Mt
'I KORTE VERHAAL
-Ja.
\0BWv
ONS LAND IN WOORD EN BEELD
61
Schrei niet, schrei niet: gij kent mij niet gij, riep
Roze Kate met hartstochtelijk gevoel.
I Ik heb u altijd lief gehad, ik, de sterkste van de man
nen.
I En, was ik vroeger wal koel jegens u, 't was uit
spijt, omdat gij u aan mij niet liet gelegen liggen, omdat
gij mij nooit van 'iefde spraakt.
En was ik vriendelijk met Everard, 't was om u ja-
loersch te maken.
Maar gij zaagt niets, bemerktet niets of wildet niets
bemerken.
En voor de vierschaar, deed ik daar of ik Everard tot
stervens toe gaarne zag, 't was uit jalouzie, razende ja
loezie omdat gij mij niet wildet van liefde spreken en
omdat ik hoopte alzoo uwe drift op te wekken.
Ik huichelde liefde voor Everard, terwijl mijn hart voor
niemand anders dan voor u brandde.
Ik wist heel wel dat ik hem toch niet kon redden met
zoo te handelen, ik wist dat al de feiten, dat alles tegen
hem was.
Ik ben immers toch ook zoo dom niet.
En mijn huichelspel is gelukt gij zijt op de vier
schaar eindelijk jaloersch geworden, omdat gij mij zooveel
liefdebetoon zaagt maken.
Gij wildet dat zij uw lief werd, zij het meisje dat zoo
fel kon geerne zien de liefde ontbrandde plots in u de
jaloezie had u gebeten.
Hoera! riep zij juichend voortgaande, mijn plan is ge-
Jukt!
Ik heb u aldus gekregen, ik laat u niet meer los!
Lieve, lieve Simon, gij zijt de mijne, ik verlaat u nooit
meer, nooit, nooit!
Opgewonden had Roze Kate de armen om Simons hals
geslagen, ermee bedekte zij zijn gelaat met hartstochtelijke
kussen.
Simon wist niet wat hem gebeurde.
Hij voelde zich gevleid de schoone Roze Kate, de
bloem uit heel den omtrek, zoo te hooren spreken, zich
zoo vurig door haar bemind te zien.
Zulks door u te hooren» bekennen maakt mij over
gelukkig. N
Ja, ging hij voort, in het eerst dacht ik wel dat gij
aldus spraakt omdat gij voeldet dat Everard toch voor u
verloren was; omdat gij toch zocht te trouwen met een van
ons die rijk zijn...
Roze Kale keek hem met verwondering aan; ja, de blik
die zij op hem wierp voorspelde een bits antwoord, doch
Simon liet er haar den tijd niet toe.
aS Neen, neen! riep hij, zoo iets denk ik nu niet meer.
Vergeet wat ik zei... Het was loutere veronderstelling.
Het was dom, heel dom van mij zoo iets te denken.
Een meisje als Roze Kate kan een man krijgen gelijk
zij wil, aan iederen vinger eenen zoo zij zulks begeerde.
Ik ben een domkop geweest daaraan niet eerder ge
dacht te hebben, niet eerder bemerkt te hebben dat gij
mij lief hadt.
Thans weet ik het, ben ik er ten volle van overiuigd
en... binnen kort, Roze, wordt gij mijne vrouw...
B Hoe droef zegt ge dat? Och Simon...
Hoe kan het anders dan dat ik bedroefd zou zijn:
hoe lang is vader dood? hoe lang is moeder dood?
En Everard...
Wordt die binnen twee dagen niet...
O 't is ijselijk!
't Is een afgrijzelijk denkbeeld. Roze...
Dat alles bevangt mij; ik heb opwekking noodig; ik
heb dorst naar blijheid, naar genegenheid, naar eene
vrouw, naar een ander leven!
Ik dorst, ik dorst naar u!
U Roze Kate, u wil ik tot mijne vrouw... o Roze
Kate, o Roze!
Vol drift is hij naar het meisje getreden.
Hij verslindt haar met zijne blikken...
Eene siddering doorloopt zijne ledematen.
Zijne tanden klapperen.
Doch eensklaps keerde hij zich om. en als hadde hij een
plotselings besluit genomen, wilde hij de smidse verlaten.
Roze Kate echter versperde hem den weg met voor
hem gaan te staan terwijl zij sprak
Neen, gij verlaat mij zoo niet!
Simon, Simon, blijf hier... bij mij...
Roze Kate trekt hem mede terug naar den achtergrond
der smidse waar Simon zich op het houtblok vallen laat.
