Landverhuizersellende
Mijn eerste lange broek
Opstellen van Lezers
*9
ONS LAND IN WOORD EN BEELD
Na lang en ongedurig wachten was de groote dag
aangebroken, waarop ik mijn eerste lange broek zou
aantrekken.
Hemelsche deugdwas me dat een plaag in den
beginne De wijde broekpijpen draaiden en fladderden
gedurig rond mijn beenen en deden ze zoo geweldig
jeuken, dat ik mij geen oogenbhk kon stil houden te
krabben, juist alsof een hee! regiment gendarmen
op mijn lijf aan 't marcheeren waren.
Van 's morgens vroeg
stond ik te draaien en te
keeren als een mode
popje voor den spiegel
en stapte van tijd tot
tijd rond de kamer, de
borst vooruitgestoken
net als een gepensio
neerd majoor. Ik deed
niets dan lachen, altijd
maar luider, telkenmale
ik mijn eigen postuur
aandachtig aanschouw
de. Bert. Jan. Miel,
Seppe. al mijn makkers
kwamen voor mijn geest
en ik lachte in mijn
vuist, want nu zouden
ze niet meer kunnen
spotten met mijn kinder
broek.
Eindelijk beproefde ik
mijn eerste uitstapje. Al
tijd recht vooruit zonder
om te kijkea, met kleine
heerenstapjes trok ik het
dorp in, een weinig be
nauwd of men mij niet
zou uitlachen. Zonder
opzij te oogen, loerde ik
van onder mijn klak naar
de voorbijgangers, maar
niemand scheen acht te
geven op mij. uitgeno
men enkele vrienden en
kennissen, die eventjes
lachten omdat ik opeens
zoo groot geworden was.
t er ou me m... mee,
Teu... Teut.
Bij het opdienen van
de kiekens met salaad,
wilde iedereen het eerste
bediend worden en elk
een zegde er 't zijn over.
Geef ne keer over;
moede gij zooveel pak
ken; bedde gij moar al-
liêne nen bek
Niets ging er van het
eten verloren; de been-
tjes werden goed afge
knaagd, de laatste blad-
jes salaad kretsten tus-
schen hunne tanden en
rond hun mond lijnde
een dikke vettige streep
saus. Toen het naar het
einde liep, werden boter
hammen met kaasgeëten;
doch dit glibberde zoo
gemakkelijk niet meer naar binnen; zelfs bij vele gulzige
muzikanten bleef het in hun keelgat steken, zoodat zij,
zonder de tusschenkomst van een glaasje rooden er
zouden in versmacht hebben.
Wijn en champagne werd er niet gespaard de
groote roomers werden met één teug geledigd. Den
bombardon nam een flesch besten zette ze aan
zijn wijd-openstaanden mond, en liet er zelfs geen
enkel druppeltje niet meer in, zoodat de drank langs
zijn kin op zijn wit-gewasschen hemd liep.
De tweede clarinet die niet meer wist waar hij
stond, sukkelde op het verhoog en liet een langgerekt
Silans... hooren.
Mijnhieren, als lid van d'armonie Sint..., en
meteen tuimelde hij achterover en viel met zijn hoofd
op een piston.
Zonder zich om de anderen te storen, dronk de
Slapend kind in de wachtkamer tusschen de bagage.
Moeder en kind... te Amsterdam, in 't Lloyd-hotel, althans
voor 't oogenblik onder dak
waar ze hunne
en werk gaven.
vrouw nog
Met groep
jes verlieten de
muzikanten en
welgezette
eereleden de
feestzaal en
strompelden
naar huis,
wat den duivel aandeden
Polydoor VELDEMAN.
Middelbare Staatsschool, Lokeren.
HIJ WIST ER WEL RAAD OP
Dame. Ja, ik heb wel een oude broek van mijn man,
maar ik ben bang dat die u te breed zal zijn.
Bedelaar. Kunt u me dan niet eerst een stevigen
maaltijd geven, dan past ze wel.
LAAG
Hij is de gemeenste man. dien ik ooit ontmoet heb
Ja Wat heeft hij dan gedaan
Wel, ik had me voorgenomen, hem af te wijzen,
en hij heeft me heelemaal niet gevraagd
ofwel van tijd tot tijd een boerken, dat me met een
Goeiën dag, mijnheervocrbijstapte.
