ROZE KATE 0 12 II 44 ONS LAND IN WOORD EN BEELD BEROEMD DRAMA VAN Nestor DE TIÈRE 49 IN ROMAN BEWERKT DOOR VALENTYN Ah, zoo, zei Roze gansch onverschillig. Gij stond hier te zingen. Roze Kate. Te zingen, wel neen, Jacob, ik neuriede een liedje. Neuriën is niet zingen. Nu zingen zou ook niet passen Roze Kate, binnen twee dagen... Wat? Dinsdag, eilaas wordt... Dat is waar, ik dacht er niet aan. In gedachten verzonken draait Roze Kate een vijlstok op en neer. Het bruist in haar binnenste, doch zii bedwingt zich. Zij moet kalm blijven. Hoe komt het, vroeg Jacob, dal gij hem sedert eenige tijd gansch schijnt vergeten te hebben? Hem vergeten? Ja, dat schijnt mij toch. Neen. Jacob, ik heb hem niet vergeten. Niet, brulde Jacob zoo onstuimig, dat Roze Kate, hoe k'oekmoedig en vast ook tot alles beslist en voorbe reid, er toch van huiverde. Neen, zei ze na eene korte pooze weer, vergeten heb ik het monster niet. Ha!... riep Jacob als viele hem een steen van het hart. Jacob, ging Roze Kate voort, ik had hem doodlief en, tot voor zijne rechters toe zou ik alles gedaan hebben, alles om hem te redden. En nu?... vroeg Jacob haar scherp in de oogen kij kend. Nu is alles gedaan, alles voorbij. In mijn hart is niets meer dat naar liefde trekt. En hoe kwam die verandering dan zoo p'otselings? Ja, plotselings, inderdaad werd de liefde voor hem mij uit het hart gerukt, namelijk toen ik het bewijs had van Everard's plichtigheid. Hebt gij dal bewijs? stotterde Jacob. Ik heb het. En... Luister Jacob, ik wil met u recht uit zijn en zeggen hoe alles gebeurd is. Gij moet het weten omdat mijn ge drag u anders onbegrijpelijk schijnen zou en gij mij zoudt kunnen verachten en dat... dat zou mij pijn doen. Waarlijk, Roze Kate, riep Jacob onstuimig, is dat zooals gij zegt? Ja, zei het meisje, de oogen neerslaande, dat is het wat mij thans drukt ik moet aan iemand mijn hart kun nen uitstorten en dat wil ik voor u doen. Spreek vrij op. Roze Kate. Wel nu dan, gij zult wel gemerkt hebben hoe vree- selijk bedroefd ik korts na het vonnis was. Ja, zei Jacob, dal zag iedereen duidelijk genoeg. Ik had geene reden het voor iemand te stoppen. Ik had Everard innig en oprecht bemind en ik betreurde hem des te sterker wijl ik hem gansch onschuldig waande. En gij hebt alles beproefd om die onschuld te bewijzen, zei Jacob tamelijk driftig. Inderdaad dat deed ik. Zal het mii iemand kwa'ijk nemen dat ik bij sommige personen voor Everard ten beste sprak? Ga voort, zei Jacob, den blik ontwijkend die Roze Kate nu op hem gevestigd hield, als wilde zij lot in het diepste van zijne zwarte ziel doordringen om te onderzoe ken hoe zeer hij zou ontstellen bij de gedachte dat Eve rard's onschuld inderdaad wel bestond. Hij schrikte inderdaad zoo hevig dat al zijne ledema ten er van beefden. Roze Kate zag het we', doch zij liet niets merken, zij wilde thans hare rol tot het einde toe vervullen. Ik zocht natuurlijk mijne overtuiging aan anderen te doen deelen, zoo vervolgde Roze Kate. Dit was ook zoo voor Mijnheer Pastoor, wien ik over de zaak sprak. Wat zei hij? vroeg Jacob hijgend. Hij zei en hij bewees mij dat Everard plichtig was. En gij hebt hem geloofd? Hij toonde mij aan, feit bij feit. dat Everard de. plichtige was, dat niemand anders dan hij de afschuwe- Ijke moord kon hebben gepleegd. En toen? Toen kreeg ik een schok, maar ik zag klaar. En?... vroeg de steeds ongeduldiger wordende Jacob. Het was mij aanvankelijk onmogelijk iets te denken, iets te voelen. Maar naderhand is er een groote verande ring in mij ontstaan. Ik kon in den beginne niet slapen, niet eten, niet rusten, doch nu... Nu?... zei Jacob. Is hij gansch uit mij, hernam Roze Kale. De liefde..., o Jacpb! gij weet het, ik heb het... het monster diep lief gehad..., maar de liefde is nu in af schuw veranderd. In afschuw, zei Jacob, omdat hij een... In afschuw, omdat hij een moedermoordenaar is, riep Roze Kate vol drift, terwijl hare wangen gloeiden. Vergeef mij, ging zij na eene poos weer voort, vergeef mij dat ik zoo over hem spreek, maar hij is uw broeder niet meer. Hebt gij nog nooit eene roos geplukt, Jacob, waarin eene wesp verborgen zit. Gij wi't den behaag lijken geur der bedauwde roos genieten, doch daar be merkt gij de wesp die in de bloem verborgen zit en gij werpt de roos weg. Zoo ook met hem. Hij* is de wesp, die verraderlijk stak, weg met hem! Gij hebt gelijk! Ja, ik moet vergeten dat hij mijn broeder is. Al heeft hij zich ook nog zoo erg vergrepen. 