- Wilfried
terugkomst
1
WETTERF>.t
ONS LAND IN WOORD EN BEELD
De voorbije dag was gloeiend heet gev£est en de
lucht was bedekt met zware, zwarte onweë polken.
Traagjesaan kwam de avond neergezonken en lichte
nevelsluiers breidden zich als een deken over land en zee.
De gladde zee ademde langzaam en regelmatig in
leize, lange teugen van zachte golvingen; slaperig en
moede rolde zich de deinende vloed naar het effene
strand toe.
In de haven van het kleine dorpje lag een visschers-
schuit. De scheepsjongen zat gehurkt in zijn hemdsmou
wen op het dek en bespeelde zijne handharmonika. De
klanken zweefden ver weg over het water waar zij in
het oneindige wegstierven.
Op zekeren afstand van deze visschersschuit kwam
met de wassende vloed een boot naar het eiland gevaren.
De beide schippers, vader en zoon, haalden de riemen
in en lieten zich een tijdlang door den stroom meevoeren.
Wat een heerlijk stille en prachtige avond, vader
sprak voor zich heen turend de zoon.
Ja, mijn jongen... Men kan bijna niet gelooven, dat
het nu kan oorlog worden.
- Zou 't al zoo ver zijn, vader?
- Wie weetKom Wilfried, nog een paai' flinke
stooten
Het spel was verstomd nu. De maatslag der plof
fende riemen klonk weer over het waterluid, kracht
vol een, twee... een, twee-
Eindelijk waren zij aan de landingsplaats gekomen.
Een sleper lag rustig aan zijne ketting vastgemeerd en
hier en daar schemerde wat licht door zijn kleine ronde
venstertjes.
- Wat moet ge hier? vroeg Wilfried aan den ouden
schipper die hen scheen af te wachten.
U halen, m'n beste jongen, 't is oorlog
Oorlog langzaam sprak de oude dat vreeselijke
woord.
Oorlog hernam Wilfried met leize stem.
En de vader vroeg
Zoo... is het dan werkelijk zoo ver gekomen, Jan
oom
Helaas, ja. Vanavond te half acht werd het aan
het postkantoor aangeplakt.
ZooDan, kom, mijn jongen, laat ons naar moe
der gaan. Zij wacht misschien reeds lang op ons.
Met flinke stappen gingen ze in de richting van het
dorp. Geen enkel der drie sprak een woord. Zoo kwam
de zwijgende groep het huisje binnen.
De moeder was opgebleven en wachtte hen af. Zij
had het licht aangestoken en nu zat zij aan den disch,
de groofce zwaar ijzeren bril voor de oogen en de beide
armen om den ouden, dikken huisbijbel geslagen. Er
hingen geen gordijnen voor de ramen. Vader en zoon
stonden een oogenblik stil en blikten het kamerken in;
dan keerden zij zich om en langzaam gingen zij hunne
netten uitspreiden over de hooge palen, opdat de koele
nachtwind ze drogen zou voor den volgenden dag. Op
de teenen slopen zij naar de huisdeur en bleven daar
een tijdje luisterend staan. De moeder, nog altijd in
dezelfde houding, sprak halfluid, eentonig, en toch zoo
vreemd en vol vertrouwen
Heer God, Gij zijt onze toevlucht, nu en altijd,
reeds voor er bergen waren, en de aarde en de wereld
geschapen werd, zijt Gij onze God, van eeuwigheid tot
eeuwigheid
Dan een poos stilte. Op het kalme gelaat der vrouw
lag een heiligen vrede en pijnlijken ernst en de ge
vouwen handen beefden licht om het oude boek.
'n Avond
De vrouw hief langzaam het hoofd omhoog en leize
kwam het van hare lippen
't Is oorlog
Ik weet het, vrouw.
Wilfried, men heeft de brief voor u thuis gebracht,
daar, op de kommode ligt hij.
O vader
Meer sprak zij niet, maar keek over de zware bril
glazen naar haar man en daarna haar jongen aan, die
rustig het bevel om op te trekken las, zijn rug naar
haar gekeerd.
- Moet ge morgen al op weg, jongen
Ja, om negen uur moet ik in de kazerne zijn.
Strak bleef Wilfried staren op het briefje dat hij nog
altijd in de hand hield.
Kom, zet u, mijn jongen Moeder, laat ons nu ook
eens hcoren wat de Heer God ons zegt
En opnieuw opende zij het zware boek en begon te
lezen, eentonig, met grooten ernst en overtuiging. De
mannen vouwden de eeltige handen en bogen het hoofd
in onderwerping.
Het werd laat toen zij te bed gingen, dien avond.
