Belgisch Hoger Landbouwonderwijs. NOG AARDAPPELEN PLANTEN 1 WEEKBLAD VOOR DE ONTWIKKELING EN DE STANDSVERDEDIGING VAN DE LANDBOUWERS ARBEID ADELT De internationale uitstraling van het Zult ook gij 45ste jaargang Nr 2215 3 .te* v. De nieuwe lente komt met rasse schreden dichterbij en wanneer het huidig zachte weder aanhoudt moeten wij weldra gaan beslissen wat en hoeveel wij van de verschillende akkerbouwteelten gaan winnen. Ook de aardappelen komen hierbij ter sprake. De prijzen zijn nu behoorlijk; maar wat zal het volgend jaar zijn Niet iedereen kan overigens zo maar onbeperkt zijn aardappelareaal uitbrei den. En tenslotte is dit maar goed ook, want anders mochten wij ons volgend jaar aan een rampspoedige toestand verwachten. Wat er ook van zij, velen onder ons zullen zich ofwel aan de oppervlakte van 1965 houden of er zelfs nog een beetje bij doen; anderen zullen om even begrijpelij ke redenen de teelt verder inkrimpen' of helemaal laten varen. Echter diegenen die ermee doorgaan moeten wel met allerlei zaken van ekonomische en van technische aard rekening houden. VOORUITZICHTEN Geleidelijk, maar zeker gaat het aard appel-areaal in West-Europa achteruit; de laatste jaren bedroeg de vermindering van de oppervlakte ongeveer 5% per jaar. Ook in België kan men hetzelfde verschijnsel waarnemen, immers van 1960 tot 1965 slonk het aantal hektaren dat met aardap pelen werd beplant, van ongeveer 80.000 tot beneden de 60.000. Tegenover de inkrimping van de aard appelvoort brengst valt in West-Europa tengevolge van de algemene stijging van de levensstandaard echter ook een vermin dering van het verbruik vast te stellen; niet alleen en vooral voor de dierenvoe- ding, maar ook voor menselijk gebruik. De daling van de voortbrengst is voor al te wijten aan het feit dat de aardappel teelt ofwel zeer veel arbeid ofwel 'n uiterst dure mechanisatie vergt. Om die redenen is er op lange termijn gezien nog een ver dere teruggang van de teelt te verwach ten tot deze overwegend bij de gespecia liseerde bedrijven tot een zeker evenwicht zal komen. Op langere termijn gezien is het dus ook normaal te verwachten dat de aardappel prijzen zich op een behoorlijk peil zullen handhaven. Het sluit evenwel niet uit dat na een jaar met goed lonende prijzen de produktie eenmalig terug wat kan toene men, zodat het jaar daarop minder interes sante prijzen kunnen gemaakt worden. Ook de weersomstandigheden kunnen hierin een versterkende of verzwakkende rol spelen. Op dit ogenblik mogen wij aannemen dat de prijzen zich op een behoorlijk peil bevinden. Het is nochtans onwaarschijn lijk dat er een ernstig tekort aan aardap pelen te vrezen valt. Daarom is het ook niet uitgesloten dat, wanneer de nog be staande voorraden weer in grotere hoeveel heid op de markt komen, zich nog zekere prijsdalingen kunnen voordoen. Wij zijn geen profeten, maar wij zouden liever het zekere voor het onzekere nemen. WIE ZET NOG AARDAPPELEN We zegden het hoger reeds de aardap pelteelt vergt ofwel veel arbeid ofwel een dure mechanisatie. Dit wil dus zeggen dat iedere boer die er nog een perceel kan voor overhouden, desgewenst nog aardappelen kan planten, die hij met een niet te dure mechanisatie en met toevallig beschikbare en niet te du re arbeidskrachten, b.v. vakantiegangers, kan rooien; zoniet moet hij op het loon werk van een volautomatisch aardappel rooier kunnen beroep doen. Wie zich volledig wil mechaniseren, mag dit alleen doen wanneer hij werkelijk de aardappelteelt in het groot wil aanpakken, zodat de investeringen voor het materiaal en de bewaarplaatsen tijdig kunnen afge schreven worden. Zie vervolg 2' bladzijde 1' kolom) Aalst 5 februari 1966 Jaarabonnement 120 F Postrekening nr 1425 93 van S.V. «REDT U ZELVEN» Aalst Handelsregister Aalst nr 145 Het overnemen van artikelen is toegelaten mits vermelding van de bron Uitgegeven door de Landbouwers vereniging REDT U ZELVEN stichter O. CAUDRON Beheer Zeebergkaai 5 Aalst Tel. 053/24 267 Hoewel, op het ogenblik dat ons land zijn onafhankelijkheid verkreeg, duidelijk was dat zijn roeping vooral op het industriële vlak lag, heeft de jonge staat toch vanaf zijn stichting de landbouw willen aanmoedigen. Daarom gaf de wetgever in 1855 reeds uitdrukking aan de wens dat 'n hoger landbouwonderwijs zou worden georganiseerd. In 1860 werd door de overheid aan dit verlangen voldaan door de oprichting, te Gembloers, van een instelling welke thans genoemd wordt Het Rijkslandbouwinstituut In 1878 richtte de Katholieke Univer siteit van Leuven op haar beurt, in de schoot van haar Faculteit der Weten schappen, een Landbouwinstituut op. Ten slotte werd in 1920 de Rijksland