De Doodenschare •'«■T'oinph-ic Aan P. L. Waarom ben je heengegaan kind, naar betere oorden, waar de zonne immer lacht en de bloemen gloren; waar geen lijden ons meer wacht en geen pijn, geen smart ons tart... Waarom liet je mij alleen in die koud' ellende, waar geen mensch erbarming kent en je troost kan schenken; waar geen zachte hand je wenkt en je leidt door 't onbekende. Waarom kom je niet terug kind, hier dicht bij mij, om me troost en steun te geven in dit droeve leven; om weer met je lieve handen 'mij te leiden langs de stranden. Want ik ben zoo bang alleen kind, zoo zonder jou... Hoor je 't bulderen der zee niet 't klotsen van de baren, of het loeien van den stormwind die niet wil bedaren Hoor je niet mijn stem die roept kind, enkel jou naam... Kom nog eens, één enkele maal laat me hooren -je lieve lach, laat weer streelend gaan je handen... Kom toch. kind... slechts eens... ik wacht 9-1-26. Edith CH. Almeteens, als in een visioe-n, veelde ik me ge bracht op een slagveld, waar de oorlog in al zijne akeligheid gewoed had. Van een lachend Vlaamsch stedeken, aantrek kelijk gelegen tusschen de velden en bebloemde hoven, bleef niets meer over dan brokken zwartberookte mu ren. vergruisd door de obussen. Overal ontzetten de puinen door de vlammen en kanonnen opeengesta peld, puinen zonder naam, waarboven eene vernielde kerke haren doorboorden toren uitstrekt. Aan de boorden der we gen, in de naaste velden, zag ik kruisen, nog kruisen, altijd kruisen. En plots ver schenen achter die kruisen donkere mannengedaanten. Zij kwamen tot elkaar en naderden, naderden meer en meer. Wat waren hunne wezens bleek en getrokken, hunne oogen dichtgesloten, 't schenen spoken. Zij schit terden in den duisteren nacht en waren als lijk met lichten gekleed en eene hel dere klaarte sleepte hunne schreden achterna. Zij naderden zijde aan zijde, in gesloten rangen. Hoe schoon, hoe groot, hoe fier gingen ze mij voorbij, die ontelbare scharen dooden. Ik zag er jonge mannen, met nog baardeloos gelaat. Ik zag er oude, grijze snorrebaarden. Ik zag er krijgers van alle wapenen, jagers, grena diers, piotten. Ik zag er de edele gestalte van den prachtvlaming Deprez, omringd van flinke kerels, eenen grootschen groep Vlaamsche gemeentenaren daarstellende. Ik zag er de gebroeders Van Raemdonck, malkaar ondersteuneride, lijk ze samen naar den dood gingen. Ik zag er, eenzaam, verwijderd van de andere krijgers, den artistieken kop van den stillen droomer Joë English. Vorenaan de scharen ging een forsig gebouwde kerel, 'nen waardigen Breydel. In de eene hand hield hij een fakkel, die eene heldere klaarte uitwierp over het doorwoelde veld; in de andere droeg hij een standaard, waarop een klauwenden leeuw uitblonk als een zinnebeeld hunner dood. Opeens bleef hij stilstaan en sprak. Luide weerklonk zijne stemme tot de machtige schare en eene indruk wekkende stilte heerschte toen hij vertelde van Vlaan deren, van 't landeken waarvoor zij meestendeels vielen. Weenende spreekt hij over de verdrukking, die sedert den wapenstilstand zoo zwaar weegt op de Vlaamsche Idealisten, binst dat eene bent beul°mansen den scepter zwaait over hun geliefd land. Edelmoedig gingen ze voor hun land strijden, blijde te mogen sneven zoo het moest, met de vaste hoop in 't harte d^t hunne dood zou ten goede komen aan hun vaderengrend. zoohaast de sneode ov erweldiger zou ver pletterd zijn. De bange periode van gedruktheid, van geestelijke bloedarmoede, waaraan het Vlaamsche volk, op alle ge bied, leed, zou voor