Gij blijft hier, herhaalt Roze Kate.
Wat zegt ge? vraagt Simon, in gedachten verzonken.
Ik zeg Simon, dat gij mij iets verbergt!
En dat laat ik niet toe.
Ik wil niet dat gij mij iets verbergt... Ik wil uw ver
trouwen!
Iets verteert u gij wordt bleek, menschenschuw, beeft
als ge iemand achter u hoort.
Gij zegt het zelf; 's nachts kunt gij niet meer slapen!
En ik, die u geerne zie, die binnen kort uwe vrouw zal
zijn, ik zou niet trachten te weten welke de oorzaak is
van uw verdriet?
Simon, Simon, ging het meisje voort op zijn hart
wijzend, daar ligt een geheim begraven, een geheim zoo
zwaar dat gij a'leen'het niet dragen kunt.
Gij bezwijkt er onder, ik zie het, en dat grieft mij diep.
Terwijl zij sprak s'oeg Roze Kate den arm om Si
mons schouder, vatte zijne hand vast en ging voort
Simon, Simon, lieve Simon, zie mij eens in de oogen
gelooft gij dat ik u lief heb?
Of gij mij lief hebt?
i Ja, gelooft gij het niet?
Zeker geloof ik het.
Hartstochtelijk lief?
Welnu dan, heb vertrouwen in mij.
Ik heb vertrouwen.
Laat mij dan ook u het geheim helpen dragen.
Zeg Simon laat mij deelen in den kommer die u drukt.
Het meisje werd hoe langer hoe verlokkender. Zij
kuste Simon op de oogen, op de wangen, en praamde hem
hoe langer hoe meer.
Lieve Simou, ging zij voort, ik wil niet dat gij ziek
blijvet.
Ben ik ziek? vroeg Simon.
Ja, ziek van hart en ziek van geest!
Wat vreest ge?
Wie hoort ons?
Zijn wij binnen kort niet man en vrouw?
Spreek, spreek Simon.
Simon schrikte op en met tamelijke ruwheid stiet hij
Roze Kate van zich af.
Ik krijg schrik van u, riep hij, gij betoovert mij.
Ik, u betooveren, lachte Roze Kate, ia, omdat ik u
lief heb, omdat ik u wil gelukkig zien, u alleen!
Wat geef ik om...
Everard?
Om honderd Everard's! Simon, wij zijn alleen, ging
ze voort met zacht gefluister...
Niemand ziet ons, niemand hoort ons!
Zeg mij 't geheim-
Zeg het mij en dit geheim zal ik bewaren in 't diepste
van mijn hart... Geen woord zal nooit over mijne lippen
komen, geen woord, al zeidet gij mij ook dat Jacob...
uwe... moeder heeft vermoord!... en dat Everard onschul
dig is...
Simon slaakte een rauwen kreet...
Een kreet als die van een gewonden stier.
Wie, bulderde hij, Roze Kate om de polsen vattend
en haar hevig schuddend, wie zeide u dat
Wie...
Ja wie, wie? brulde hij...
Zwijg Roze Kate, zwijg... zwijg...
Simon, dat is uw geheim, antwoordde Roze Kate
vol wilskracht.
Zwijg!
Ik zeg u dat dit uw geheim is... Gij zoudt niet
durven, met kunnen ontkennen...
Lieg niet!
Zie mij aan!
Spreek!
Ik wil het!
Spreek! spreek stil, zeer stil...
Zij vatte zijn hoofd tusschen hare handen en trok het
tegen het hare.
Is het waar of is het niet waar?
't Is waar..., stamelde Simon, zich hel angstzweet
van het gelaat wisschend..., gij hebt het geraden... 't Is
zoo... Roze Kate ontstelde hevig.
Is het zoo? stamelde zij.
Ja---, knikte Simon.
Ah! riep Roze Kate met een kreet, vol gejuich, vol
ijzing tevens.
En, ging zij na eene poos weer voort, waart gij bij
Jacob?
Ik?
Ja, spreek vrij af, ik verraad u niet. Zeg mij of gij
bij Jacob waart toen hij de misdaad pleegde!
Ik was er bij...
O!...
Vloek mij niet! Ik was bij hem..., bij Jacob... Mijn
booze geest dwong mij..., ik ben echter onschuldig aan het
vergoten bloed, hij Jacob alleen heeft het gedaan.
Roze Kate s boezem zwoegde op en neer bij 't verne
men der afgrijselijke waarheid.
