MARY'S LEVENSGELUK VRIJ NAAR HET ENGELSCH, VAN C. GARVICE 52 ONS LAND IN WOORD EN BEELD 13i Alen zie voor den korten inhoud vorig nummer. „Ja, dat denk ik ook," antwoordde Mary ver strooid. „Bent u wel 'ns eerder hier geweest, mijn heer Boxall „Neen, neen. Maar mijnheer Dalton sprak er wel eens over. Een prachtig huis. Heelemaal vrij zeker „Ik weet het niet," antwoordde Mary. „Ik weet niet, wat u .0 ja, natuurlijk. Ja, heelemaal vrij." „En zeker op naam van een van de dames?" „Dat weet ik niet." „Ja," ging hij verder. „Dat zal wel. Ik denk, dat ik nu maar weer naar mijnheer Dalton ga. Hij zal mij noodig hebben." „Wilt u een glas wijn voor hem meenemen mis schien „Met genoegen," antwoordde hij, en verliet met het glas de eetzaal. Maar juist was hij weg, of Mary hoorde een korten, scherpen kreet. In een oogenblik stond zij aan de deur der bibliotheek, maar mijn heer Boxall stond tegenover haar en hield haar terug. „Neen neen," sprak hij, „in hemelsnaam, gaat u niet naar binnen." „Mijn vader „Uw vader is ziek, ernstig ziek. In hemelsnaam, laten we kalm blijven. Het is het is verschrikke lijk. Wees kalm, juffrouw Dalton." „Ik ben kalm," antwoordde Mary, en elk woord viel ais een steen van haar bleeke lippen. „Ik-ben kalm. Maar ik moet bij hem zijn. Houd u me niet langer tegen asjeblief." „Goed.." aarzelde hij, „belooft u, dat u zich kalm houden zult?" Mary knikte toestemmend' en samen traden zij binnen. Het eerste oogenblik zag zij niets, dan on derscheidde zij een roerloos lichaam voor den haard, het gelaat naar beneden, de handen tot vuisten gebald, en dadelijk knielde zij met een onderdrukte kreet er naast. „Stil 1" fluisterde mijnheer Boxall, „licht zijn hoofd opOneen, 't is niet meer noodig 1 In hemelsnaam wees kalm juffrouw. Hij is.. hij is. „Ik weet het," sprak Mary, „hij sterft. De dok ter I" Binnen vijf minuten was het geheele personeel op de been, maar alles geschiedde even stil, ge heimzinnig bijna, want Mary wilde haar slapende zusje niet gewekt hebben. De dokter kwam en de deur werd gesloten, ook voor haar, en stilte heerschte er voor enkele minu ten. Dan trad de dokter de zitkamer binnen, waar Mary wachtte, en nam haar koude, blanke hand. „Kind," sprak hij, „kind, kun je een groot verdriet dragen? Het is voorbij, kind.... je vader is dood." Zij uitte geen kreet maar staarde hem wezen loos aan. „Dood 1" „Ja," sprak hij. Dan ging hij rustig verder„Het was een hartaandoening. Ik waarschuwde je vader al maanden geleden, dat iedere plotselinge opwin ding gevaarlijk wezen zou. Er is een plotselinge op winding gekomen en.en ik heb gelijk gehad." „Wat moet ik doen.?" vroeg zij, even wezenloos nog. „Ga naar je kamer, mijn kind", antwoordde hij zacht, „ik heb mevrouw Turner laten roepen. Dat is toch uw vriendin? Is er nog iemand anders?" Mary schudde haar hoofd. In dit eerste oogenblik van leed en schrik dacht zij zelfs niet aan Heron. „Maar wilt u tegen mijnheer Boxall zeggen," vroeg zij, „dat ik hem graag even spreken zou Papa is nooit zoo opgewonden geweest als vanavond nooit, voor deze heer gekomen is." Mijnheer Boxall kwam. „Wilde u mij spreken, miss Dalton?" vroeg hij. Met gevouwen handen en harde, haast versteende gelaatstrekken zat Mary in het vuur te staren. „Wilt u me vertellen wie u bent, mijnheer Boxall?" vroeg zij eenvoudig. „Ik ben uw vaders oudste kantoorbediende, miss Dalton. Ik dacht, dat u dat wei wist." „Neen, vader sprak nooit met ons over zijn za ken. Maar als u zooveel van mijn vader's zaken weet, laat ik u dan om raad vragen.... wat moet ik doen Ik weet niet, dat ik doen moet.. „Ik ben bang, dat er niet veel meer te doen is, miss Dalton. Ik ben zoo vrij geweest, den notaris, Mr. Blake te laten waarschuwen en ik heb uw va der's advocaat in Londen gevraagd, zoo spoedig mogelijk over te komen." „Mijnheer Boxail," sprak Mary, „ik heb papa nooit zoo opgewonden