EEN DAG OP REIS 22 ONS LAND IN WOORD EN BEELD Uit een brief van een meisje. Al vroeg waren we op het station. Mietje Smet, die anders op school altij'd te laat komt, was nu het eerste van allemaal. Ze had bij haar thuis de wekker om vier uur al laten afloopen, en had de heele familie wakker gemaakt. Zoo was ze om zes uur al op het station, terwijl juffrouw Driessens gezegd had, dat we er om half zeven moesten zijn. De portier van het station zal haar wel gek hebben aangekeken, toen ze daar in haar eentje onder de groote kap begon op en neer te wandelen. Er was nog een andere vlugge, die Mietje al gauw gezelschap kwam houden. Dat was juffrouw Driessens zelf, en ze zei Zoo Mietje, gij zijt de eerste Mietje schaamde zich natuurlijk, dat ze bij een ple ziertje zoogoed op tijd was en op school al tijd te laat. Op 't laatst waren we er allemaal. Ik had een witte matrozenkleed aan, met blauw afgezet. En mijn witte kousen, die ik anders niet dragen mag van pa, had ik ook aan. Met witte schoenen natuurlijk. We waren bijna allemaal in 't wit. Netje Meiers was in 't roze, dat was ook heel netjes, maar er waren ook en kele meisjes, die echte stijve rokken aan hadden en zul ke rare hoed jes. De meeste hadden natuur lijk hun hoed thuis gelaten, wat juffrouw Driessens on gepast vond. Gelukkig wa ren er geen jongens bij, en toen we alle maal in den trein zaten, konden we di rect gaan snoe pen, zonder kans te loopen dat we uitgela chen werden. Ik had pralines en een reep kwat- ta. Van mijn pralines heb ik de helft met Anria gewis seld voor Haagsche hop jes. Met hopjes heeft men lan ger wat in den mond. Toen we uit- gesnoept wa ren, begonnen we op voorstel van juffrouw te zingen. Daar lis ze op ge steld. Als we samen uitgaan, zegt ze, moeten de men- schen aan onze liedjes kunnen hooren, dat we vrooüjke jonge meisjes zijn en geen stijve nuffen, die omloopen voor een plasje. Het zingen ging heel goed, want we zaten in drie afdeelingen met lage tusschenschotten. zoodat juffrouw kon zorgen, dat we een beetje in 'de maat bleven. Na het zingen viel Mietje in slaap; ze scheen er niet tegen te kunnen, zoo vroeg op te staan. Omdat ze niet in dezelfde afdeeling zat als juffrouw, merkte *deze er niets van, dat Mietjes hoofd hoe langer hoe zwaarder werd, zoodat ze op 't laatst opzij viel en in Anna haar schoot terecht kwam. Die was daar niets blij mee; en toen Mietje geen aanstalten maakte om wakker te wor den. begon Anna met haar buurtjes te fluisteren. Even werd er gelachen en toen werd Mietje plotseling opge nomen en in het bagagenet getild. Ze begon te spartelen en te gillen, en juffrouw zei boos Foei, meisjes, dat is leelijk. Maar Anna en de anderen (daar hoorde ik zelf ook bij zaten te schudden van het lachen om dat arme Mietje, die, als ze zich oprichtte, haar hoofd stootte, en die zich niet durfde omdraaien uit vrees naar beneden te vallen. Help Mietje uit haar ongepaste houding, Anna zei juffrouw streng. En omdat juffrouw iets zei van ongepast meende Jeanne, dié altijd iets aparts heeft, te moeten zeggen Shocking Dat leest ze in Engelkohe boeken, en het beteekent niet comme il faut Nu, zoo erg was het met Mietje niet, al lag ze ook een beetje ongelukkig in het nauwe net. niet van harte, want er waren natuurlijk weer meisjes, die zich zelf te groot en te ernstig vonden voor de wilde spelletjes, die ge in een bosch zoo fijn kunt spelen. We lieten die nuffen maar aan hun lot over, en toen ze zagen hoe fijn het ging, draaiden