A 7\ V'C 1 l~^\tÏT* 1 IÏZ- JVj..r\Jbv_ Y j LJtl/V l/JNI Lii\ VRIJ NAAR HET ENGELSCH, VAN C. GARVICE 68 ONS LAND IN WOORD EN BEELD „Ja, dat weet niemand, ook Lady Letchford niet, het is onbegrijpelijk..." „Vertrokken..." mijmerde Mary en een koude golf van hulpelooze eenzaamheid scheen haar te verdrinken. „Vertrekken... en heeft hij geen boodschap voor mij achtergelaten „Neen maar, wat is dat nu dom. Nu vergat ik bijna het doel van mijn bezoek. Ja, hij heeft een brief voor u achtergelaten." Zij stond op en overhandigde Mary den brief. „Kijkt u eens gauw, lieve miss Dalton; ik denk, dat u den sleutel van het raadsel in de hand hebt, en wij zijn allen verlangend om te weten, waarom hij zoo plotseling vertrokken is." Mary opende werktuigelijk de enveloppe en werk tuigelijk las zij „Ik was in het bosch om zeven uur vanavond. Vaar wel Heron Letchford." Een oogenblik staarde zij verbaasd naar de enkele regels alsof zij geen zin voor haar bezaten; dan, als haar volle beteekenis tot haar doordrong, scheen de pronkerige kamer haar te draaien, zij wankelde en greep naar den schoorsteenmantel om zich staande te houden. „Bent u ziek, miss Dalton vroeg Rose Vavasour. „Is er slecht nieuws Maar voor Mary den tijd had om te antwoorden, ging de deur open en trad mijnheer Boxal binnen. Hij staarde van de eene naar de andere met een angstig v-ragenden blik en trad op Mary toe. „Miss Dalton, wat gebeurt er Excuseert u mij", hij boog haastig voor Rose „ik dacht dat Sir Heron Letchford hier was." „Sir Heron Letchford," herhaalde de schoonheid iro nisch, „is op het oogenblik mijlen ver. Hij is met den eersten trein vertrokken. Den brief, dien ik gebracht heb, verklaart zijn afwezigheid. Het schijnt miss Dalton op te winden." Mijnheer Boxall zag van de eene naar de andere en dwong Mary zachtjes in een stoel plaats te nemen, liep dan op Rose toe en raakte haar arm aan. „Weet u het niet fluisterde hij. „Weten wat „Dat ik ben bang, dat zij het u nog niet verteld hebben mijnheer Dalton is ik wil u niet laten schrikken mijnheer Dalton is dood." Rose verschoot van kleur en zag hem angstig-ver- baasd aan. „Ik ik wist het niet," sprak zij stotterend, „ik zweer u, dat ik het niet wist." „Weet u, waar Sir Heron is „Ik kan het u niet zeggen, ik weet het werkelijk niet. Is is het werkelijk waar is hij dood'? „Bent u een vriendin van miss Dalton?" Zij knikte werktuigelijk, haar oogen als in hypnose op Mary's gebroken figuurtje gevestigd. „Ja dat is neen... Ik moet gaan o, ik kan niet meer blijven..." „Een oogenblik," onderbrak haar mijnheer Boxall,. geheel onbewust van de verhouding der bezoekster en de reden van haar bezoek. „Wilt u zoo vriendelijk zijn Sir Heron te laten weten, dat wij blij zouden zijn mer zijn assistentie. Ik ik zal wel, er is geen geheim houding mogelijk. Zegt u hem, dat u mijnheer Dalton's bureauchef gesproken hebt en dat de zaken misgeloopen zijn..." „Misgeloopen gaapte Rose. „Ja, ik ik ben bang, dat het eenvoudig een ruïne is." „Ik zweer u, dat ik niets wist. Ik - ik zou liever gestorven zijn, dan hier gekomen. Ik miss Dalton, sprak Rose, op Mary toetredend, die bleek en wezen loos nog in haar stoel zat, „miss Dalton, gelooft u me, dat ik nergens iets van wist. O, laat me in hemelsnaam heengaan uit dit huisEn