Het was jaren geleden, dat de moeder haar zoon nog
de nachtkus had gegeven; nochtans had zij hem zoo
lief, hem, haar eenig kind. Het volk van de Oost-
Friessche eilanden, meerschen, moerassen en heivelden
is streng, hard, bitter en gesloten. Doch nu gaf de moe
der haar zcon den nachtzoen.
Slaap goed, mijn lieve jongen beefde hare stem
met treurigen klank.
Ik kom weerom, moeder; heb geen zorg daarover,
sprak Wilfried vol vertrouwen.
Ja, mijn jongen, zoo'n kind als gij komt weer, be-
waar op 22 Oogst v^underen's Turngouw-
feest plaats heeft.
Onder de talrijke gemeenten van Vlaanderen, j
die om hunne belangrijkheid als zoovele kleine
steden kunnen ^orgaan, bekleedt Wetteren
eene voorname zo° niet de allereerste plaats.
Gebouwd op eene haar dë Schelde afhellende
hcogte, welke het in de oudste tijden tegen de
P? overstroomingen beveiligde doorsneden van
*1 breed aangelegde steenwegen, die het met al de
i omliggende gemeenten in verbinding stellen, en
s in de onmiddellijke nabijheid van de spoorlijnen
Brussel-Oostende Antwerpen-Gent, die aldaar
leven en beweging aanbrengen, handel en nij
verheid doen bloeien, vormt Wetteren nagenoeg
het middelpunt tusschen de steden Gent, Aalst,
Lokeren en Dendermonde.
Tot nog in de XVI® eeuw een weinig aanzien
lijk dorp, heeft Wetteren sedert dien, maar voor
al sedert een veertigtal jaren, dank zijne gunsti
ge ligging, eene verbazende ontwikkeling geno
men. De vreemdeling, die het voor de eerste
maal binnentreedt, kan zijne bewondering niet
onderdrukken, bij het zien van die welbebouwde
H straten en plaatsen, welke de getuigenis opleve-
ren dat hier eene nijverige bevolking woont,
terwijl de lang afwezige Wetteraar het bij zijne
I terugkomst bijna niet meer herkennen zou.
Voor een veertigtal jaren huisden er 13,200
inwoners. Tegenwoordig, niettegenstaande de
geesel des oorlogs alhier ook wreed de bevol
king heeft gedund, bedraagt deze meer dan
17.000 zielen.
De geleidelijke veranderingen welke deze ge
meente, gedurende het verloopen kwart eeuws,
onder alle opzichten onderging, zijn buitenge
woon gewichtig en getuigen van waren ijver,
van l?loei en zelf ontwikkeling.
Benevens de verschillige maatschappijen,
welke van ouds de kunst beoefenen, zooals de
toonkundige genootschappen Rhetoricakring
Nooit Volleerd De zangkring De Schelde-
zonen en meer andere, werd ook de volksop
leiding, de gezondheidsleer niet uit het oog ver-
.loren.
Over meer dan 20 jaar werd de Katholieke
J Turnkring Rust Roest gesticht. Verscheidene
jg stichters van déze machtige maatschappij, die
op verscheidene prijskampen eerste plaatsen
veroverde maken nu nog" deel van het bestuur.
Bij Koninklijk Besluit van 28 Mei laatst be
kwam de Turnkring Rust Roest den titel van
Koninklijke Maatschappij
't Is aan de goede zorgen van Rust Roest
dat Vlaanderen's Turngouw, dit jaar het XXIe
Gouwfeest heeft toevertrouwd.
Dit feest dat vastgesteld is op 22 Oogst aan
staande belooft alle verwachtingen te overtref-
fen. Reeds meer dan 35 zustermaatschappijen
S hebben hunne toetreding gezonden, andere
worden nog verwacht.
J Indien het weder medefeest zal men waarlijk
op de hoofden kunnen loopen. Het gastvrije
H Wetteren roept al de vreemde turnmakkers en
bezoekers een gulhartig welkom toe.
W. Wij geven hierbij de foto van den sympathie-
H ken Voorzitter van den Koninklijken Turnkring
Rust Roest de volksvriend, M. J. Duchateau.
.JOSEPH DUCHATEAU
Oud-Strijder - Gewezen oificier-patrouilleur van het
4« Linieregiment - Ridder der orde van de kroon - Belgisch
Oorlogskruis - Fransch Oorlogskruis - Medalje van den
IJzer - Medalje van de overwinning en Herrinnerings-
medalje.
vestigde de oude vader, en beproefde een glimlach die
hem nochtans half in de keel bleef steken.