altoos vergeten zijn, want Vlaan- deren's uur der verlossing zou alsdan luiden. En nu kwamen die helden samen weenen over hun land, het plechtig oogenblik verbeidende der volkomene gelijkstelling hunner lieve moedertaal, die zoö innig- schoon weerklonk in hunnen huiskring. op DE JAARBEURS TE BRUSSEL. Kiizonder interessant is de stand dar firma Moniquel-Fransolet waar alle denkbare modellen van weegbruggen, basculen en dergelijke te bewonderen zijn. nevel glijdende, bloedt stil dood in het nachtelijk duis ter. Eenige schroomachtige sterren beven aan het diep ste der hemelen. Uit eenen naburigen ker- ketoren kondigen twaalf doffe slagen het midder nachtsuur aan. Ik buige diep het hoofd, en bid. Ik bid voor mijn arm land en voor de heldhaftige jongens, die sneuvelden voor hun edel Ideaal. Berten LEENEM. GOED BEDOELD •-Foei, Rika, wat zien de ruiten eruitGe hebt er aan den buitenkant niets aan gedaan Ja, ziet ge, mevrouw, van binnen heb ik ze ge zeemd, dat u goed naar buiten kan kijken, maar van buiten heb ik ze niet ge zeemd, opdat ze niet bij u binnen zouden kunnen zien. NOOIT GOED Hij Ik zou wel eens wil len weten wat er gebeuren zou, als wij het eens ooit samen eens waren ZijDan zou ik natuur lijk ongelijk hebben. Nog zullen we hier vergaderen, hier komen klagen en treuren eindigde de voorman, totdat onze zwakke stemmen zullen gehoor vinden bij de Overheid, en dan eerst zullen we vredig kunnen blijven rusten in onze Reis rond de wereld met een woonwagen. Op 28 October 1924 vertrok de heer Lod. Engels man uit Den Haag met zijn vrouw en een chauffeur uit Amsterdam om een wereldomreis waarvoor de inzet is 25,000 dollars. Thans zijn zij te Brussel en deze foto werd genomen vóór de drukkerij Ons Land volgende week vertrekken zij naar Amerika, tegen 1935 moeten zij al de landen van de wereld bezocht hebben. kille graven, want ons lijden zal niet nutteloos geweest zijn. En weder is alles stil. Het avondrood, door den dichten JUDAS van C. Verschaeve te Maaseyck. Op Zondag 28 Maart en Paasch- maandag werd te Maeseyck door Willen is Kunnen in samenwer king met Het Eikeltje het be noemde treurspel Judas, van C. Ver- ^haeve, opgevoerd. Uit een artikel tn Dr Godelaine. medewerker aan De Tooneelgids die de tweede voering bijwoonde, knippen wij t volgende ...Judas is geen evenwichtig speel- ik. De groote verdienste der jongste rolking was juist dit te hebben be- oen, en, om hierin t °rhelpen, alle middelen ter hana .e hebben vacht spel te wekken. Tusschen de i of hoogtepunten in, even aange- iden in mooi plastische uitbeelding en ik denk aan de rijke en tot het einde toe volgehouden typeering van de allesschrager.de Judasfiguur: aan het schitterend Farizeeërsgroepken in II en IV, aan de rustende apostelen begin II. enz. zocht de bezetting spel, liet de in de ziel gistende gevoe lens naar buiten uitslaan in mimische en gebarentaal, in fel bewogen han deling over geheel de scène heen. De regie wist dit mobiei-maken te bevor deren door het breken van het pla teau een stel trappen leidde naar een ruim praticable op achtergrond. Zoo kregen de vertolkers gelegenheid om het zielkundig proces, hier van naald tot den draad uitgesponnen, relief bij te zetten Een hoogtepunt werd bereikt in be drijf II Judas en t enthusiaste volk op het praticable. de Farizeeërs op den voorgrond. Zoo stond de geheele vertolking in het teeken van welbe grepen theaterkunst alles draaide rond de vertolkers. ONS LAND IN WOORD EN BEELD

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 14