ROZE KATE
28 ONS LAND IN WOORD EN BEELD
BEROEMD DRAMA
VAN fl8
Nestor DE TIÊRE
-»
IN ROMAN BEWERKT
P«1 door
VALENTYN
Inderdaad, antwoordde de knecht, maar zij zal toch
niet krankzinnig worden. Zij weet goed wat zij will en
doet.
Volg Kaar raad "en doe wat zij u verzoekt.
Dat zal ik, Walkiers. want ik heb Roze Kate 'lief
als ware het mijn eigene zuster. En toch is er iets dat mij
droef maakt in haar.
Droef?
Ja, Walkiers, Roze is niet meer gelijk zij vroeger
was voor Everard.
Wat 'zegt ge, Katrien?
Ik zie wel dat zij verbleekt en vermagert, dat zij
uitteert en haar hartebloed opknaagt omdat Everard on
gelukkig is. Ik weet dat zij 's nachts meer dan eens is
weggegaan om voor zijne bevrijding te werken, en samen
hebben wij meer dan duizend rozenkransen voor zijne
verlossing gelezen, en toch...
Toch? drong Walkiers aan. ten uiterste verwonderd
over de redeneering van de meid die hij niet voor zoo
veel opmerking had vatbaar gemeend.
-Toch schijnt zij reeds een oog op een ander te
hebben! Zie, nu is het eruit, riep Katrien vuurrood wor
dend tot in haren dikken hals.
Ik geloof, meisje, zei Walkiers stroef, dat gij niet
recht bij uw zinnen meer zijt. Gij ver'iest den kop.
Ik zeg de waarheid.
Gij raaskalt.
Dezen morgen nog heb ik 't gezien.
Wat gezien?
Dat Simon achter Roze Kate sloop.
Wat hoor ik, riep Wa'kiers luidkeels lachend, zij
zou...
Ja, ja, lacht zooveel ge wilt, ik zeg u wat ik met
eigen oogen gezien heb. Roze Kate is niet ongenegen voor
Simon, zij knikt vriendelijk tegen hem, en toen ze over
een paar dagen op het neerhof achter de putkuip stonden
er. meenden dat hen niemand gadesloeg, toen zag ik dui
delijk van uit den koestal dat Simon haar de hand gegre
pen had en dat Roze Kate de hare niet terugtrok.
Zaagt gij dat? vroeg Walkiers, getroffen door den
toon- van verontwaardigde overtuiging waarop Katrien
[esproken had.
Ik zag het.
Bedroogt gij u .niet?
Ik zag ze beiden gelijk ik u thans voor mijn eigen
oogen zie. Waarom zou ik liegen? Waarom zou ik mij
bedrogen hebben?
Daar is Roze Kate, sprak Walkiers fluisterend.
Verschrikt keek Katrien naar het binnenhof.
Wat ziet zij er zonderling uit! sprak Katrien! Ik
zeg het nog daar hapert iets met Roze.
Slechts half gekleed, en hoe hare wangen gloeien!
Zoo is het eiken nacht met haar. Zii heeft koortsen
^die haar zullen doen sterven, zei Katrien; ach wat is het
toch ongelukkig hier te wonen.
Wilt gij ons verlaten nu onze meesteresje in zulken
toestand is, vroeg Walkiers.
God beware mij! Ik blijf hier tot men mij zal
zeggen op een ander te gaan. En wat ik u over Roze
Kate zeide was niet slecht gemeend.
Ik begrijp niet wat er met Roze aan de hand is.
Laat mij een oogenblik met haar alleen, zei Wal
kiers.
Katrien verliet de smidse; voor de deur ging zij Roze
Kate voorbij zonder dat deze haar scheen te zien.
Walkiers, zei het meisje, toen zij in de smidse
naast den meesterknecht stond, gij zijt een braaf man. Gij
hebt mij, van toen ik nog een kind was altijd gaarne
mogen lijden. Toen ik grooter werd, hebt gij nooit gelijk
de anderen mij voor heksenjong gescholden...
Spreken wij daar niet over, smeekte Walkiers, wie
het altijd akelig te moede werd als hij aan den afgrijse
lijken brand der hut dacht.