Zij wendde het gelaat van Simon af hare oogen
brandden en niet langer kon zij hare zenuwachtigheid be-
meesteren.
Zij trad rechts naar de tent, en het hoofd reikhalzend
vooruit strekkend, zag zij iemand die in de richting der
smidse naderde...
Hij!... riep ze hare stem smorend en met koortsige
verwachting liep zij naar 't midden der smidse terug.
(Wordt voortgezet.)
EEN SCHOON HUWELIJK, is dit van de koffie
met de Chicorei «Trappisten^ Vincart. Overal te
koop. 334
Haar lieveling.
Hij was haar ontval-
len Zij stond aan zijn
graf, met groote, dwaas
starende oogen.
Acht kinderhandjes
riepen haar terug tot de
werkelijkheid, het leven.
Vier rozenmondjes vroe
gen Vertel ons wat
Zing ons iets voor! Lach
met ons En zij vertelde-
en zong en lachte, zooals
moeders lachen.
hart gebreken is door
smart.
Toen alles betaald
was, had zij nog een be
scheiden bedrag over.
Daarmee zou ze 'n han
deltje beginnen. Ze
kocht en verkocht. Het
ging haar goed, zeiden
de menschen. De mooie,
blauwe oogen der we
duwe verloren haar
droeven glans, ze keken
moedig en verstandig
het leven in.
Alleen met de kinde
ren ging het anders. Die
waren haar ontgroeid.
Ze had ze goede scholen
gegeven.. Maar de moe
der verstond die vreem
de talen niet en begreep
evenmin iets van die
wiskundige problemen.
De zaak bloeide,
breidde zich uit. kreeg
een naam in de stad.
De kinderen verlieten
het ouderlijke huis. De
meisjes trouwden, de
oudste zoon ging naar 't
buitenland. Alleen de
jongste, de lieveling,
bleef 'bij haar. Wat ze
ook met hem begon,
alles mislukte. Hij was
lichtzinnig, onbetrouw
baar. Ze nam hem op in
de zaak.
Zijn streken behield
hij. Menig droef oogen-
blik bezorgde hij zijn
moeder. Voor de zaak
was hij niets waard.
Maar zooals moeders
zijn, zij vergaf hem en
hoopte op beterschap.
Tot ten slotte het meisje
kwam, dat geheel niet
naar den zin der moeder
was. De jongen lachte
en ging met de versmade
naar 't altaar. De voor
spelling van moeder werd
bewaarheid. Een koel.
harteloos schepsel, dat
hem eensdeels tot woede
en overspanning bracht,
anderdeels onder den
pantoffel.
„Geef hem toch de
zaakzong ze de moe
der voor. „De menschen
houden niet van 'n oud
gezicht1 Nu zit hij in de
kroeg. Als u hem de zaak
geeft, wordt alles anders.
Dan zult u eens wat
zien! En we zullen u fijn-
verzorgen en oppassen
De goede moeder was
oud geworden en afge
werkt. De andere hinde
ren zaten zoo ver... ze
wilde niet. Maar op 'n
goeden dag zwichtte ze
voor den aandrang... liet
de zaak overschrijven op
't jongste kind. den lieve
ling...
Twee jaren werd ze in
huis geduld.Toen vlucht
te ze... ze kon t niet
meer uithouden bij haar
zoon... ze wenschte een
bescheiden uitkeering
van hem. wien ze haar
mooie zaak zonder ver
goeding had overgelaten.
De zocri weigerde... er
was niets overeengeko
men daaromtrent... en de
kinderen, die zoo ver
woonden, schreven, hoe
moeder zoo dom had
kunnen zijn... de. onder
houdsplicht viel terug op
hem, wien ze alles gege
ven had...
De jongste, de lieve
ling. moest voor 't kan
tongerecht verschijnen
ter zake van onderhoud
zijner moeder. Maar
vóór de dag daar was,
waarop hij moest ver
schijnen, was de zaak
verkocht en 't zoontje
was met z'n lieve vrouw-
er van door...
In 't tuintje van 't ar
menhuis zit een oud, een
zaam vrouwtje op de
zonbeschenen bank onder
den bloeienden kastanje
boom. Hare oogen staan
nog helder, want haar
hart is niet verbitterd,
omdat het nog liefdevol
klopt voor de haren. En
eiken avond, als zij de
moede, dorre handen
vouwt ten gebed, speelt
er iets als van een lach
om den ingevallen mond.
Zij denkt aan haar
kinderen, 't meest aan
den jongste.