./xjfV Mvj» A DE GROOTE 8TEEPELPAARDENREN VAN GROENENDAEL v ONS LAND IN WOORD EN BEELD 29 Kan ik bedaard zijn als ik iets ga doen waarvan alles afhangt, a'les. Wat wilt gij dan doen Roze? Iets dat slecht is. God barmhartig, zuchtte Walkiers, ik geloof dat zij krankzinnig wordt. Dat slecht is! riep hij luidop, daartoe zijt gij niet in staat! En toch wil ik het doen? om een goed werk te ver richten, iets doen dat men slecht noemt. Als het doel schoon is, en edel, en goed, kan de daad dan leelijk zijn, Walkiers? Ik geloof, neen, antwoordde Walkiers meer en meer verontrust over den toestand van opgewondenheid waarin het meisje blijkbaar verkeerde. Dagen en dagen heb ik nagedacht, geaarzeld. Daar na was mijn besluit genomen, onwrikbaar vast. Ik zou het wagen! En ik heb gehandeld! Ik heb alle schaamte overwonnen, mijn hart geweld aangedaan, gehuicheld, gelogen... Maar tot nu toe had ik de gelegenheid nog niet om mijn slag te slaan. De smidse was nooit alleen. Thans heb ik de kans klaar, zoo gij mij helpen wilt. Om u dat te vragen deed ik u roepen. Wilt gij mij hel pen? Om Gods wil, zeg mij wat ik doen moet, sprak W alkiers. Ik alleen moet werkdadig handelen! De nood is groot, is ten top! Geene schaamte meer! Ik ben tot alles bereid! Alles of niets! Ik moet thans alles .wagen, alles, alles! Ik moet! Ik moet! Ik begrijp niet, Roze Kate, wat gij bedoelt..., ik durf u niet begrijpen, zei Walkiers ontroerd. Gij hoeft niet te begrijpen. Blijf enkel trouw aan Everard en aan mij... T Vraag, Roze, vraag mij al dat gij wilt. Voor Eve rard en voor u zal ik door een vuur gaan als het noodig is en gij het verzoekt. Hoelang blijven de smidsknechten weg? Tot dezen avond waarschijnlijk. Er is veel werk in de olieslagerij. Gij moet niet meer terug gaan, gij. Blijf hier. Ik zal u noodig hebben, misschien. Goed. Dan zal ik laten zeggen dat ik niet wel ben. Waar zijn de twee... Simon is 't veld in. Ja, ja, die zag ik, maar Jacob? Die zit in De Wolf. Goed. Wij moeten dus snel handelen. Hij kan alle oogenblikken terugkomen en dan moet het gewaagd wor den... Gij wilt hem toch niet dooden? Luister, Walkiers, hernam Roze Kate zonder op de vraag van Walkiers te antwoorden, leg u op uw bed. God zij Everard genadig, zuchtte Roze Kate, Hij is onschuldig, even onschuldig als gij en ik. Ik wil! Ik 'wil! riep zij onstuimig en God zal maken dat ik zegepraal over het kwade. Walkiers! ach, Walkiers, op u alleen nog heb ik al mijne hoop gesteld! Gij zult Everard's on schuld helpen bewijzen, niet waar? Zeker zal ik doen al wat gij verlangt, doch wees zoo gejaagd niet gij beeft van de koorts, och arme. Geen gejammer, geen geklaag! Krachtdadig moeten wij blijven, krachtdadig moeten wij handelen! Welaan dan, zijt gerust, al begrijp ik u niet, al weet ik niet recht wat gij wi't, toch zal ik doen wat gij verlangt! Hierop verliet Walkiers de smidse en liet hij Roze Kate alleen. ZEVEN-EN-ZESTIGSTE HOOFDSTUK HET GEHEIM VAN ROZE KATE Van Walkiers ben ik zeker. Ben ik ook zoo zeker van mij zelf? Ja! Ik moet en zal mijn plan doordrijven! Hoe dichter de dag komt, hoe ongeruster zij worden! Zij! de moordenaars! Ja, de moordenaars! zij loopen gejaagd het huis uit en in pas zijn ze weg of ze komen er weer. Zij hebben schrik van den vollen dag, van het zonlicht! Hun blik is zwart geworden als de nacht, als hunne eigene zwarte ziel. Ja, zwart als de nacht is die ziele en ik lees er in als in een boek. Hun