ROZE KATE
v
60
ONS LAND IN WOORD EN BEELD
BEROEMD DRAMA
VAN
Nestor DE TIÈRE
50
50
IN ROMAN BEWERKT
DOOR
VALENTYN
Eerst zijt gij het lief van Everard. en om zijnent
wille gaat gij te werk als eene bezetene... en thans vind
ik u in de armen van Jacob.
Wat dubbel spel begaat gij hier dan?
Ik geloof nooit dat uwe liefde voor Everard valsch of
Het slecht doen is in den mensch geboren; daar
om is het soms zeer donker in ons. Laat ons wel doen,
en het licht, de vrede des Heeren zal in ons ziin!
Na die woorden op buitengewoon plechtigen toon te
hebben gesproken, verliet Jan Meerlo de smidse zonder
;ehuicheld was, en ik zal evenmin aannemen dat gij voor nog een der twee jonge lieden met een b'ik te verwaar-
Jacob een diepe genegenheid koestert.
Wat dan?
Wat wilt, wat hoopt gij?
De vrouw te worden van dien ruwen vechtersbaas?
Het vooruitzicht is zoo verleidelijk niet.
Of hebt gij u soms laten bekoren door het gedacht dat
gij hier de meesteresse worden zult!
Neen, meisje, dan zijt gij leelijk mis.
Jacob is een Dirx.
Hij zal nooit een arm meisje trouwen, hij zal eene rijke
vrouw nemen!
Gij zult dienen voor zijne vod. anders niet!
Roze Kate stond op, zonder een woord te spreken.
Zij zag hem donker aan, en ging daarna op het mid
den aanbeeld zitten, het. hoofd in de hand.
Spreek dan toch. Zeg iets om uwe verontschuldiging,
voer Jan Meerlo voort.
Uwe plaats is niet langer meer in dit huis.
Wie zal u hier beschermen?
Gij zijt er niet veilig meer, zeg ik.
Och..., zei Roze Kate.
Geen och, hernam Jan Meerlo driftig, ik weet wat
ik zeg.
Waarheen zou ik gaan?
Gij moogt kiezen, ofwel te mijnent komen om er
onze oude meid te helpen, ofwel bij tante Rika gaan
inwonen. Denk er over na. Roze Kate.
Verblind door ikzucht, zoo ging hij zwaarmoedig voort,
heb ik over dit huis het ongeluk helpen trekken.
Zielelast, ja, berouw drukt mij.
Die arme Cornelia zag-u gaarne; en ik moet voor u iets
doen Roze.
Zijne stem klonk nu zoo scherp niet meer als daar even.
De schraapzuchtige voelde berouw, zijn hart opende
zich voor gevoelens die hem zelf tot dan toe onbewust
waren.
Ja, herhaalde hij, ik moet u beschermen, u en nog
iemand anders die ook haar lieve'ing was en die gij allen
hier vergeet.
In Roze Kate's boezen stormde het.
Het meisje echter bedwong zich en bleef ongevoelig,
althans in schijn, voor alles wat Jan Meerlo zeide.
Gij blijft daar koud als ijs. Roze Kate, hoe is dat
mogelijk? vroeg hij.
Ik, ik meende, zoo ging hij voort, dat ik geen hart had,
maar nu voel ik hier nog iets dat klopt, terwijl gij daar
kalm en koel staat te mijmeren.
Welnu dan, wordt dan hier een slecht meisje, wordt
de boelin...
Nu rukte zich Roze Kate, als door eene slang gebeten,
eensklaps om en op bevelenden toon riep ze
Zwijg, Jan Meerlo, zwijg, zwijg, gij weet niet wat
ge zegt!
Wordt hier de boe'in, herhaalde lan Meerlo, gram
moedig, vergeet uw plicht, vergeet uwe eer, vergeet...
Everard, maar ik, ik vergeet hem niet!
O Meerlo! zei Roze Kate smartelijk.
Meerlo kijkt haar eene poos norsch aan.
Dan schudt hij het hoofd als iemand die niet begrijpt
hetgeen hij onder zijne oogen ziet gebeuren.
