Uit onze H. Sacraments-processiën.
't Leeft all' wêer op
Bëlóradö
ONS LAND IN WOORD EN BEELD
165
Woedend kwam Struik dien middag thuis en bulderde
tot zijn vrouw
Als zij mij zoo durft tarten, om nogmaals hier
een verplegingsdienst aan te* nemen, dan, dan... zal
jij 't bezuren...
Heb je haar gezien vroeg het vrouwtje bevend,
en toch met verlangen in haar blik.
Ze tart mewas zijn antwoord. Ze haalt me het
bloed onder de nagels uitEn jij bent het met haar
eens. Julie treitert me Maar ik waarschuw je
Sindsdien wees Adrienne, op het verzoek van haar
moeder, eiken dienst in de standplaats van haar vader af.
De groote wereldoorlog was uitgebroken en Adrienne
had zich aanstonds bij het Roode Kruis aange
sloten. Zij was vertrokken zonder haar moeder te heb
ben weergezien en na in haast een kort briefje aan
haar tante gezonden te hebben.
Groote somberheid hing over het land en evenals in
veile families, werd ook in het huis van kapitein Struik
gejammerd, die aan het hoofd zijner troepen ten velde
was getrokken.
Het afscheid was zeer kort geweest. Hevig snikkend
en met een bang hart zag het kapiteinsvrouwtje haar
man na, beangst voor zijn leven en voor de toekomst.
En toen haar het briefje van haar oudste gewerd, kende
haar droefheid geen einde. Het deed Sophie, die met
Van der Schans gehuwd was, heimelijk leed, ondanks
hun gedurig gekrakeel, haar man zien te vertrekken,
omdat zij nu stille, vervelende dagen tegemoet ging en
fatsoenshalve verplicht was, als een treurende weduwe.
haar tijd zonder wereldsche genoegens door te brengen.
Mevrouw Struik tobde haar triestig leventje voort,
steeds meer en meer door haar belaste schouders ge
bogen Leon, die door buitensporigheden schulden ge
maakt hard, had in een ondoordacht ©ogenblik de hand
gelegd op eenige honderden franken, die zijn meester,
de schoonvader van Sophie, toebehoorden.
Dit was de zwaarste slag dien men het arme vrouw
tje toebracht, toen zij in het kantoor van Van der
Schans onderricht werd over de handeling van haar
zoon. Alleen staande en als machteloos voor dit geval,
zag zij schuchter om zich heen, als wilde zij, door
schaamte gedreven, de deur uitvluchten.
Welnu, mevrouw Struik brak de stem van den
bankier de doodsche stilte van het kantoor.
Als een schaduw, een dreigende onweerswolk kwam
weer nieuwe, doch nu grootere zorg haar voor den
geestzij zou en moest die schuld zien af te lossen, die
laakbare daad van haar zoon voor haar man zien te
verduiken. En zacht, als teer geprevel, kwam het van
haar lippen
Mag ik u met honderd franken per maand
aflossen
De bankier kreeg medelijden; met het bevende
vrouwtje, wier kruisweg door het leven hij maar al te
goed kende, en met een glimlach bemoedigde hij
Wel zeker, mevrouw, en indien het voor u ge
makkelijker is, ben ik met vijftig frank per maand ook
tevreden.
Met beide handen drukte zij dankbaar de zijne en
stamelde
Ik dank u, en zal mijn best doen. Mag ik hopen,
dat u nooit aan Sophie, noch aan mijn man...
Vertrouw gerust op mij, lieve mevrouw Struik-
Wij beiden zijn nu bondgenooten, zei hij met een vrien
delijken blik, en liet haar met een geruststellenden
hoofdknik uit.
Zij liep dicht langs de huizen, het hoofd gebogen
en aldoor in zichzelve sprekend
Vijftig franken, vijftig franken, waar haal ik ze
vandaan En Léon, die zooveel noodig heeft en me
telkens, telkens weer om zakgeld dwingt.
Moe gepeinsd kwam ze bij haar zuster, die gekleed
om uit te gaan, de deur kwam openen en juichte
Dat treft, Irma Gauw, kom binnen, kom
Maar wat is er dan verbaasde mevrouw Struik.
Op Zondag 6 Juni, deed overal in ons land de H. Sacra-
ments-processie haar gebruikelijke ommegang.
In de Gulden Sporen stad, gebeurde dit jaar deze roerende
godsdienstuiting met ongewonen luister. De talrijke prach
tige gansch nieuwe groepen, werden te recht opgemerkt,
namelijk deze van de H. Tharcisius, van O.-L.-Vrouw Hulp
der Kristenen enz. Een woordje dank en hulde aan de
schaar onverdroten ijveraarsters die dit alles, met "de
grootste toewijding hebben op touw gezet Hieronder enkele
kijkjes op het historische gedeelte.
O.-L.-Vrouw verlost de Kristen slaven.
't Leeft all' weer op,
't Bloost alles ons weer tegen.