gezien als vanavond is er iets gebeurd Er was iets meelijwekkends in de absolute kalmte en beheersching van de zachte stem, in den blik der groote oogen, dat den drogen, kleinen zaken man van zijn stuk moest brengen. „Miss Dalton, ik geloof, dat ik het u maar ver tellen moet, anders zouden anderen het toch spoe dig genoeg doen. Wij uw vader, bedoel ik, heeft groote verliezen geleden, heel groote verliezen „Verliezen vroeg Mary. „Maar mijn vader was een rijk man ,,Was een rijk manMaar de zaken zijn slecht geloopen de laatste dagen en gisteren ston den we voor een plotselinge sterke daling in de markt. En uw vader had juist de laatste maanden zooveel geld aan de zaak onttrokken. Ik heb hem nog gewaarschuwd, maar hij dacht het beter in te zien „Maar dat verlies heeft toch mijn vader niet zoo ziek gemaakt Mijnheer Boxall zag haar aan. Het was zoo wreed, haar de volle, harde waarheid te moeten zeggen. „Een half jaar geleden zou het niet zoo erg ge weest zijn," sprak hij, „maar omdat uw vader zooveel geld gebruikt heeft den laatsten tijd, kon den we niet suppteeren. Hij had de rijkste man van het land kunnen worden...." En nu „Nu is hij gestorven ais de armste," klonk het plechtige antwoord. Mary zat een oogenblik als verdoofd. „Bedoelt u," vroeg zij eindelijk, „dat hij geruïneerd is „Ik ben er bang voor, miss Dalton," antwoordde hij en zijn stem beefde. „Het zou wreed zijn, het u te ontveinzen. Ik had gehoopt, dat hij dit huis en nog enkele andere dingen op uw naam zou heb ben gezet en op naam van uw zuster. Maar het is niet zoo. Het is een vreemde fout van hem ge weest. Heel vreemd, want hij was anders toch zoo voorzichtig. Maar er is niets op u vastgezet. Ik hoop, dat u me vergeven zult, maar ik vraag het uit het diepste respect voor u. Ik heb veertig jaar met uw vader gewerkt veertig jaar 1" Zijn oogen vulden zich thans met tranen. „Is het waar wat uw vader zejde, voor hij de kamer verliet, ik bedoel, bent u verloofd met Sir Heron Letchford Ik zou er niet aan twijfelen, maar hij was ai zoo vreemdWas het waar „Ja, het is waar," antwoordde Mary. „Goddank," riep hij uit, „Miss Dalton, ik ben nog nooit in mijn leven zoo dankbaar geweest. Dan komt ailes er niets op aan I" Er werd geklopt. Een bediende trad binnen. „Mevrouw Turner is in Schotland, miss. Zij is eergisteren weggeroepen," sprak hij. „Is dat de dame, die u hebt laten roepen „Ja," antwoordde Mary verslagen. „Hebt u hebt u Sir Heron Letchford laten waarschuwen „Neen," sprak zij rustig, „neen, hij zal wel vroeg in den morgen weer hier zijn. Neen, ik zal hem niet laten roepen." HOOFDSTUK XIV EEN DRIEVOUDIG VERLIES. De nevel trok langzaam op, de zon streed nog met de lage najaarswolken en zond een enkelen straal de kamer binnen, waar Mary wachtte wachtte. De lange nachtwake was te zien op haar ver moeid en bleek gezichtje, er lagen diepe schadu wen onder haar oogen, en haar lippen zelfs misten haar kleur, maar sprekender en klaarder nog ston den de donkere oogen. De dokter was teruggeko men, niet voor den doode, maar voor het eenzaam achtergebleven meisje, en had haar gevraagd, wat rust te gaan nemen, maar met een rustigen glim lach had zij het hoofd geschud. Nu en dan kwam mijnheer Boxall binnen met dien iangzamen, zachten tred, die zoo irriteerend werkt, fluisterde eenige woorden of ging soms weer heen zonder het zwijgen verbroken te hebben. Deklok sloeg ten slotte acht uur. Met een plotselingen lan gen zucht stond Mary op van voor den haard en ging naar boven om haar eersten plicht te vol brengen. Carrie wist nog niets. Mary trad op haar bed toe en zag zwijgend op haar neer. Arme Carrie Hoe zou zij het dubbele verlies dragen het ver lies van haar vader, wiens lieveling zij altijd ge weest was, en het verlies van de zoo kort geleden verkregen weelde Mary wachtte, zooals zij heel den nacht gewacht had en nu openden zich Car