De honger in de wereld Voeding van dragende zeugen
WEEKBLAD VOOR DE ONTWIKKELING EN DE STANDSVERDEDIGING VAN DE LANDBOUWERS
ARBEID ADELT
Een andere aanpak
Er is niets nieuws onder de zon ver
telt de volksmond.
Maar dat belet niet dat we soms zelf
ondervinden dat de dingen evolueren, de
inzichten dieper worden en de kennis van
de samenhang der natuur duidelijker
wordt.
Zo staan we in de zeugenvoeding wel
niet voor een nieuwe situatie, maar het
inzicht en de kennis van de verschillende
behoeften van het omzettingsvermogen en
van de minimumvereisten wordt duidelij
ker en scherper omlijnd.
HET OMZETTINGSVERMOGEN VAN
DRAGENDE ZEUGEN
Een zeer bijzondere eigenschap van de
drachtige zeug ligt in haar vermogen om
het voeder veel efficiënter te gebruiken
dan een lege, of in geslachtsrust verkeren
de zeug. Volgende proef illustreert dat dui
delijk men geeft aan een lege zeug een
dagrantsoen, net voldoende om haar oor
spronkelijk gewicht te behouden het
zelfde rantsoen wordt aan een dragende
zeug gegeven in dezelfde omstandigheden.
Dan blijkt dat de dragende zeug niet al
leen haar eigen gewicht behoudt, maar ze
wordt 40-45 kg zv/aarder, waarvan 20-25
kg tengevolge van de biggen en 20 kg
netto-gewichtsaanwinst van de zeug zelf.
Dit zeer bijzonder verschijnsel van ex
tra groei der drachtigen is gekend onder
de naam van graviditeits-anabolisme
WAARTOE DIENT HET VOEDER
BIJ DRAGENDE ZEUGEN
Daarvoor moeten we de verrichtingen
of prestaties van de zeug-in-dracht nader
analyseren Prof. Dr. Van Schoubroeck
noemt de volgende levensverrichtingen op
voor dragende zeugen
a. Het 'lichaamsonderhoud er is een be
paalde hoeveelheid voeder nodig voor de
instandhouding van het lichaam, voor a-
demhaling, spijsvertering, bloedsomloop,
enz... en voor het behoud van het li
chaamsgewicht.
Volgens Salmon-Legagneur is deze on-
derhoudsbehoefte zeker niet hoger dan 0.7
kg voer per 100 kg gewicht van de zeug
en per dag.
b. Groei en vorming van reserveweefsel
eerste- en tweedeworpszeugen zijn nog
niet volwassen, en moeten in hun rant
soen voldoende vinden om die laatste
groei te verwezenlijken. Volwassen, dra
gende zeugen komen meestal uit een zoog-
periode waar ze normaal wat gewicht heb
ben verloren. Tijdens de dracht, en afge
zien van de biggen in de baarmoeder,
wint het zeugenlichaam zelf ook aan ge
wicht. Deze netto-gewichtsaanwinst moet
de 20-30 kg niet overschrijden om de zeug
de volgende worp in gunstige kondities te
laten werpen en opfokken.
Salmon-Legagneur berekende dat, voor
normale milieu-omstandigheden, en af
hankelijk van de individuele geschikthe
den van de zeug, deze normale groei en
vorming van reserveweefsel kunnen ge
vormd worden met 0,5 kg zeugenvoeder
per dag en per dier.
c. Vorming van de vruchten en aanpas
sing van het moederdier. Hieronder ver
staat men de vorming van biggen in de
baarmoeder (12 a 15 kg biggen) met hun
vruchtvliezen en vruchtwaterde baar
moederwand, die zich verdikt tot een voe
dingsbodem voor de jongen en de uier,
die zich ontwikkelt als voorbereiding op
de nieuwe laktatie. Het totaal van deze
faktoren geeft een gewichtsvermeerdering
van 20 a 30 kg.
De voedingsbehoeften hiervoor, ver
deeld over 115 dagen dracht, zijn niet
grootzij bedragen iets minder dan 100
gr zeugenvoer per dag.
d. Verhoogde warmte-afgave tengevolge
van de drachtigheid.
Brody heeft aangetoond dat dragende
zeugen meer energie, onder vorm van
warmte, verspillen (ongeveer 20 op het
einde van de dracht). Men kan hiervoor
de extra-voedingsbehoeften uitrekenen,
maar we weten enerzijds dat de dragende
zeug efficiënter met de voedingsenergie
omspringt (graviditeits-anabolisme)en
anderzijds zien we dat de aktiviteit van
een dier op het einde van de dracht dui
delijk vermindert, in vergelijking met een
groeiend dier. Zo kunnen we beschouwen
dat de energie, nodig voor die extra-warm
te, geleverd wordt door een betere be
nutting van het onderhoudsrantsoen en
door een vermindering van aktiviteit.
BELANG VAN EEN GOED ZEUGEN
VOEDER.
De noodzaak wordt voldoende aange
toond door de belangrijke levensverrich
ting die het dragende dier doet name
lijk de vorming van nieuw leven. Het is
weliswaar een algemeen verschijnsel in de
natuur dat een drachtig moederdier eerst
voor haar vruchten zorgt, en pas in laats-
(Zie vervolg 2de bladzijde le kolom)
laterdag 11 maart 1967.