'T GANGSKEN Truweelstraat, Sint-Niklaas-Waas. Dat schilderachtig hoekje van de rustige stede, waarop de oudheid zijn stempel heeft geslagen, zal binnenkort, door uitbreiding der stad verdwijnen. al is zijne misdaad nog zoo afschuwelijk, voel ik mij toch nog te sterk aan hem gehecht. Dat moet nu anders worden. Weg met hem! Weg uit mijn hart. Neen, hij is mijn broeder niet meer, weg, weg uit onzen kop. Gij spreekt verstandig, Jacob. Hij is niet waard dat wij ons langer om hem bekommeren. Roze Kate was opgestaan en langzaam naderde zij nu Jacob wiens hand zij vatte. Hij keek haar aan als een gier die zijne prooi ziet naderen. Ik ben vroeger altijd wat koel tegenover u geweest... 't Is waar, zei Jacob, maar in de laatste dagen zijt gij veel vriendelijker voor mij geworden... Laat ons het verleden. Ik was ook wat ruw tegen u. Doch dat was zijne schuld. Hij maakte mij en Simon altijd bitter gestemd. Ik begrijp dat nu, zei Roze Kate. Ik geloof het wel! Hij was hier de lieveling, de prins. 't Is waar... Hij mocht doen wat hij wilde, wij moesten werken als slaven. Inderdaad. En daarom konden wij hem niet uitstaan. En met zijn flauw en gefleem had hij de menschen op zijnen kant weten te krijgen en ze tegen ons op te ruien. Dat gebeurde ook met mij, hij wist zich zoo goed voor te doen dat men hem inderdaad ons Heer zou ge geven hebben zonder te biechten. Dat hebt gij altijd van die fijne femelaars, hernam Jacob, hij wist, met zijne schijnheiligheid, het altijd zoo aan boord te 'eggen dat hij in het - goede licht kwam te staan, terwijl wij voor zatlerikken en vechtersbazen wer den uitgescholden. Laat ons dat alles vergeten, zei Roze Kate, en niet meer aan het verleden denken. Ja, het zij vergeten, dat vervloekte verleden en den ken wij alleen nog aan de toekomst, de toekomst die nog vroolijk en gelukkig voor ons worden kan. Hoe meent ge dat? vroeg Roze Kate. Hoe ik dat meen, riep Jacob driftig, hoe ik dat meen, wel, meent gij dat ik ook niet zie dat gij het be- koor'ijkste meisje zijt dat ik ken! Terwijl hij sprak kwam een slechte gloed in zijne oogen, die Roze Kate huiveren deed. Hij hield hare hand vast in de zijne geklemd en keek haar brandend aan. O Jacob, zeide het meisje schijnbaar ontroerd, hoe zegt gij dat, hoe spreekt gij zoo wonderachtig? Zij keek hem daarbij glimlachend aan. als wilde zij de gevoelens die zij bij Jacob kwam opwekken, nog heviger maken. Zij maakte hare hand uit de zijne los en trad een wei nig terug. Roze Kate, riep Jacob, ik sprak u in al'e recht zinnigheid met gansch mijn hart. Wilt gij hier de meeste res worden! Hier de meesteres? ik? Ja, gij. Luister, Roze Kate, ik ben thans hier de meester. Gij en Simon, verbeterde Roze Kate. Simon, bromde Jacob, die is een domkop. Een bar- I sche brutale kerel met een stierenlijf maar met een hazen- hart en kiekenverstand. Hij doet alles wat ik wil. Ik leid hem als een kind. Die staat ons dus niet in den weg. Laat ons dat nu zoo aannemen, zei Roze Kate, wat zou ik dan tusschen u beiden komen verrichten. Tusschen ons! Ik zeg u immers.dat hij hier nieis te zeggen heeft. Gij hoeft s'echts te willen en gij zijt hier de meesteres, zeg ik u. En wat moet ik willen? Wordt mijn lief. en gij zijl alles wat gij wilt. Uw lief? Ja, mijn lief! mijn lief; en gij zijt de meesteres. Hoe verstaat gij dat? Mijn lief vervloekt. Een lief is een lief? Mijn, mijn j lief! Mijn lief alleen! En gij zijt de meesteres? Driftig was hij vooruitgesprongen, en had hij Roze Kate om den middel gegrepen, terwijl hij haar met kracht zocht naar zich te trekken. Roze Kate verweerde zich zoo goed zij kon en stiet Jacob van zich af. Laat mij los, zei ze. laat mij in vrede, voor wie j neemt gij mij? Voor het liefste, bekoorlijkste meisje dat ik ken, dat ik wil! voor het meisje met de gloeiende oogen, met het ferme lijf. Het meisje voor wie ik mijn ziel wil ver- koopen! Hier! Hier! Jacob werd zoo wild onstuimig, dat Roze Kate inder daad benauwd werd haar plan niet tot het einde te kun nen doordrijven. Maar het moest! het moest! Het was vooi Everard! Jacob wilde haar zoenen, doch Roze Kate maakte zich met zacht geweld los en stiet Jacob andermaal van zich af. Waarom wilt ge niet? Zeg, waarom niet? Jacob, och Jacob, wat gij wilt is slecht. Slecht, slecht, wat gekheid! Gelooft gij mij niet ais ik u zeg dat gij hier de meesteres worden zult indien gij (erin toestemt mijn lief te worden? Neen. niet mijn lief, neen mijn lief wordt gij niet, maar mijne vrouw, mijne wettelijke vrouw. Een kus! Een kus. Wilt gij het dan volstrekt Jacob, in Gods naam dan... Zij kon den zin niet voleinden, want in helsche vervoe ring had Jacob haar tot zich toegetrokken, zoende haar op wangen en mond. Op hetzelfde oogenbhk verscheen in de deuropening der smidse eene donkere gedaante die vol verwondering het tooneel bleef aanstaren dal hij onder de oogen haa. Zijn blik fonkelde onheilspellend. Geen van beide jonge lieden zag de gestalte.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 12