.-Entstof
DE LANDVLUCHT.
tegen Tuberculose.
OPRUIMING
Hugo BAEYENS, Erembodegem, Ter joden Haai"ert
6
1964
van nieuwe gewaarborgde MACHINES
wegens plaatsgebrek aan SPOTPRIJZEN.
Schoepers (canadese eggen) 7 en 9 tanden
Eggsn verstelbare, weide en zigzag
Dubbele ploegen Melotte, Raapmolens
Hakcultivatoren, aanaardploegen, aalpompen,
Zaaimachines 7 en 9 rijen bineuzen
Kookdouchen, wanmolens, beervaten
Maai- en pikmachines 1 en 2 paarden
Kruiwagens, buizenwagens, zaagmachines
En V9le andere landbouwmachines, nieuw en gewaarborgd.
Alles moet weg.
Alle weekdagen, de zondag tussen 10 en 12 uur.
DB KOORNBLOEM
juni
Het eerste afdoende wapen tegen
de tuberculose de BCG-entstof
heeft de wereld aan twee Franse ge
leerden te danken Dr Albert Calmet-
te en de Dr veearts Camille Guérin.
Na de eerste wereldoorlog, tijdens
dewelke Calmette marine-dokter was,
specialiseerde deze zich in de bac
teriologie. Hij stond aan het hoofd
van het Pasteur Instituut van Rijsel
en werd weldra onderbestuurder van
het wereldberoemd Pasteur Instituut
te Parijs. Samen met een van zijn me
dewerkers, de veearts Camille Guérin
had hij reeds vóór de eerste wereld
oorlog een studie uitgegeven over
de inenting van rundvee tegen de tu
berculose. Na de oorlog zetten beiden
hun proefnemingen voort en zij slaag
den erin een entstof te vervaardigen
dank zij dewelke de runderen bevei
ligd werden tegen besmetting door
tuberculose.
Dat was de eerste stap. De tweede
bestond erin een entstof te vervaar
digen die ook voor mensen zou kun
nen gebruikt worden. Daarin gelukten
zij weldra en 1 juli 1921 werd een be
langrijke datum in de strijd tegen de
tuberculose. Te Parijs gaven zij aan
een zuigeling een inenting van 6 mg
BCG (Bacille Calmette Guérin). Het
kind kwam van een tuberculeuse moe
der en werd verzorgd door een groot
moeder die eveneens aangetast was.
Normaal zou het kind dus ook de ziek
te krijgen. Dit was nochtans niet het
geval. Het kind groeide normaal en
gezond op. De tuberculose had er
geen vat op.
Aangemoedigd door dit succes be
gon Calmette met inentingen op gro
tere schaal. In de kinderkribbe van
het Höpitai de la Charité werden
achtereenvolgens 664 zuigelingen in
geënt. Er doet zich geen enkele ver
wikkeling voor. Het Pasteur Instituut
krijgt nu de toelating de entstof op
grote schaal te verspreiden. Bij tien
duizenden werden er kinderen ingeënt
in Frankrijk, in Zuid-Amerika, in het
Verre Oosten en in verschillende
Europese landen. De entstof bleek on
schuldig en de uitwerking was altijd
afdoende.
Toch was het Pasteur-Instituut er
nog niet in geslaagd alle tegenstand,
alle scepticisme te overwinnen. In de
Verenigde Staten, in Zwitserland, in
Oostenrijk, tot zelfs in Frankrijk toe,
geloofde men nog niet in de volledige
onschadelijkheid en doelmatigheid
van de BCG-entstof. Maar Calmette
ging voort met inenten en met te be
wijzen dat zijn produkt onschadelijk
was. Hij gelukte er in te bekomen dat
de toenmalige volkerenbond een in
ternationale jury samenriep om over
de BCG-entstof een oordeel te vellen.
Het onderzoek en het oordeel was
gunstig over heel de lijn.
En dan gebeurde er opeens een
drama te Lübeck in Duitsland in het
jaar 1929.
Op 252 ingëënte kinderen stierven
er 71 tengevolge van een inenting en
27 werden ernstig ziek. In plaats van
beveiligd geweest te zijn tegen de tu
berculose, kregen ze de ziekte in de
hoogste graad- Wat was er gebeurd?
Bij een grondig onderzoek bleek wel
dra dat niet de entstof als dusdanig
de schuld droeg, maar wel een on
voorzichtigheid die begaan was ge
weest in de Duitse laboratoria waar
men ze vervaardigd had. De verant
woordelijke dokter werd tot twee
jaar gevangenisstraf veroordeeld.
Calmette en het Pasteur Instituut
droegen hierin geen verantwoorde
lijkheid. Op dat ogenblik waren er
reeds meer dan één miljoen kinderen,
verspreid over gans de wereld, inge
ënt geweest, zonder dat er zich maar
één ongeluk had voorgedaan. Toch
hadden de gebeurtenissen van Lübeck
een grote weerslag en het zou nog
wel enkele jaren duren eer alle wan
trouwen ten overstaan van de BCG-
entstof zou overwonnen zijn.
Nu is echter alle weerstand over
wonnen, zowel bij de geleerden, als
bij de mensen de BCG-entstof is
doelmatig en is nu reeds in verschil
lende landen verplichtend voor alle
kinderen, o.m. in Frankrijk en in So
vjet-Rusland. In meer dan vijftig la
boratoria verspreid over de wereld,
wordt nu de entstof vervaardigd op
basis van elementen die door het
Pasteur-Instituut van Parijs verstrekt
worden.