als dat waar is, hoop ik, dat u me toestaat..." ze hield even. op en haalde een kleine portefeuille uit haar taschje te voorschijn en stak ze Mary toeals u dit aannemen wilt... voor het eerste oogenblik..." Zij kwam niet verder, want de zwijgende figuur was in haar volle lengte opgerezen en er lag zulk een beleedigde majesteit in den donkeren blik, die haar tegen- gloeide uit het bleeke gelaat, dat zij beefde. „Ga sprak Mary. „Miss Dalton..." Maar Mary's vinger wees met onverbiddelijk gebaar naar de deur. „Ga herhaalde zij. „Uw taak is gedaan. U hebt uw wraak genomen. Dit huis is nog van mij: ga Met gebogen hoofd en na een blik, half bevreesd, half berouwvol, op het bleeke gelaat, keerde de schoon heid zich om en verliet de kamer. Dan zonk Mary weer in haar stoel terug, sloeg de handen voor het gelaat en snikte hartstochtelijk haar leed uit. MijnheerBoxall, die het laatste tooneel als versuft had gadegeslagen, liep op haar toe. „Beste juffrouw DaltonWat beteekent dit alles Die dame „Spreek niet meer over haar Zij is het, zij, die hem van mij afgetrokken heeft Ik voel het, ik voel het „Van u afgetrokken Bedoelt u Sir Heron Komt hij niet „Sir Heron," antwoordde Mary, en zij perste hare lippen opeen, „Sir Heron heeft ons alleen gelaten in ons ongeluk, mijnheer Boxall. Hij komt niet meer. Wij hebben tevergeefs gewacht." „Mijn hemelriep mijnheer Boxall uit. „Bedoelt u, dat Sir Heron zijn engagement verbroken heeft „Ja," sprak Mary, en een bittere glimlach plooide thans haar lippen. „Ja, u ziet, het noodlot idoet nooit iets ten halve. Het maakt ons den eenen dag rijk en berooft ons van alles, zelfs van onze vrienden op den volgenden." HOOFDSTUK XV VERLATEN Nog juist bijtijds, vóór de tijding van Samuel Dalton's dood en ondergang in de stad' verspreid was, had mijn heer Boxall den trein kunnen nemen en aan de bank Mary's chèque van tweehonderd pond kunnen verzil veren, die haar vader voor eenige dagen geleden haar gegeven had en die haar op dit oogenblik voor moeilijk heden kon vrijwaren. Het was nu een maand geleden, dat zooveel onheil over Mary en Carrie's onschuldige hoofden gekomen was, en mijnheer en mevrouw Boxall hadden de beide meisjes, die geen ander onderkomen wisten, liefderijk opgenomen. Heel dikwijls gedurende deze laatste weken was Mary ontwaakt in de verwachting zich op villa Woodbine te bevinden of, op haar slaapkamertje in mevrouw Brown's kostschool. De periode van Gresham House was zöö kort, zoo onwezenlijk geweest, dat zij er niet meer over dacht behalve over dat eene, de enkele korte dagen van haar eerste liefde. Naar die enkele dagen van ver rukking keerden haar gedachten steeds weer terug met oneindig verlangen en met onmetelijke wanhoop. Maar van haar verdrietbemerkten haar liefderijke verzorgers niets. Mocht mijnheer Boxall er trotsch op gaan, de dochters van zijn overleden meester onder zijn dak te hebben, zijn trots was nog niets vergeleken bij die van zijn echtgenoote. Mevrouw Boxall had geheel haar kinderlooze huwelijksleven vastgehouden aan twee geloofsartikelen dat mijnheer Dalton de meest wonder bare mensch op aarde was, en dat haar echtgenoot daarop volgde. En al wat er in hun vermogen lag, deden zij, om het den twee weezen zoo prettig en zoo gezellig mogelijk te maken