Vanaf dit oogenblik nam de lange broek de voor
naamste plaats in bij mijn kleedingstukken, en eiken
Zondagvoormiddag wandelde ik door 't dorp, tot ik
moe geloopen naar huis terugkeerde, fier als een haan
met mijn eerste lange breek. Frans DE LOOSE.
VLAAMSCHB PLAATSNAMEN
Over veertig jaren, in 1885, vestigde wijlen G. Kurth
de aandacht der geleerden op het groote belang van de
studie der plaatsnamen. Maar het duurde lang, eer zijn
oproep weerklank vond in het land.
Thans hebben wij in het Spoelbergh-Instituut, te Leu
ven, eene Vlaamsche toponymische vereeniging, die zich
met de zaak bezig houdt, en bovendien ernstig werkt
onder de leiding van professor H. J. van de Wijer.
Deze woont te Kortenberg.
Onze medewerker M. Th. Sevens, die te Kortrijk
voor de kennis van den voortijd ijvert, zal ons eerst
daags een korte studie omtrent dit onderwerp met photo-
grafische zichten mededeelen.
De lezers van Ons Land zullen zien, dat al zijne op
gaven steunen op charters of rekeningen, welke in het
stedelijk archief berusten.
CECILIA
Dien Ceciliadag waren al de muzikanten der Konink
lijke harmonie op hun post. want er viel te eten zoo
veel ze maar wilden, en 't was voor niet.
Fier, met hun glimmend gepoetste instrumenten, door
kruisten zij de straten der stad en blaasden zooveel
koper geven konden
Waar kunnen wij nog
beter zijn...
Zooals naar gewoon
te, met den hoed in zijn
hals geduwd, stapte de
«muziekmeester» naast
zijn mannen, en keek de
kleine muzikanten aan.
die als verloren liepen
tusschen de groote man
nen, of ze niet naar het
volk keken, dat met een
glimlach om de lippen
dit spelletje aanschouw
de.
Voor de zaal Con
cordia waar het eet-
feest plaats had, hield
de groep stil en speelde
haastig nog een deuntje,
om de kortgestoepte,
spiermagere of dikbui
kige eereleden binnen te
laten. Met hun holle
magen namen de gasten
plaats aan de tafels en
rooken met volle teugen
den geur van een to
maatsoep, die hun hon
ger nog doller maakte.
Eindelijk kwamen de
dieners één voor één uit
de keuken met een dam
pende soeptrien af.
Gretig grabbelden de
afgematte speelmannen
naar den soeplepel en
vulden hunne telloren
boordevol. De jongste
muzikant, kortaf ge
noemd 't Duv-elken
wilde zich ook van de
eersten de soep laten
smaken, doch den
Teut oogde hem ve
nijnig na en snauwde
hem toe
Gij verdomschen
Duvele moede gij
nou altijd oüwen bek
den iêrsten vollen
Waarop de andere
stotterend antwoordde
Moe... moe... moeit
den fameuzen pas redoublé
muziekmeester zich op zijn eentje een stuksken
in zijn botten
Dit rumoerig en lustig leventje duurde voort tot diep
in den nacht.
De Wilde dampte aan een smakelijke heeren
sigaar en staarde bedrukt naar een ledige wijnflesch...
Maar 't Duvelken, die ook reeds van 't wijntje wist
te spreken, lag naast zijn medemaat den Teut met
half gesloten oogen op een stoel achterover geleund. Hij
speelde met zijn overgebleven vijf centen, liet ze vallen,
maar gaf zich de moeite niet meer om ze op te rapen.
Groep der landverhuizers te Roosendaal, niet
wetend waarheen zij zich begeven moeten.
Een groep Duitsche Polen, te Roosendaal aangekomen om
vandaar de reis te vervolgen naar Sao Paolo, vernam daar,
dat deze Braziliaansche staat afzag van 't voornemen, hen te
herbergen Hoezeer de stakkers hierdoor gedupeerd waren
behoeft geen uitleg. Waar moesten ze heen? Ze overnacht
ten, zoo goed en zoo kwaad 't ging, in de wachtkamers te
Roosendaal en 't was nog 'n verlichting voor hen, dat de
Kon. Holl. Lloyd hen naar Amsterdam liet komen en voor-
loopig opnam in 't landverhuizershotel. Onze fotografen
maakten te Roosendaal en te Amsterdam eenige kieken.