Nog onlangs werd de waarde van
de BCG-entstof op afdoende wijze be
wezen toen in de grote nijverheids
centra van Engeland 35.000 jonge
mensen ingeënt werden. Ze werden
gedurende acht jaar in observatie ge
houden en men kwam tot de vaststel
ling dat ze allen vrij gebleven waren
van tuberculose, wat niet het geval
was bij dezen die niet ingeënt ge
weest waren.
In die landen waar de BCG-entstof
op grote schaal gebruikt wordt is de
tuberculose geen probleem meer voor
de openbare gezondheid. En er be
staat geen reden dat zulks niet in al
le landen zou gebeuren, want BCG is
goedkoop, gemakkelijk te vervaardi
gen en eenvoudig om toe te passen.
In het jongste nummer van «Fatis»,
het tijdschrift van de afdeling Land
bouw der Organisatie voor econo
mische Samenwerking en Ontwikke
ling verscheen er van de hand van
F. Dovring een studie over de vlucht
uit de landbouw gevolgd door enkele
aanbevelingen.
Het is best mogelijk dat men in
landbouwmiddens niet akkoord gaat
met alles wat door Dhr. Dovring voor
opgezet wordt maar het is nodig dat
ze weten hoe er in de leidende krin
gen van Europa gedacht wordt over
sommige landbouwproblemen, daar
hun invloed op de verschillende natio
nale regeringen niet te onderschatten
valt.
De landvlucht, die zich vooral in de
na-oorlogse periode geopenbaard
heeft, wordt in de eerste plaats ver
oorzaakt door het grote verschil van
verdienste in de landbouw en in de
andere takken der economische be
drijvigheid. Vervolgens oefent ook de
voortschrijdende mechanisatie van de
landbouw zijn invloed uit, waaruit een
teveel aan werkkrachten voortvloeit,
wat op zijn beurt de verdiensten on
gunstig beïnvloedt.
Daar deze toestand nog verschil
lende jaren zal voortduren, zal er
vooralsnog geen einde komen aan de
landvlucht. Wanneer ze eens zal op
houden zal de iandbouwersbevolking
niet meer de omvang hebben die ze
nu heeft, en teruggebracht worden tot
een klein gedeelte van wat ze eens
was.
Deze toestand heeft nochtans geen
invloed op de voortbrengst in de
landbouw deze stijgt voortdurend
dank zij de mechanisatie en de steeds
beter wordende aangepaste meststof
fen.
Zoals de toestand zich dus nu voor
doet is de landvlucht geen on
rustwekkend verschijnsel, integen
deel. Ze betekent een voordeel voor
de landbouw die ontlast wordt van
overtollige werkkrachten, en een
voordeel voor de nijverheid die er
grote behoefte aan heeft.
Men zou kunnen beweren dat deze
toestand voor de toekomst een ge
vaar inhoudt. Maar dat ook moet als
een ongegronde vrees beschouwd
worden. Het is omzeggens zeker dat
de verdiensten in de landbouw gesta
dig zullen stijgen om eens het peil te
bereiken van de andere economische
bedrijvigheden indien er zich dan
een tekort aan werkkrachten in de
landbouw voordoet zal er zich een
tegenovergesteld verschijnsel voor
doen, de vlucht naar het land van de
zen die de arbeid in open lucht ver
kiezen boven de fabriek. De landbouw
zal dan dezelfde lonen kunnen betalen
als de nijverheid.
Hieruit volgen enkele aanbevelin
gen waarmede de verschillende rege
ringen zullen dienen rekening te hou
den
1. Men moet in de huidige omstan
digheden de landvlucht als een nor
maal verschijnsel beschouwen en ze
niet tegenwerken
2. De landvlucht betekent nu, en
voor de landbouw, en voor de nijver
heid, een voordeel ze moet bijge
volg vergemakkelijkt worden
3. In de landbouw moet voorrang
verleend worden aan alle maatrege
len die een vergroting van de land
bouwondernemingen mogelijk maakt;
4. Ondernemingen die niet meer
renderend zijn moeten verlaten wor
den om ze te laten aansluiten bij gro
tere, renderende bedrijven. De open
bare besturen moeten dergelijke ver
handelingen bevorderen, in Neder
land, Zweden en Frankrijk bestaan er
met het oog daarop bijzondere instel
lingen. Het is vooral de financiering
en het nodige krediet dat hier in aan
merking komt.
5. Het landbouwonderwijs moet
hervormd worden in deze zin dat het
niet uitsluitelijk op de landbouw is
ingesteld, maar ook een vorming
geeft die de overgang naar de nijver
heid of de stad vergemakkelijkt.
Diensten voor herscholing en be-
roepsorientering moeten ten dienste
staan van dezen die de landbouw wil
len verlaten.
6. Bij gewestelijke economische
planning moet er rekening gehouden
worden met de landvluchtstreken
die aldus met ontvolking bedreigd
worden moeten in aanmerking komen
voor het oprichten van nieuwe bedrij
ven, zoveel mogelijk bedrijven die
verband houden met de landbouw. Dit
is verstandiger dan zonder meer de
landvlucht tegen te werken.
Mogelijk zal niet iedereen met de
ze beschouwingen en aanbevelingen
akkoord gaan. Men moet er nochtans
mede rekening houden dat er waar
schijnlijk in die zin zal gewerkt wor
den. Familiale bedrijven genieten zon
der twijfel de voorkeur, maar zij moe
ten leefbaar zijn.
Men mag nooit uit het oog verlie
zen dat de landbouw op dit ogenblik
een evolutie doormaakt zoals zij er
in de loop der eeuwen nog geen ge
kend heeft. De landbouw zoekt een
weg in de wereld van morgen
die hemelsbreed zal verschillen van
de wereld van gisteren, en hoe men
het ook draaie of kere, er zal een aan
passing moeten geschieden.