Mogen de boeren op enig begrip rekenen Europese landbouw. f fwW De vraagstukken van de WEEKBLAD VOOR DE ONTWIKKELING EN DE STANDSVERDEDIGING VAN DE LANDBOUWERS ARBEID ADELT Het noodjaar 1965» V"Êc: m Aalst 2 oktober 1965. 44ste jaargang Nr 2198 Het jaar dat we nu beleven is voor de boer werkelijk praktisch over geheel de lijn ellendig geweest. Reeds in het najaar 1964 kon veel wintergraan slechts in zeer ongunstige omstandigheden gezaaid worden. Het voorjaar was nat en koud en het duurde tot een eind in september vóóraleer we eindelijk eens een tiental dagen aaneengesloten echt zonnig weer kregen. Hopelijk komt dit tenminste de bieten en de rapen nog een beetje ten goede. Rampgebieden. te" en suikerbieten zullen praktisch zeker Alsof dit alles nog niet genoeg was, kregen sommige streken van ons land (en dit was niet alleen de Westhoek) met een ware watersnood af te rekenen. Dat be paalde streken na een wolkbreuk, na lang aanhoudende regens of bij plotse dooi eens enkele uren of zelfs een paar dagen gedeeltelijk overstroomd liggen, kan een ieder begrijpen maar dat de watersnood wekenlang blijft duren, dat aanvaardt geen enkel onbevooroordeeld mens! Hier speelt de verantwoordelijkheid mee van de be trokken overheid het weze op gemeente lijk of gewestelijk, of op nationaal plan. Hierin treden wij De Drietand bij, wanneer deze bloklettert <o Dat de boeren verzuipen is de schuld van de overheid». Dit standpunt wordt trouwens ook door De Boer bedekttoegegeven, vermits deze schrijft dat het C.C.L.T. (het poli tiek orgaan van de Boerenbond) zich zal beijveren om een geordende samen werking te bekomen bij alle instanties die bij de regularisering van de waterlopen betrokken zijn. Dit wil dus zeggen dat er op dit ogenblik geen geordende samen werking bestaat en dat de betrokken in stanties bijgevolg verantwoordelijk zijn voor de huidige rampspoedige gevolgen. Moet men in deze omstandigheden spre ken van de noodzakelijkheid van de op richting van een rampenfonds (wetsvoor stel Lahaye) Moet men een schadever goeding van honderd miljoen frank vra gen (wetsvoorstel C.C.L.T.-leden) Wij menen dat noch het éne noch het andere moet gevraagd worden, maar dut eenvou dig moet geëist worden volgens de ele mentaire regels van de rechtvaardigheid dat de betrokken slachtoffers volledig voor de geleden schade vergoed worden. Het is evenwel zo, dat zelfs buiten de rampgebieden, de toestand allesbehalve rooskleurig is. Het meeste hooi werd door de herhaalde regens slecht en minderwaar dig binnengehaald. Een groot gedeelte der aardappelen is gerotwat de prijzen zul len worden, weten wij nog niet, maar op dit ogenblik zijn ze onvoldoende om de schade goed te maken. Wat de granen gegeven hebben, weten we nu alde op brengsten liggen ver beneden het nor maal gemiddelde en ze worden nog ge drukt door een hoog vochtgehalte en veel minderwaardig graan daarenboven komt veel tarwe niet meer in aanmerking voor broodgraan of wordt brouwgerst alleen nog als voedergerst aangenomen. De bie- gevoelig lagere opbrengsten geven. De meeste rapen konden slechts zeer laat gezaaid worden dus eveneens lagere op brengsten als gevolg. De voeding van het vee in de winter zal onvermijdelijk veel duurder uitvallen dan gewoonlijk Ondertussen heeft onze minister van landsverdediging gedurende 14 dagen on geveer 4.000 soldaten aan de landbouw afgestaan. Deze hulp is voor enkele be drijven ongetwijfeld goed van pas geko men maar de grote hoop van onze boe ren hebben hiervan vanzelfsprekend geen gebruik kunnen maken. En ondertussen is het natuurlijk nog altijd zo, dat hiermee niets veranderd wordt aan de lagere en minderwaardige opbrengsten. De grote publiciteit die aan de leger- aktie gegeven wordt vinden wij overdre ven en verdacht. Wij vrezen, hopelijk ten onrechte, dat men de hulp van het leger danig opschroeft, om naderhand el ke andere hulp of tegemoetkoming voor de landbouw als overbodig te kunnen be stempelen. Het spreekt van zelf dat de landbouw na een rampspoedig jaar zoals 1965 een grote behoefte heeft aan overbruggings krediet om van het éne jaar in het an dere te stappen. Wij lezen hieromtrent in De Standaard van 27-9-65 De re gering heeft besloten de landbouwers sou- dure(!)