Mijn huis of het huis van tante Rika staat voor u
open. Gij moogt kiezen.
Hierop keerde hij zich om en maakte zich gereed de
smidse te verlaten.
digen.
NEGEN-EN-ZESTIGSTE HOOFDSTUK
HET LICHT KOMT
Toen Simon in de smidse trad, ging Roze Kate hem
dadelijk minzaam te gemoet, en, aan hare stem eene
zachte indruk gevend, zei ze
Die Jan Meerlo met zijn akeligheden zou iemand
-• iets doen krijgen Ik kan hem niet uitstaan.
Ik evenmin. Hij loopt altijd in mijnen weg.
Ik wilde ook liever dat hij hier uitbleef.
Waarom zei hij het slecht doen is den mensch
ingeboren.
Wel, hij vindt dat ik slecht doe met hier te b'ijven.
Waarom?
Ja, dat weet ik zelf niet.
Zaterdagavond. 's Zaterdag-avonds was het
steeds al een beproeving- voor de twee kleintjes,
pas 8 maanden oud, en nu een nieuwe g-ebeurtenis
in hun nog* zoo kort bestaan. Ook zij zouden eens
g-ekiekt worden, en kijken nu vol verwachting naar
't vreemde toestel.
Hij wil mij in alle geval hier weg trekken.
Wat gemeenheid.
Hij zou willen dat ik te zijnent ging wonen, of
wel bij zijne oude tante Rika.
En wat hebt gij hem gezegd, Roze Kate?
Dat ik hier blijf bij u!
Dank Roze Kate, dat is wel van u.
Zei Meerlo anders niets? vroeg Simon na een poosje
te hebben nagedacht.
Neen.
Sprak hij niet over...
Neen, haastte Roze Kate zich te antwoorden.
Waarom wil hij u dan hier weg hebben?
Hij vindt het slecht dat ik verkeering met u heb,
maar ik lach hem vierkant uit.
Wij zullen samen gelukkig zijn, Roze. Gij zult het
Meerlo, Meerlo, sprak Roze Kate, terwijl haar, on- ondervinden dat ik zoo slecht niet ben als de menschen
danks alle aangewende pogingen, de tranen in de oogen het zeggen.
kwamen, ga zoo niet weg smeek ik u, blijf, luister...
Een oogenblik bleef Jan Meerlo staan.
Hij wendde zich om en op ijskouden toon sprak hij
Meisje, uw mond jammert, uw hart niet.
O Meerlo, wat gij zegt is afschuwelijk! Ik bezweer
u...
Op het oogenblik dat Roze Kate haar geheim voor Jan
Meerlo ging blootleggen, verscheen Simon in de smidse,
de smartelijke uitdrukking van Roze Kate's gelaat
maakte onmidde'lijk plaats voor de grootste onverschillig
heid.
- Ha, nog een, mompelde Jan Meerlo, toen hij insge
lijks Simon bemerkte. En luidop voegde hij erbij
belasterd..., mij aierhande
Maar 't is allemaal valsch-
Men heeft mij dikwijls
kwade streken ten laste gelegd
heid van wege de menschen...
En Jacob was altijd mijn slechte geest...
Simon sprak als iemand die wakende droomt.
Waar is Jacob? vroeg hij eensklaps.
Hij zit in Den Wolf.
Roze Kate, pas op voor Jacob, die is te slim; hij
zou u kunnen bedriegen.
Gij hebt gelijk, Simon. Ik ben nooit op mijn gemak steken en keek verteederd naar Roze Kate die zich op
met hem. het houtblok gezet had waar zij met weenen voortging.
Moest hij u ooit aanraken, ik sloeg hem de hersens Na eene poos zei Simon
in! Ik wilde u geene pijn doen, schrei niet Roze.
Ik weet dat gij oprecht veel van mij houdt, goede
Simon, daarom ben ik ook oneindig liever in uwe tegen
woordigheid dan in de zijne, die ik echter niet altijd ver
mijden kan.
Valt hij u dan lastig, Roze Kate? vroeg Simon en
zijne vage oogen fonkelden.
