De zelfstandigen.
De voeding van leghennen
op de batterij,
Van de drop in de regen.
WEEKBLAD VOOR DE ONTWIKKELING EN DE STANDSVERDEDIGING VAN DE LANDBOUWERS
ARBEID ADELT
We kunnen ons afvragen of er een verschil bestaat voor wat betreft de behoefte
aan voedingsstoffen bij de leghen op de grond en de leghen op de batterij.
In feite hebben beide dezelfde behoeften.
Theoretisch gaat het om eenzelfde dier, met eenzelfde lichaamsgewicht, met
hetzelfde metabolisme, die eenzelfde produktie voortbrengen.
Praktisch wordt toch enig onderscheid
gemaakt tussen de dieren op de grond
(strooisel) en op de batterij gehouden.
1. Het energieverbruik.
Bij hennen op de batterij zou de be
hoefte aan energie lager zijn dan op de
grond, als gevolg van de mindere bewe
ging. Toch menen wij dat om die reden
geen speciale energiegehalten moeten wor
den aangehouden. De praktijksamenstel
lingen verschillen veel meer dan het ge
ringe verschil dat we in energiegehalte tus
sen deze samenstellingen willen aanhou
den.
2. Hennen op de batterij hebben geen kon-
takt meer met het bodemstrooisel.
Het blijkt dat de hennen uit het strooi
sel een gedeelte van de uitgescheiden Fos
for terug opnemen.
Anderzijds nemen ze ook fermentatie-
produkten op, ontstaan in het spijsverte
ringskanaal of in het strooisel.
Op die manier zouden ze onbekende
groeifaktoren en bepaalde B-vitaminen op
nemen (o.a. BI2).
Zo kan men denken dat hennen op de
batterij een hogere behoefte hebben aan
onbekende groeifaktoren, meer opneemba
re Fosfor en bepaalde B-vitaminen.
Hoe meer men naar de klassieke Ame
rikaanse Ma'is-Soya samenstellingen zou
overgaan, des te sterker komt deze extra
behoefte tot uiting.
3. De ruimte waarover een hen op de sen gesteld worden aan de jonge hen (o.a
batterij beschikt is beperkt. Soms worden
nog meer hennen op de batterij geplaatst
dun de constructeur voorschrijft (4-5 i.p.v.
3).
Op die manier worden sommige dieren
verdrongen en ondervinden ze moeilijk
heden om voldoende voeder en drinkwa
ter op te nemen.
4. De hennen op de batterij zitten op een
bepaalde plaats in het hok en zijn dus
helemaal afhankelijk van de milieuom
standigheden op die plaats.
Zo zagen we dat in een batterijstal met
flat-deck kooien dunnen mest voorkwam
in een strook waar het tochtte.
5. Het meer voorkomen van leververvet-
ting op de batterij dan op de grond.
Van voedingsoogpunt wordt hiertegen
opnieuw beroep gedaan op een extra dose
ring van Choline, Vitamine E en B 12.
Onlangs heeft men nochtans kunnen
aantonen dut naast deze vitaminen, een
toevoeging van antibiotica meer effect had
Dus zouden hier ook bacteriën mede oor
zaak zijn.
6. Het dunne mest probleem en de Voe
ding.
Uit een onderzoek is gebleken dat de
mest van hennen op de batterij steeds
meer vocht bevat dan van hennen op de
grond (74 tegenover ongeveer 70
De oorzaak zal wellicht gezocht moeten
worden in een toch ietwat andere stof
wisseling bij batterijhennen. In sommige
gevallen is de mest nochtans zeer waterig.
Verschillende oorzaken die niet aan de
voeding te wijten zijn dienen hier niet ver
meld.
Het voeder kan één van de oorzaken
zijn, wanneer het keukenzoutgehalte te
hoog is, te veel Kalium aanwezig is of
krijt wordt gebruikt waarin te veel Magne
sium steekt. Wat de Sporenelementen be
treft zal men liefst gebruik maken van
oxyden of carbonaten in de plaats van
sulfaten.
Nadat we enkele punten hebben ver
meld waarmede de voederdeskundige re
kening moet houden bij het samenstellen
van het Volledig legmeel voor de batterij,
willen we onze zienswijze als volgt samen
vatten
1. Het eiwit ge hult e van het voeder. Re
keninghoudend met het feit dat de voe
deropname op de batterij lager is dan op
de grond willen wij het eiwitgehalte iets
hoger leggen dan voor hennen op de
grond.
Praktisch dus 17 - 18 eiwit.
2. Aangezien gedurende de eerste 60 d
90 dagen van de legperiode zeer hoge ei-
gewicht stoename, produktietoename en
produktietop, toename van het eigewicht
en stijgende onderhoudsbehoeften) menen
wij dat het zelfs aan te bevelen is gedu
rende die periode een nog eiwitrijker en
sterker gevitamineerd voeder te verstrek
ken.
Voor de eerste legmaanden adviseren
wij VOLLEDIG LEGMEEL HE (Hoog
Energie, Hoog Eiwit).
Na de topproduktie (ongeveer 75 leg)
kan men op een minder eiwitrijk-voeder
overgaan met 16 T.R.E. nl. VOLLE
DIG LEGMEEL BATTERIJ.