bouwhogeschool te Gent geopend. Van het begin af reeds bleek ons landbouwonderwijs een groot interna tionaal uitstralingsvermogen te bezit ten dat niet meer zou verzwakken. Naar schatting hebben, tot op dit ogen blik, ongeveer 2.200 studenten uit 60 vreemde landen de cursussen gevolgd aan onze landbouwhogescholen. Hoe belangrijk dit aantal is, beseft men wanneer men ziet dat, over deze pe riode, het totale aantal inschrijvingen ongeveer 8.000 bedroeg. Het duurde niet lang of dit hoge per centage buitenlandse studenten moest leiden tot de verbreiding, in verre lan den, van de Belgische wetenschap, techniek, gedachten en deugden. Sinds het einde van de vorige eeuw hebben onze landbouwingenieurs in gestaan voor de organisatie en de ont wikkeling van het landbouwonderwijs in Argentinië, Brazilië en Peru. Zij had den een grote invloed in Latijns-Ame- rika en in Centraal-Afrika. Wij behoe ven hier waarlijk niet te herinneren aan het grote aandeel dat zij hadden in het beschavingswerk van ons land in Congo Meer dan 500 Belgische landbouw ingenieurs hebben, sedert de -oprich ting van de Congo-Staat, hun krach ten gewijd aan de ontginning van uit gestrekte gebieden. Velen onder hen hebben hun bekwaamheden ten dien ste gesteld van de ontwikkelingslan den. Anderen zijn in de jonge Repu bliek Congo gebleven om er het werk van hun voorgangers voort te zetten. De aanwezigheid van Belgische landbouwingenieurs is in vele landen tastbaar. Wij vermelden onder andere het aandeel dat oud-studenten van Belgische landbouwhogescholen had den in de oprichting van de Agronomi- sche Faculteit van Pnom-Penh in Cam bodja. Velen van hen hebben er ook bijgedragen tot de ontwikkeling van de staat Israël en zijn er nog belast met administratieve, wetenschappelijke en technische opdrachten. Men schat dat op dit ogenblik on geveer één derde van de landbouw ingenieurs van onze hogescholen over heel de wereld verspreid zijn. Zij wer ken in opdracht van de Staten, privé- maatschappijen en internationale or ganisaties. In dit verband mogen wij eraan her inneren dat een klein honderdtal Bel gische landbouwingenieurs arbeidt in dienst van de F.A.O. Deze traditie zal ongetwijfeld nog verstevigd worden. Sinds enkele jaren stellen wij inder daad een voortdurende stijging vast van het aantal buitenlandse studenten aan onze Faculteiten van Landbouw wetenschappen. In 1955 telde men, op 808 studen ten, 64 buitenlanders, d.w.z. 8 t.h. In 1965 steeg dit aantal met 20 t.h. 164 vreemde studenten op een totaal van 832 inschrijvingen. Deze verhouding, de grootste van de verschillende faculteiten en hoge scholen van ons land, is bijzonder merkbaar in de Franstalige afdelingen, waar men op een totaal van 421 stu denten ongeveer 36 t.h. of 150 buiten landers telde. Deze zijn afkomstig uit de meest uiteenliggende landen, zoals Turkije, Zwitserland, Portugal, Nederland, Frankrijk, Bolivia, Argentinië, Haïti, Mexico, de Dominicaanse Republiek, Cambodja, Iran, Laos, Syrië, Pakistan, Vietnam, Cameroen, Congo-Brazzavil le, Congo-Leopoldstad, de Ivoorkust, Dahomey, Nigeria, de republieken van de Maghreb, Rwanda en Boeroendi. Na beëindiging van hun studie zul len deze studenten naar alle uithoe ken van de wereld de herinnering meedragen aan België en het verlan gen om met het land van hun leer meesters nauwe betrekkingen te on- (Zie vervolg onderaan hierneven) derhouden en samen te werken. Ook het academisch korps draagt actief bij tot deze verbreiding over heel de wereld, van de Belgische we tenschappelijke gedachte. Wij kunnen hier deze actie niet in details ontleden, doch het belang er van moge blijken uit het feit dat pro fessoren en personeelsleden van on ze Faculteiten een persoonlijk en voortdurend contact onderhouden met wetenschappelijke instellingen of ont wikkelingsorganismen in meer dan twintig landen van Afrika, Azië en Amerika. Om dit vruchtbare contact te bevor deren, wil de Internationale Week van de Landbouw een tweejaarlijks tref punt zijn voor de Europese om niet te zeggen alle buitenlandse land- bouwtechnici welke bij ons of elders gevormd worden. Zo biedt deze groot se gebeurtenis 'n ideale gelegenheid tot vruchtbare gedachtenwisseling, welke ten goede zal komen aan de landbouw van alle landen, en vooral van de ontwikkelingsgebieden. In de steeds snellere ontwikkeling die in alle naties ter wereld plaats vindt, heeft het Belgisch hoger land bouwonderwijs een belangrijke rol ge speeld. Zonder twijfel zal het ook in de toe komst bijdragen tot de verbreiding, ver over onze grenzen, van de faam van ons land en vooral van onze land bouw.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1966 | | pagina 1