-kredieten tegen 3 t.h. te verlenen op basis van 3.000 F per hektare met een maximum van 50.000 F. Wij hopen dat dit inderdaad zal mogelijk zijn, al vinden wij het bedrag van 3.000 F per hektare zeer aan de lage kant. Het is nog niet genoeg om de meststoffen te betalen. Afschaffing van lasten. Wij zijn van oordeel dat, zeker voor de graangewassen, het bruto-inkomen per hektare dit jaar nauwelijks of niet volstaat om de gedane onkosten te dek ken. Met andere woorden het semi-bru- to-inkomen is nul of zelfs negatief. De theoretische forfaitaire winstcijfers per hektare, die als basis voor de belasting dienen, moeten voor het oogstjaar 1965 tot nul verminderd worden voor de graan- percelen. Wat de overige percelen betreft, moeten ook hier de normale forfaitaire winstcijfers meestal fel verlaagd worden. Met andere woorden wij menen dat alle graanpercelen zonder verdere adminis tratieve komplimenten moeten belastings- (Zie vervolg onderaan hierneven) «ivTi? vrij verklaard worden en dat de belastin gen op het inkomenf?van andere akker bouwgewassen en van de weiden gevoe lig zullen moeten verlaagd of misschien ook tot nul herleid worden hierover zal binnen enkele maanden, steunend op de werkelijkheid, beter kunnen geoordeeld worden. Dan is het nog altijd zo, dat de boer een massa taksen en sociale lasten, ver rekend in de prijzen van zijn grondstof fen en materialen, aan de gemeenschap betaalt. Jaarabonnement 120 F Postrekening nr 1425 93 van S.V. «REDT U ZELVEN» Aalst Handelsregister Aalst nr 145 Het overnemen van artikelen is toegelaten mits vermelding van de bron Uitgegeven door de Landbouwers vereniging REDT U ZELVEN stichter O. CAUDRON Beheer Zeebergkaai 5 Aalst Tel. 053/24 267 :>!R Algemene noodtoestand. Hulp van het leger. Overbruggingskredieten. "V I. 4 Bij gelegenheid van de Landbouw- dag gehouden in het raam van de Gentse Jaarbeurs werd op 23 sep tember door de heer Jacques van Lier- de een verhandeling gehouden met als titel: De Problematiek van de Euro pese Landbouw Deze zeer merkwaardige studie werd voorgedragen iri een fors en keurig Nederlands, dat evenals trou wens de toespraak van de tweede spreker, de heer B. Heringa, gunstig afstak bij het stuntelige Vlaams dat we in de namiddag moesten ho ren. In zijn inleiding wees de uitmun tende redenaar op de probleemstelling die hij wou behandelen. Hij wou het niet hebben over het vraagstuk van enkele groepen ^producenten noch over het probleem van de op land- bouwterrein achtergebleven gebieden, evenmin over de teruggang van het aandeel van het landbouwinkomen in het nationaal inkomen en, ten slotte, niet over het steeds scherper wor dende arbeidsvraagstuk op het één- mansbedrijf, vooral in de veehoude rij waar de boeren eerder langer dan minder werken. Met het landbouwprobleem bedoel de hij een vraagstuk dat eigen is aan alle producenten in de landbouw en dat gekenmerkt is door het feit dat de ontwikkeling van de inkomens van de boeren ten achter blijft bij die van de overige vergelijkbare beroepsgroe pen en dit ondanks het vele en zware werk dat de boer presteert. Na deze inleiding ging spreker over tot een nadere omschrijving van het landbouwprobleem en meende dit dui delijk te kunnen weergeven aan de hand van de belangrijke veranderin gen die in de na-oorlogse landbouw kunnen worden waargenomen. Hij gaf dan een opsomming met tevens uitvoerige bespreking van de ze veranderingen. Die uiteenzetting werd met grote belangstelling door alle aanwezigen gevolgd. Hij stelde vooreerst vast dat er in de landbouw aan een steeds toe nemende kapitaalbelegging gedaan wordt. De boerenbedrijven vergen steeds meer kapitaal om ze behoor lijk te kunnen op gang houden, omdat steeds meer andere produktiemidde- len dienen gebruikt te worden. Den ken we maar aan de aankoop van trac toren en machines, van meststoffen, voeders en zaden en vooral aan de dringende noodzaak om de hoevege bouwen zodanig her in te richten, dat in minder tijd en in menswaardiger omstandigheden kan voortgebracht worden. We stellen ook vast dat de produk- tiviteit steeds meer toeneemt en dat het ritme van de vooruitgang daarbij sneller gaat dan de produktiviteits- stijging in de nijverheid. Dit kan wel licht verwondering wekken maar het werd onomstotelijk vastgesteld. Dan is er de afvloeiing van de ar beidskrachten waarop wij in onze krant reeds herhaaldelijk gewezen hebben. Spreker stipte aan dat in de zes landen van de EEG, in een tijd perk van 10 jaar, tussen 16 en 12 mil joen landbouwers er het bijltje heb ben bij neergelegd en een ander vak hebben gekozen. Er is vooral een sterke daling van het aantal landarbeiders en meewer kende boerenzonen. De terugloop van het aantal zelfstandige boeren is min der belangrijk, maar, omdat de wacht op de boerenbedrijven niet wordt af gelost, heeft men thans in de land bouwsector een betrekkelijk oud# be volkingssamenstelling. Daarbij komt dan uiteraard het slin ken van het aantal bedrijven; op de eerste plaats de bedrijven met min der dan 5 ha, maar ook deze met meer dan 100 ha. Met het stijgen van de produktivi- teit is 'n stijging van de voortbrengst in haar geheel gepaard gegaan. Deze bedraagt van 5 tot 6%. Er is een lich te stijging van de prijzen, maar deze (Zie vervolg 2de bladzijde le kolom)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1965 | | pagina 1