in de zeer bescheiden weelde van hun eenvoudig landhuisje, dat zij nog niet lang geleden gekocht hadden. Want mijnheer Boxall had genoeg weten over te leggen om nu onafhankelijk te mogen heeten. En omdat zij zelf geen kinderen hadden, stelden zij zich voor, dat deze twee meisjes voor hen wel geen dochters zouden worden, maar twee prinsessen zouden zijn, die met de grootste zorg en den meesten eerbied -moesten bewaakt worden en verzorgd, terwijl de oude luddjes nog leefden, en die later hun fortuintje zouden erven. Maar die gedachte was te veel voor Mary's onafhan kelijke natuur en op een morgen aan het ontbijt was het, dat zij, niet zonder eenigen schroom, omdat zij vreesde, den goeden man leed te doen, mijnheer Box'all een brief overreikte met de worden „Wilt u dit 'ns lezen, mijnheer Boxall Een beetje bevreemd zag hij haar aan, opende dan de enveloppe en las „Het schoolbestuur te Warley heeft miss Dalton's brief en bijlagen ontvangen en zal haar gaarne op Donderdag aanstaande te 2 uur voor persoonlijke kennis making verwachten aan de pastorie te Warley." Nog maar half begrijpend staarde het echtpaar haar aan, als verwachtten zij hare verklaring van deze plot selinge verrassing. En Mary toonde hun eene advertentie, waarin sol licitanten voor de betrekking van onderwijzeres aan de school te Warley werden gewaagd, en waarop zij ge schreven had. Een salaris van honderd pond per jaar werd toegezegd en een vrije woning aan de school. „O Mary jubelde Carrie. „Dat is te mooiHonderd pond per jaar en zoon leuk huisje, beelemaal met klimop natuurlijk..." De Boxall's zaten geslagen. Verwarring en veront waardiging streden bij hen om den voorrang. „Dat meent u toch nietDat kan toch nietstamelde mijnheer Boxall. „juffrouw Mary, dat kunt u toch niet meenen U, u, .de dochter van mijnheer Dalton als schooljuffrouw naar Warley „Ik was het vroeger ook," pleitte Mary. „Ja, maar dat was heel wat anders, dat was, toen uw vader nog niet zooveel verdiend had. Nu is het heel iets anders. O, miss Dalton, u zult ons toch zooveel verdriet niet doen „O miss Dalton," snikte mevrouw Boxall hem na, „dat kunt u ons toch niet aandoen „Wat moet ik anders doen verdedigde Mary ziel „Ik kan toch toch niet altijd van uw edelmoedighe] blijven profiteeren U wilt me toch niet altijd zoo zoo afhankelijk laten blijven „Afhankelijk echode de kleine man, met van v bazing groote oogen. „Wel, dit heele huis, de jas, ik draag, alles dank ik aan uw vader Afhankelijk \tyl spreekt er van afhankelijkheid Al wat ik heb, is van J Wij hebben niemand anders om voor te leven dan Wilt u ons hart breken „Neen," antwoordde Mary, zacht glimlachend, wil alleen het mijne ervoor behoeden, beste mijnhel Boxall Het was een pijnlijk tooneel. Al de hoop en de liefstl verwachtingen van het eerzame paar gingen in rook ol Mevrouw Boxall schreide haar oogen rood Mijnheer Boxall bromde en zuchtte, maar Mary's kalral overtuigende vastberadenheid behield toch het overwictl en nog vóór den avond had zij de overwinning behaalJ Nog bevend en een beetje knorrig las mijnheer BoxaJ de stukken opnieuw door. „Warley," sprak hij, en keek over de tafel mevrouJ Boxall nog eens aan. „Wel, als u ertoe besloten hebll kunnen wij er niets aan doen. Maar als u de betrekkin! krijgt, dan... dan