Natuur is weer ontwaakt.
Van wordingskracht, van levenslust
Getuigt het allerwegen.
Van licht, van liefd' en levensmoed
De gansche schepping blaakt.
De lent' is daar
En tooit weer met haar bruidskleed
Het naar haar smachtende heelal,
Zoo zelfs, dat et oude beuk.
Verrukt en opgetogen
Zijn kruin te harer eer
Vol weeld' ontplooien zal.
Zoo ook herleeft, hoe oud men worde.
Bij lentes blijden zonneschijn
De heil'ge drang in 't menschlijk harte
Vervuld van levenslust te zijn.
Gelijk de beuk, die naar geen jaren,
Naar zelfs geen eeuwenleeftijd vraagt
Maar altijd weer opnieuw, verlustend
Zijn lommervolle prachtkroon draagt.
Willem STEINER.
Eert briefje van Adrienne. Een gesmokkeld...
Van Adrienne Mijn God
En of het tobvrouwtje vleugels had, snelde zij de
trap op en begon met ontroerde stem te lezen
Lieve Moeder,
Vlug een paar woordjes. Hoe gaat het met U allen?
Ik maak het goed en ben in een hospitaal. Wees niet
bekommerd om mij. Duizend kussen van
Uwe Adrienne.
Goddank, zuchtte de moeder. Nu weet ik toch
iets, Clara. En denk je niet, dat zij daar veilig is
Wel zeker is zij daar veilig. Nu ben je tevreden,
niet
Als Gerard mi ook nog... en Van der Schans...
Wie weet zijn zij niet reeds dood
Met je zwaarmoedige gedachten altijd, mopperde
Clara. Je ziet ook alles zoo donker in... Nu Sophie ge
trouwd is en de jongens groot zijn, kom je er een
beetje boven op en nog zet je je gezicht vol rimpels.
Die zullen er wel nooit uitgaan, Clara.
Kom, wij wandelen een beetje op de buitenlucht
zal je goed doen.
Onder voorwaarde, dat je bij mij blijft thee
drinken.
Aangenomen
Sinds de kapitein vertrokken was, bezochten de
zusters elkaar geregeld en kwam ook Clara bij Irma
aan huis.
Zwijgend en peinzend over haar kinderen, trippelde
het kleine vrouwtje aan den arm van haar groote zuster
voort, vaag luisterend naar wat deze haar over opslag
en vervalsching der levensmiddelen vertelde, of over
den oorlog uitweidde, die weldra een einde zou nemen.
Toen' de wandeling afgelcopen was en de beide
vrouwen de huiskamer ingingen, vonden zij een briefje
geteekend door Léon en Piet, die hun moeder berichtten,
dat zij zich over Holland naar Frankrijk wilden bege
ven om zich als vrijwilligers in het Belgische leger aan
te melden.
Allen weg, allen weg klaagde de moeder snik
kend zich aan de borst werpend van haar zuster, die
haar, sussend en troostend liet uitweenen.
Neen, die rimpels, de bewijzen der tobberijen, zou
den nooit het vroeg verouderd wezen verlaten, maar
dieper en dieper zou het leed er zijn stempels in groeven.
Feitelijk moest je trotsch zijn op je zoons, begon
Clarazij geven bewijs van moed.
Als zij maar goed over de grens komen, want die
wordt zoo streng bewaakt, bracht Irma handenwrin
gend in.
Tut, tutDuizenden doen als zij en ik vind bet
heel flink van de jongens... En jij, als kapiteinsvrouw,
moest er zeker fier over zijn.
Ik bemerk wel, dat jij geen moederhart hebt.
Daar heeft het moederhart niets mee te maken
het land heeft zijn zonen noodig.
En zonder mij vaarwel te zeggen, jammerde het
tobvrouwtje luid, geen aandacht schenkend aan het
gezegde van haar zuster.
Kom, bemoedigde deze, wees flink, Irma; hoevele
moeders verkeeren niet in hetzelfde geval en hoevelen
zijn er niet, die nu zelfs zonder broodwinning zijn Jij
hebt toch nog altijd je maandelijks inkomen en wat
Léon verdiende telde nog niet mee.
Maar hoeveel angst ook, Clara, om hem, Adrienne
en nu de jongens.
Och! Die oorlog blijft niet eeuwig duren. Wie
weet, hoe gauw je hen allen weer terug hebt.
Het tobmoedertje tuurde naar buiten, waar de herfst
wind onmeedcogend de boomen schudde en de bladeren
afrukte. Zij dacht aan de soldaten. 1 levens, als
dat van het loover, met duizenden w n en vernield en
huiverend om'dat visioen, begon zij, ,.:s wilde zij het
somber beeld verdrijven, de theer-tfel gereed te zetten.
(Wordt voortgezet
T Vw.'Vj
'571 ffis&ggfoaj
BE PW
ft
n '456
De Turksche nederlaag in Belgrado (1456).
De overwinning op de Turksche vloot bij Lepante (1571).