De zon was nog maar amper opgestaan en toch was
heel het stadje al te been. De kleine stoomboot gleed
vlug en zeker over den gladden waterspiegel naar het
vasteland, om al de jonge mannen die woonden op het
eiland, naar het groote leger over te brengen. Het dek
stond vol jongelingen met allerhande koffers e pakjes
in de hand. De meesten rookten hunne korte steenen
pijpen. Weinig werd er gesproken. Ook op het strand
onder de wachtende menigte was het stil; meisjes en
vrouwen weenden heimelijk. De oudé kapitein stond
op het brugje en zwaaide met de pet wanneer de boot
langzaam wegstoomde. Doch geen enkel geestdriftig
hoera liet zich hooren. Stil nam men afscheid. Doch,
wie de jonge mannen in het oog kon schouwen, die
wist, dat ieder van hen in nood en dood zijnen man
zou staan.
Als men onderweg was werd het wél wat levendiger
aan boord, doch de drukkende stemming was toch niet
heelemaal geweken. Bij hunne aankomst stond er veel
volk aan de haven; er werd hoera geroepen en
enkelen wuifden zelfs met vlaggetjes.
De kapitein liet als groet de stoomsirene huilen
Tu... uut
Doch het klonk niet vroolijk groetend, maar dof en
dreigend...
Acht dagen zijn voorbij. Wilfried's móeder zit voor
hare deur op de tuinbank; zij kijkt naar den weg die
loopt naar het dorp en verwondert er zich over, dat
haar man nog altijd niet daar is.
Het begint reeds donker te worden, en nog was hij
niet thuis. Ze lei de handen schuttend boven de oogen
kwam daar niet iemand langs het duinpad naar haar
huisje toe Was het haar man misschien Hoe vreemd
zijn stap was
Nu stond hij naast haar, zette zich zwaar neder en
sprak
Moeder... Wilfried is daar... weerom-
Zij greep hem ruw bij den arm en wrong haar vin
geren te pletter van ontzetting.
Waar is hij lispelde zij hijgend.
Ze hebben hem gevonden, beneden aan het strand,
en hem naar het Bootshuis gebracht.
Hij streek zich met de knokige hand over de oogen;
toen nam hij de hare en drukte ze krachtig
En moeder zie ze brengen hem u dadelijk
weer...
Zijn bevende hand wees naar een groepje mannen
die langzaam, met wiegenden pas en met hun dooden
last langs het duinpad kwamen.
De moeder stond op en wankelde het huis in terwijl
zij murmelde
In zijn kamer moet hij liggen, vader.
Spoedig stonden de oude visschers voor de deur. De
oude man wees hun de geopende deur en de verlichte
kamer.
Gaat binnen, buren...
Zwijgend droeg men hem naar binnen in zijn kamer.
Zóó kwam Wilfried) weerom thuis.
Den volgenden dag luidden' klagelijk de klokken van
den kleinen kerktoren.. Een lange stoet bewoog zich
langzaam door het dorpje naar het kerkhof in de duinen.
Een afdeeling kustwachters ging voorop met geschou
derd geweer, daarna de schoolkinderen met hunnen
ouden meester, en ten slotte de doode Wilfried zelf. De
lijkkist verzwond heel en gansch onder een overvloed
van kransen en groen, enkel de beide uiteinden van het
zwarte baarkleed met het zilveren kruis waaide licht op
in den wind. Achter den doode schreed de vader. Schuw
blikten eenige vrouwen naar hem en fluisterden
Wat is hij oud geworden
Altijd' meer kwamen er uit de huizen en volgden den
treurigen stoet. Het kerkhof werd te klein.
Aan het open graf stonden ze met ontbloot hoofd en
zagen de kist wegzinken in de open gemaakte aarde.
Het heldere koor der kinderstemmen zette in
Jezusmijn toeverlaat...
De oude schoolmeester sprongen de tranen in de
oogen: zoolang was Wilfried zijn leerling geweest en
had vroeger zoo menigeen ten grave gezongen, hier, op
dit vreedzaam duinenkerkhof.
Nu begon de priester te spreken; hij stond boven op
den zandheuvel en scheen grooter te worden in den
blauwen zomerhemel. Hoofd na hoofd kwam omhoog
en blikte den ouden priester aan.
Niemand had hem ooit zoo hooren spreken.
Nu had hij het laatste woord 'gezegd en bevend her
nam zijn oude stem
Laat ons bidden
Diep neigden zich alle hoofden, en de wind speelde
in blonde en witte haren.
Een stil kommando een salvo kraakte over het
graf en de echo brak zich rollend tegen de duinen-
Op het kerkhof was nu dë plechtigheid voorbij; men
wou reeds stilaan terugkeeren naar het dorp, doch daar
verhief de oude leeraar opnieuw zijn maatstok en lang
zaam, klagend zette het koor in5:
Morgenrood, morgenrood...
En de ruwe en bonkige zeelieden, de baardige land
weermannen, zij allen vielen in, den eenen na den
anderen, en tranen verduisterden hun oogen tot aan de
eindstroof van het lied
ik, en menig kameraad. G. v. G.