Hij vervolgt mij altijd met zijne grove kwinkslagen,
antwoordde Roze, maar ik wil hem eens voor goed zeggen
dat ik daarmede niet gediend ben en dat ik met niemand
dan met u verkeering hebben wil, hij mag dan nog
zoo slim zijn als hij wilt.
Ja, slim is hij, maar sluw en arglistig ook.
Hij 'aal zich van ziin verstanu toch wat al te veel voor
staan. Ik kan bijvocrbee'd niet uitstaan dat hij u altijd
voor een dommerik uitgeeft. Gij zijt zoo verstandig als
hij. Daarbij hebt gij een goed hart gij en gij alleen
hebt mijn vertrouwen.
Neen, zei Simon de wenkbrauwen fronsend, zooveel
verstand als hij heb ik niet, dat is de waarheid, maar,
vuisten als de mijne heeft hij ook niet.
Ach, kom Simon, maak u om hem maar niet driftig,
t Zijt gij alleen die ik oprecht bemin en over drie
dagen zwoert gij mij insgelijks dat gij zonder mij niet
leven kondet, is dat zoo?
Dat is zoo. Roze Kate.
Waarom twijfelt gij aan mij?
Omdat ik niet geloof dat gij vertrouwen in mij stelt.
Roze!...
't Is nochtans de zuivere waarheid en duidelijk ge
noeg, liefde en vertrouwen dat is één.
Welnu?
Welnu, als gij beweert liefde voor mij te hebben
zoudt ge mij dus ook toch uw vertrouwen schenken.
Mijn vertrouwen hebt gij.
Neen, dat vertrouwen heb ik niet?
Ik weet niet waarheen gij wilt. Roze Kate. Spreek
op, zeg wat ik doen moet om u te bewijzen dat gij u
bedriegt, spreek op, moet ik Jacob den kop verbrijzelen?
God beware mij u zoo iets te willen vragen Simon.
Neen, ik verlang enke'ijk de reden te kennen waarom gij
sedert drie dagen zoo afgetrokken zijt. Hebt gij verdriet?
Och...
Ziet ge wel dat gij niet rechtuit spreekt met mij.
Ja, Roze, ik ben niet gerust..., ik heb verleden nacht
niet geslapen, bekende Simon.
Nu kom ik van 't bosch.
Ik heb beproefd een weinig te rusten, maar het ging niet.
Ik ben zwaarmoedig.
Eenen looden band drukt op mij.
Ik ben niet gerust.
Waarom niet?
Ik weet het niet.
Is dat nu een antwoord!
Zijt gij een man, gij?
Dat zei Jacob ook..., stotterde Simon, als ware hij
wederom onbewust van de werkelijkheid..., hij zei dat ook
en toen... toen...
Toen? vroeg Roze Kate, Simon schrikte hevig op.
Toen? toen? vroeg hij heb ik iets gezegd?
Gij zijt zoo zonderling, Simon. Er scheelt u iets, er
is iets dat gij mij verbergt dat is niet schoon!
Maar Roze Kate raadt gij zelf dan niet- waarom
ik zoo droevig gestemd ben?
Is het omdat het... omdat... het Dinsdag de wreede
dag is?
Misschien is het dat, zei Simon ontwijkend.
Misschien! Misschien, zegt ge Simon. Er is dus nog
iets anders dat u knaagt., iets dat u drukt... dat u zoo
droef maakt!
Ja, ja! dat is het, riep Roze Kate eensklaps met gloed,
ik lees in uwe ziel, ik...
Vervloekt! gij liegt! schreeuwde Simon plots op
schrikkend en drie slappen achterwaarts deinzend.
Gij hebt niets gelezen, ik heb niets gedaan.
Ik lieg! ik lieg! hernam Roze Kale treurig en lang
zamerhand aan 't schreien vallend.
Ja, gij liegt, schreeuwde Simon, gij weet niets...
En tegen mij kunt gij zoo spreken, snikte Roze Kate,
tegen mij die gij lief hebt, of die gij zeide lief te hebben.
Ik...
Simon wist niet wat hij zeggen ging. Hij bleef daarom