Gij hebt mij in de laatste tijden, ging Roze Kate
voort, steeds trouw ter zijde gestaan als het gold Eve
rard te bevrijden.
Helaas! al onze pogingen werden verijdeld en ik ben
overtuigd dat onze bemoeiingen voor gevolg hadden de
strafuitvoering te bespoedigen. En dat heb ik bewerkt!
Dat is mijne schuld!
Roze Kate, sprak Walkiers, wat gij deedt, deedt
gij bezield met de edelmoedigste inzichten. Het is uwe,
noch onze schu'd dat hetgeen wij voor de bevrijding van
Everard beproefden geen beter utslag had. Dat de straf
uitvoering zou bespoedigd geworden zijn door uw optre
den, geloof ik niet, evenmin dat de justitie, noch de per
sonen, die uwe geheime vijanden schijnen, iets van onze
pogingen tot Everard's bevrijding zouden weten.
Roze Kale schudde met het hoofd, zoodat de loshan
gende golvende haren, als een sombere mantel over hare
half naakte schouders vielen.
Zonder verder op Walkiers rede te antwoorden, sprak
Roze Kate eensklaps op ontstuimig driftigen toon
Walkiers, gij moet mij helpen...
Dat weigerde ik immers nooit, antwoordde de
knecht, waarom vraagt gij mij dat nu zoo zonder'ing?
Gij moet..., herhaalde Roze Kate steeds meer en
meer opgewonden.
Uwe wangen gloeien; gij hebt de koorts, kind.
Ik ben geen kind, riep het meisje, ik ben eene
vrouw, eene sterke, krachtige vrouw.
Wees kalm. Roze Kate, wees bedaarder, gij hebt
de koorts.
Walkiers, Walkiers, zie mij aan! Ik ben mogelijk
wat koortsig, 't Is ook zoo warm, zoo benauwd hier...,
doch mijn kop is helder.
Ik geloof u, zei Walkiers, gij waart altijd een ver
standig meisje.» Daarom deed het mij zoo pijn u driftig
te zien.
Verstandig zegt gij, Walkiers. Denkt gij ook zoo
goed' over mijn hart als over mijn verstand?
Hoe meent ge dat, Roze?
Ben ik slecht?
Gij zijt voor mij het edelste en het reinste meisje
dat ik ken. Waarom die vraag, Roze?
Zeg, Walkiers, ik heb noodig uit uwen mond de
waarheid te hooren
Ben ik slecht, ziet gij enkel de schaduw van slechtheid
in mij, zeg het...
AI wat braaf is spreekt uit u...
Goddank! dat gij mij zoo beoordeelt, nep Roze
Kate, dan durf ik mijn uiterste poging wagen om Everard
te redden!
Gij wordt weer opgewonden Roze Kate, ik zie u
zoo niet gaarne in dien toestand. Blijf kalm en spreek
bedaarder.
Hef Pafl^rfieieren ranen fe Rwv^hrneW Voor iederen tijd des jaars, voor iederen feestdag- hebben wij vermaken, spelen
11Ll ruaotiiciu UI l ClJJCll IC iVUyalll UCIV. en gebruiken waarnaar wordt uitgezien met vreugd of ernst, met geloof en
liefde, waarvoor gezorgd en gewerkt wordt en die elkaar de hand geven om als blijde kinderen te huppelen door het jaar.
Op onze eerste foto ziet men de pastoor met
enkele notabelen druk bezig met de eieren weg
te bergen, en de vlaggentjes wijzen aan langswaar
men mag loopen.
In groote spanning volgen de jeugdige, toeschou
wers deze voorbereidingen.
Nu is het een gestoei en gedrang om uw hart bij
vast te houden, niet alleen eieren maar tal van
andere liefdegaven worden ontdekt.
En dan met den gevonden buit naar moeder toe.
Maar eerst nog 'n ander wei langs gegaan en tot eènieders
blijde verrassing vond men daar nog kleine schoolbehoeften,
prentkaarten, penhouders, potlooden, enz., enz.
M'neer Pastoor kan moeilijk van de kinderen
scheiden en gooit nog een hoop suikerbollen te
grabbelen.