46ste Jaargang Nr. 2271.
Jaarabonnement 120 F
Postrekening nr 1425 93
van S.V. «REDT U ZELVEN» Aalst
Handelsregister Aalst nr 145
Het overnemen van artikelen
is toegelaten mits vermelding
van de bron
Uitgegeven
door de
Landbouwers
vereniging
REDT U
ZELVEN
stichter
O.CAUDRON
Beheer
Zeebergkaai 5
Aalst
Tel. 053/ 24 267
Wanneer wij het hier zullen hebben
over het vraagstuk van de honger dan
moeten wij dit bekijken op wereld
schaal en vanzelfsprekend niet in on
ze Westerse landen, waar praktisch
geen honger wordt geleden en wij
eerder bezig zijn aan overvoeding te
doen en waar wij rrfèt eigen vork
ons graf aan het graven zijn.
In de ontwikkelingslanden, die we
brutaal hongerlanden zouden moeten
noemen, blijft het vraagstuk van de
honger waaraan de mensen sterven
nog altijd scherp gesteld en hiervoor
wordt nog altijd naar een doeltreffen
de oplossing gezocht.
Twee Franse schrijvers, Dumont en
Rosier, hebben hierover een boek la
ten verschijnen, dat werkelijk de
moeite van het bestuderen waard is.
Over dit boek willen we het in deze
bijdrage hebben.
De auteurs onderstrepen in hun
boek dat er zich een steeds grotere
kloof aan het ontwikkelen is tussen
het Westen en de ianden die men ook
wel eens de Derde Wereld noemt, de
landen die geen communistisch stel
sel kennen.
Het gevaar bestaat namelijk voor
het Westen dat de uitgehongerde be
volkingen van deze landen op een ge
geven ogenblik door de ellende en de
honger tot een uitbarsting komen,
waarvan wellicht China de leiding zou
nemen en waardoor het Westen zou
afgesneden worden van zijn voor
naamste grondstoffen.
Daarom spannen de schrijvers zich
in om te bereiken dat wij ons reken
schap zouden geven van de zware
ernst van de voedseltoestand in deze
landen.
De hulp aan de Derde Wereld moet
worden opgevoerd maar met andere
middelen dan aalmoezen, uitdelingen
van soep en andere waren, waardoor
de menselijke waardigheid van hen
die ervan genieten wordt ontluisterd
en geschonden. Dat zijn middelen die
geen zoden aan de dijk zetten en die
tenslotte verloren gaan in een vat
zonder bodem.
Trouwens de onmiddellijke voorzie
ning met voedsel zou onvoldoende
zijn en zou een loutere verliespost be
tekenen, wanneer ze niet tegelijker
tijd samenging met een ontwikkeling
van de landbouw in de landen die men
wil bijstaan.
Op dit gebied kan het verschaffen
van meststoffen een zeer voorname
rol vervuilen. Dumont en Rosier heb
ben berekend dat de Derde Wereld,
van heden af, 30 miljoen ton mest
stoffen per jaar zou moeten ontvan
gen.
Dat zou natuut Iijk heel wat kosten,
namelijk 4 miljard dollars of 200 mil
jard frank en dit bedrag doet wel even
opschrikken, maar de schrijvers voe
gen hier zeer terecht bij dat dit be
drag maar het twaalfde deel is van
wat als minimum zal nodig zijn om
een man naar de maan te sturen
Deze vergelijking vind ik bizonder
treffend, omdat hieruit ook blijkt dat
we op onze aarde nog heel wat drin
gende vraagstukken dienen op te los
sen vooraleer wij ons de weelde zou
den veroorloven de maan te gaan be
zoeken, laat staan ze te bewonen.
Er dient dus een werkelijk doeltref
fende hulp aan de ontwikkelingslan
den te worden georganiseerd en dit
kan enkel gebeuren, wanneer heel de
wereld hieraan deelneemt.
Er is reeds sprake geweest van het
invoeren van een internationale soli-
dariteitsbelasting tegen de honger,
maar het beginsel werd nog niet aan
vaard en zelfs de Sovjet-Unie heeft
net bestreden.
Volgens de schrijvers zal men toch
genoodzaakt zijn zover te gaan. Deze
belasting zou 1 van het nationaal
inkomen moeten bedragen en gelei
delijk opklimmen tot 2,5 of zelfs 3
in de rijkste landen, zoals Zwitser
land, Zweden, Australië, Canada, de
Verenigde Staten van Amerika, de
oliestaat Koeweit enz.
Aldus zou men tussen 40 tot 50 mil-
jar dollars per jaar bij elkaar krijgen
waarmee men een werkelijke ontwik
keling van de achtergebleven landen
zóu kunnen inzetten.
Eens zover zou men een wereldor
ganisatie ter bestrijdinq van de hon
ger kunnen oprichten, die, volgens de
behoeften in ieder land, de inkom
sten waarover ze zou beschikken, zou
kunnen verdelen.
(Zie vervolg 3de bladzijde 3e kolom)
Individuele voedering van de zeugen is noodzakelijk