hart ligt daar voor mij open. Niets is mij verborgen, hunne geheimtse gepeinzen zie ik daar. Waar allen in hun edelmoedige pogingen mislukten om Everard te bevrijden, zal ik gelukken, omdat mijn be trouwen in zijne onschuld, verduizendvoudigd is door mij ne liefde! Ja, ik zal de redster van mijn Everard wezen! Weg van mij, laatste schaamte die mij weerhield! Gij zijt verlamming, gij zijt lafheid! Weg met u, schaamte, weg met mij zelve! Ik wil, ik moet alles ten beste geven, alles opofferen, alles, alles! O Everard ik zal u redden! Ik zal! Ik wil, ik wil! Als uitgeput door die opbruising van gevoel, verviel Roze Kate in eene soort van verdoovende mijmering, en zwarte gedachten kwamen weer haar hart bestormen. En toch is het mogelijk, zuchtte zij, dat de waarzeg ster gelijk had, dat mijne krachten mij verraden, dat mijn wil en mijne liefde machteloos bliiken zullen... Wat dan? Wel, het lot heeft beslist, dan zal ik sterven denzelfden dag als Everard! Ik wil, ik kan zonder hem niet 'even. Neen, Everard. ik kom bij u, ik kom! Tranen verstikten hare stem, en vloeiden gudsend over hare blozende, gloeiende wangen. Plots echter sprong zij andermaal recht, en de tranen snel weg wisschend sprak ze Ik wil niet schreien, ik wil niet dat men mij zie schreien. Hier, zei ze, de hand op haar onstuimig kloppend hart drukkend, hier alleen mag het schreien. Niemand mag het zien, niemand mag het hooren, ik al leen moet het voelen, 's nachts als allen slapen. Dan ver smoor ik mijne smart in mijn zelve... Doch dat is nu voorbij... Ik wil niet meer schreien, ik wil Everard vrij maken, vrij! O Heere, ga ik inderdaad slecht doen? Gij leest in mijn hart, o God, en doorgrondt mijne ge heimste inzichten en gedachten. Zijn die slecht? Ik doe het al uit liefde, en al wat liefde is. is rein heid, zei Everard. O Heere! Heere ga ik slecht doen? Eene lange poos stond zij daar, de blikken ten Kemel Zij nam de hamer in de hand. Zij omknelt hem koortsachtig, doch zij bedwingt zich en zachtjes laat zij hem nu op het klokklankzuivere aan beeld vallen terwijl zij zingt Daar komt hij met zijn stok! Een ure slaat de klok! En hij doet zijn eerste ronde! En zijn handjes gingen Tik tik tik En zijn voetjes gingen Tak tak tak Het was een man van jaren Maar hij was krank! Terwijl zij de laatste verzen zong was Jacob in de smidse getreden. Zijn somber, angstaanjagend gelaat verhelderde, toen hij, bij de deur der smidse even staan blijvend, Roze Kate bij het aanbeeld bemerkte. Zachtjes was hij nader getreden, binnensmonds mom pelend Daar staat zij nu aan 't zingen... Ik zei het reeds, de vrouwen zijn als katten, valscher nog. Ei, Roze, riep hij eensklaps, staat gij hier zoo al leen? Hoe kwaamt gij in de smidse? Wel door de deur, lachte Roze. dat is me nu ook eene vraag. Maar gekheid ter zijde; ik hoorde niemand in de smidse, en ik kwam eens zien waar al ons volk naartoe was. Ze zijn naar de olieslagerij. Roze. waar iets aan het groote kamprad te herstellen is. (Wordt voortgezet.) EEN GEVANGENE ONTSNAPT, de anderen grommen, omdat zij geen koffie meer hebben be reid met bitterpeeën Trappisten «Vincart». 334 In dolle vaart wippen de paarden over een haag-. Mur'atwinnaar van den Lente-steepel. Hier ziet men een bijzonder mooien sprong. Parade vóór den Japanschen Prins gehouden. Al de mededingers vóór de hindernis. De wedren tusschen Murat en Rode.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 13