ze weer bij. Nadat 'we weer ergens iets hadden gedronken, kwa men we bij een groot huis, het leek wel een kasteel. Als de kasteelen er vroeger allemaal zoo uitzagen, kunt ge u best voorstellen, dat er allerlei interessante dingen gebeurden. Juffrouw had van den meneer, die in dat groote huis woonde, verlof gekregen om in het park te wandelen. Dat was verrukkelijk en we vroegen direct of we er verstoppertje mochten spelen. Maar juffrouw deed erg stijf. Het was of ze bang was, dat de boomen op dat deftige buiten van ons zouden bederven. Zoolang we vlak bij het kasteel waren, mochten we niet eens buiten de paden loopen. Later is het toch wel weer fijn geworden, en het mooiste was, dat er, toen we het buiten weer zouden verla ten, een foto graaf kwam, om ons te kie ken. Toen had ge al die nuf fen moeten zien. Rrrt, rrt, gingen de zak kammetjesdoor - de haren, en alle linten wer den bijna op nieuw ge knoopt. Wat hadden al die ijdeltuiten een strop. Want juffrouw wilde ons juist laten opnemen, ter wijl we een pa tertje langs den kant aan het maken waren. Nu, dan hoeft ge niet eerst vooruit uw haar in orde te ma ken, want het is tien tellen weer zoo ruig als het geweest is. Vlak bij het kasteel werden we gekiekt, al lemaal in een grooten kring. Dat was het slot van den dag. Ik sluit hierbij een foto in. Schrijf eens of ge me hebt kunnen vinden. OOSTERSCHE PRAAL Met weidsch vertoon is Sir Hari Singh (voor eenigen tijd in het bekende chantage schandaal Mr A. genoemd) gekroond tot Maharaja van Kashmir. Op onze foto ziet men den potentaat gezeten op zijn met goud en edelgesteenten versierden olifant, omstuwd door zijn lijfwacht, in den kroning-stoet te Jammu. Anna ging op de bank staan, gaf haar een hand en zei Kom uit je hangmat, kind Toen proestten we allemaal en juffrouw keek den anderen kant uit... Nu, we kwamen zonder ongelukken te Brussel aan de Midi. Daar was 't een erge rommel, want ze waren een nieuw station aan 't bouwen. Dat groote menschen daar zoo'n ambras voor maken, begrijp ik niet. Toen hebben we verder veel gewandeld. Hoe, weet ik precies niet meer; ik ihad het op een kaartje staan, maar dat ben ik kwijt geraakt. Maar ik weet wel, dat we in een groot café limonade gedronken hebben, en dat was fijn. Maar toen we tusschen de tafeltjes wilden gaan stoeien, mochten we niet. Dat vond juffrouw niet netjes. In het bosch zouden we daartoe tijd genoeg hebben, zei ze. Nu, dat was ook zoo. Eerst ging het BEDELAAR lk ken hem reeds vanaf ik nog klein was, Petrus Landuyt, bijgenaamd „Zotte Pee". Sukkelachtig, sleepbeenend komt hij daar weer de straat in. Een bruine broek met zwar te "lodders" genaaid wappert om zijn stokkebeenen. Honger en ar moede hebben diepe voren in zijn beenderig-zwart ge zicht achtergelaten, en zijn donkere oogen huizen diep in hun holten. Stampend met zijn gelen stok gaat hij de straat door, slissend met zijn groote schoenen over het gaanpad, en wrijft van tijd tot tijd met zijn pezige hand over zijn ongeschoren kin. Eenige straatbengels tierenZotte Pee... zotte Pee Plots keert hij zich om, steekt zijn stok om hoog en gaat een eindeken achter hen. De jongens stormen uiteen en tieren maar altijd voort. Rood van woede, de neusgaten opengeblazen, gaat hij voort, mom pelt binnensmonds 't Zal wel ne keer gedaan zijn, als ik er eenen onder mijn handen krijg en Pee ver dwijnt achter den hoek der straat. Lokeren 1925. A. VAN PUYVBLDE.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 6