kunnen wij misschien ook wel in Warl ley gaan wonen. Dan blijven wij niet zoo alleen achterf Warley zou ons ook wel bevallen hé vrouw Moe u er morgen heen Dan ga ik mee. Dat vindt u tod| zeker wel goed Den volgenden dag spoorden zij tot het naaste waar zij een rijtuig moesten nemen om Warley te bel reiken. Het was een schilderachtig plaatsje. Over de! omtrek hing de droomerige, tevreden sfeer, die er gelei gen moet hebben over het dorp, waarin Rip van Winkli| leefde. Vóór het rijtuig Mary en mijnheer Boxall de pastorie afzette, passeerden zij een vriendelijk, lanl delijk schoolgebouwtje, waar juist de jongens en meisjea voor de middaglessen naar binnen gingen. Op kleinen afstand ervandaan stond een aardig klein huisjel werkelijk overgroeid met klimop, dat ogetwijfeld het huiil der onderwijzeres moest zijn. Met een ernstig, bedrukt gezicht hielp mijnheer Boxaljj zijn jonge prinses uit het rijtuig en schelde aan pastorie aan, en dadelijk leidde de dienstbode hen naai| de bibliotheek. De dorpsgeestelijke was een man van middelbareol leeftijd en zag een beetje verwonderd van mijnheel Boxall naar Mary. „Miss Dalton?" vroeg hij. „Ik ben miss Dalton," sprak Mary met een lichte| buiging. „Ja ja, natuurlijk," sprak hij een beetje verwardl „Neemt u me niet kwalijk", maar ik ik had eigenlijk! een oudere dame verwacht." Mary bloosde. Mijnheer Boxall vatte weer moed en| eer Mary iets zeggen kon, antwoordde hij „Ja, dat zal wel. Miss Dalton is nog zulk een dame." „Dat zie ik," lachte de geestelijke. „Nog een heel jonge dame," ging mijnheer Boxalli dapper voort, „en misschien vindt u ze veel ie jong om® de heele school te leiden." „Dat eh weet ik niet," antwoordde de gees-| telijke, die verbaasd van den een gaar de ander zag. „Ik geloof wel dat ik ertoe in staat zou zijn," sprak: Mary rustig, haar groote, donkere oogen rustig en ver-I trouwvol op het gelaat van den geestelijke gevestigd. „Ik heb uw getuigschrif gelezen. Ik kyn mevrouw-j Brown en ik heb haar geschreven. Zij deelt mij mede, j dat plotselinge veranderingen „Juist, mijnheer," onderbrak hem mijnheer Boxall; „Miss Dalton is de dochter van mijnheer Samuel Dalton u hebt waarschijnlijk wel van hem gehoord „Inderdaad „Ja mijnheer, en het is alleen aan een onverwachtenl ommekeer te wijten, dat miss Dalton zich in deze omstandigheden bevindt. En ik mag er wel bijvoegen, dat het haar eigen verkiezing en heel geen noodzaak is,| dat zij zich heden hier bevindt." „Ik begrijp u," sprak de geestelijke met 'n rustigen;_J glimlach en een blik van den een naar de ander. „Miss J Dalton wenscht onafhankelijk te zijn." „Zoo moogt u het wel opvatten, mijnheer. Ja, miss Dalton wil liever onafhankelijk zijn." „Zooals ik al zeide," ging de geestelijke voort, „ken j ik mevrouw Brown, en zij heeft me miss Dalton tcnl zeerste aanbevolen. Mag ik vragen, in welke verwant schap u tot miss Dalton staat „In geen enkele verwantschap," sprak mijnheer Boxalli eenvoudig. „Ik was haar vader's bureauchef, maar miss Dalton staat mij toe, haar vriend te zijn, althans tot opl zekere hoogte. Het is mijn schuld niet, wanneer zij nietl verder gaat. Het is in 't geheel niet noodig, dat zij dit£ doet." (Wordt vervolgd.) jong«|

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 4