rie's blauwe oogen en vestigden zich onderzoekend op haar zuster's bleeke gelaat. „Mary, ben jij dat Is het al zoo laat Je bent al gekleed en Mary, wat is er Mary nam haar in haar armen. Het was smedig verteld. Haar gelaat deed het halve werk voor haar. „Dood I O neen, niet dood toch, niet echt dood alMary I" snikte Carrie. „O Mary, en wij lieten hem in de bibliotheek ziek zitten En hij heeft me niet eens goeden nacht gekust 1 Laat me naar hem toe gaan, Iaat me gaan, Mary Mary hield haar tegen, en iamgzamerhand wer den de snikken minder hevig. „Maar jij ziet er ook ziek uit, Mary. Je bent opgebleven Waarom heb je me niet bij je ge roepen Is Heron beneden 7" Mary schudde het hoofd. „Neen Heb je hem niet laten roepen „Neen." „Neen Maar Mary, waarom niet Ik zou hem dadelijk hebben laten roepen. O Mary, gelukkig dat we Heron nog hebben „Ja, Goddank," sprak Mary vertrouwend en gerust. „Schrei niet meer nu, Carrie. Heron' hoe klopte haar hart bij dien naam Heron zal dadelijk wel komen." Het ontbijt was bijna door geen van beider aan geroerd. Nu zaten zij hand in hand in de zitkamer, zonder te schreien nu, maar gelaten en passief. Mijnheer Boxall kwam binnen. „Zoudt u den advocaat willen ontvangen, miss Dalton vroeg hij. „Liever niet, als u het niet noodig vindt." Mijnheer Boxall schudde het hoofd. Het was niet noodig, neen het was nutteloos. De notaris had zijn somberste vermoedens bevestigd. De bezitter van Gresham House was gestorven zooals zoovele speculanten vóór hem geheel geruï neerd. „Neen neen," antwoordde hij, „het is niet noodig. Misschien wil Sir Heron, als hij komt, mr. Blake spreken." „Als hij maar kwam," fluisterde Carrie. Om half elf luidde de bei en zij dachten, dat hij gekomen was. Mary stond met gevouwen handen, het hoofd gebogen, met kloppend hart. Carrie was zacht de kamer uitgegleden. Dan ging de deur open en zij zag.... niet de hooge figuur van Sir Heron, maar de bevallige verschijning van Rose Vava sour. Zij trad op Mary toe met uitgestoken hand, een zekere nieuwsgierigheid in de onderzoekende oogen bij de ongewone Stilte, die er scheen te hcer- schen in het huis, een nieuwsgierigheid, die nog grooter werd, als haar de bleeke gelaatskleur op viel van haar mededingster. Wat was er gebeurd Zou Mary ai weten, dat haar ko tstondig rijk reeds uit was „Hoe maakt u het, lieve miss Dalton vroeg zij en glimlachte haar liefjes toe. „Ik ben een inati- neuze bezoekster, is 't niet „Ja," slaagde Mary erin uit te brengen. „Misschien," sprak Rose Vavasour met haar liefste lachje, „had u iemand anders verwacht Ik hoop van niet, want dan zou 'k u een kleine teleurstelling moeten bereiden. Verwachtte u Sir Heron Een lichte blos overtoog Mary's wangen, maar verdween weer spoedig, waardoor zij nog kouder en bleeker leek dan tevoren. „Jj1»" antwoordde ze aarzelend en verbaasd. „Zie je wel, dat dacht ik wel," ging Rose voort. „Ik voelde het wei en ik wilde nog teruggaan, want een plaatsvervanger is gewoonlijk niet zoo welkom. Maar het is zoo'n heerlijke morgen en ik wist, dat u vroeg opstond. Maar wat ziet u bleek, bent u niet wei „Ik ben moe," sprak Mary zachtjes. „Moe," echode Rose. „Dat komt natuurlijk van dien rijtoer van gisteren. Ik heb Heron nog gezegd, dat het te vermoeiend voor u zijn zou. Mannen denken altijd, dat zij onze kracht naar de hunne kunnen afmeten." „Komt Sir Heron vroeg Mary, die deze vraag niet meer weerhouden kon. „Heron Wel, weet u het ook niet Hij is ver trokken vanmorgen,met den len trein naar Londen" „Vertrokken fluisterde Mary, met bevende lippen„Vanmorgen vertrokken?" „Met den eersten trein," ging de schoonheid voort, en er lag een niet te ontveinzen triomf in haar blik bij de teleurstelling, die er op Mary's bleeke gelaat te lezen lag. Waarom waar is hij heengegaan vroeg Mary verder. Wordt vervolgd.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 4