3. Het energiegehalte van batterijvoeder
hoeft niet uitermate hoog te zijn. Zonder
vettoevoeging komt men op 2800 Cal Pro-
duktieve Energie of 2800 Cal omzet bare
Energie. Deze gehalten kan men als mini
mum aanhouden, zeker voor het legmeel
dat men gedurende de eerste legmaanden
verstrekt. Vergeten we niet dat de hoeveel
heid voeder die wordt opgenomen hoofd
zakelijk bepaald wordt door de energie-
waarde en dat de andere voedingsstoffen
hierop moeten afgestemd zijn.
Zie vervolg 2' bladzijde 2' kolom)
Zaterdag 3 december 1966
45ste jaargang Nr 2257
-
,4 ft
Jaarabonnement 120 F
Postrekening nr 1425 93
van S.V. «REDT U ZELVEN» Aalst
Handelsregister Aalst nr 145
Het overnemen van artikelen
is toegelaten mits vermelding
van de bron
Uitgegeven
door de
Landbouwers
vereniging
REDT U
ZELVEN
stichter
O. CAUDRON
Beheer
Zeebergkaai 5
Aalst
Tel. 053/24 267
Enkele dagen geleden, op het ogen
blik dat wij dit neerschrijven althans,
heeft de heer minister van landbouw,
Héger, die nu reeds tien jaren aan het
hoofd van dit departement staat en
dus het klappen van de zweep wel
moet kénnen, zijn jaarlijks verslag uit
gebracht over de beruchte pariteits-
wet, je weet wel, die wet die de zelf
standigen en de landbouwers in het
biezonder, wat hun welvaart en inko
men betreft, op hetzelfde peil moet
brengen ais de andere standen of ten
minste de loontrekkende stand in on
ze maatschappij.
Dit verslag loopt niet bepaald over
van bemoedigende vooruitzichten
voor landbouwers en tuinders, inte
gendeel, zouden we zeggen. Naast de
vaststelling dat er per jaar 10.000 ha
landbouwgrond reddeloos verloren
gaan (en de minister blijft daarbij,
naar we menen, onder het werkelijke
cijfer) wordt gezegd dat het inkomen
van deze stand 25^% lager ligt dan dat
van de loontrekkenden, die, om hun in
komen te bereiken, heel wat minder
uren per jaar moeten werken en bo
vendien nog allerlei voordelen genie
ten waarop landbouwers en tuinders
geen rechten kunnen doen gelden.
Nu weten wij niet of de heer minis
ter een optimist, iemand die alles in
de mooiste kleuren ziet, of een pes
simist, een zwartkijker, is. Denkelijk
is hij genoodzaakt door zijn positie
eerder een optimist te zijn, want alles
is ten slotte betrekkelijk.
Er zijn mensen die er zich over ver
heugen dat het voor de boeren nog
niet zo erg veel verslecht is, b.v. de
mannen die het voor het zeggen heb
ben in de BB, maar er zijn er ook an
deren, en met recht en reden, die van
oordeel zijn, dat de toestand in de
landbouw zo beroerd is geworden dat
ook een lichte verslechtering als een
ramp moet worden aangezien.
Kortom, alles hangt af van het
standpunt waarop men zich plaatst en
vooral van de situatie waarin men
zich persoonlijk bevindt, want dan kan
men er wel best over oordelen, beter
dan de schippers die aan wal staan.
Aldus zijn er personen die zeggen
dat de ajuinen tot de familie der lelie-
achtigen behoren en de ajuinen dus
van een adellijke familie zijn maar ook
anderen die beweren, en dit met even
veel recht, dat de lelies tot de familie
van de ajuinen behoren, wat tenslotte
inzake adel niet veel om het lijf heeft.
In regeringskringen tracht men nu
de zaken aldus voor te stellen dat de
zelfstandigen, in de begroting voor
1967, geenzins benadeeld worden te
genover de loontrekkenden.
Het ministerie van sociale voorzorg
heeft daarover zelfs een nota laten
verschijnen met een hutsepot van ge
tallen, die de stelling van de regering
moet waar maken.
Wij hebben er reeds vroeger op ge
wezen dat onze regeerders echte
grootmeesters zijn in het goochelen
met getallen, zodanig zelfs dat ze van
een schromelijk tekort in de begro
ting, dank zij een handigheidje in de
boekhouderskunst, een vrij behoorlijk
boni kunnen maken.
Wij laten ons dan ook geen rad voor
de ogen draaien en houden ons liever
bij de getallen ons gegeven door ie
mand die het kan weten en die in de
loop van deze week, in een dagblad
eens aan het uitrekenen is geweest
in welke mate de regering in haar zak
zal schieten bij de begroting voor
1967, wanneer het gaat over loontrek
kenden en zelfstandigen.
Hij komt daarbij tot de bevinding
dat de globale staatstussenkomst, in
miljarden uitgedrukt (wie rekent er nu
nog met miljoenen er als volgt uit
ziet
Voor de ziekteverzekering voor de
loontrekkenden zal de regering 11,1
miljard betalen en bijpassen, voor de
ziekteverzekering van de zelfstandi
gen 0,7 voor de pensioenen van de
loontrekkenden 9,1 en voor die van de
zelfstandigen 2,3.
Daarbij zal de regering voor de
werkloosheid (niet geregeld voor de
zelfstandigen) van de loontrekkenden
1,2 betalen en voor hun vakantie (geen
vakantie voor de zelfstandigen) 0,1.
Voor de kinderbijslag zijn deze cij
fers respektièvelijk 0,6 en 0,3. Dit er
gert ons des te meer omdat op dit
terrein de kloof tussen loontrekken
den en zelfstandigen, in de begroting
voor 1967 nog dieper is geworden,
(Zie vervolg 2de bladzijde le kolom)