n DROOMERIJ Miiil uZZU i n ONS LAND IN WOORD EN BEELD ritard van R. SCHUMANN PIANO ri/arrf. rtlara Robrecht Schumann's T raumerij W arum De muziek is een troost in de dagelijksche ijdelheid des levens en een voortdurende uitnoodiging tot zelfverheffing. Beethoven. Ge vraagt mij, mevrouw, waarom immer de aan doening zich schetst op mijne wezenstrekken, wanneer ik, op uw klavier, Schumann's melodiën ontwaar Ge vraagt mij waarom ik nimmer zonder ontroeren de stem des grooten meesters aanhooren kan Deze avond wil ik het u in stilte verhalen, want de geschiedkundige stonden der Onsterfelijken der Kunst worden als een gebed, ingetogen en eerbiedig, gepreveld. Luister. Zwickan in Saxen. 1830. Een rustig stadje sluimerend in het machtige woud. Mejuffer Clara Wirck was een wonderschoone blonde, met groote blauwe oogen, zoo diep als t reine azuur des hemels; een slanke leest, een gouden hart en een hoog ontwikkeld muzikaal gevoel. In stilte was ze sinds lang verloofd aan den jongen meester Robrecht Schumann. Als een nestje in de loovers het roode dak blinkend tusschen 't donkergroen der sparren. Den gratievollen boog der brug, met de leuning van gekruiste berken- takken, welfde over de beek die zich om Clara's lieve woon slingerde en haar zong het kabbelende lied der verloofde van het woud. Het jonge meisje had een aanngeboren liefde tot de grootsche natuur. Ze beminde de geurende Sylva en dezes golven van ruischende tonen. Immers, het woud kon zingen en weenen, jubelen en juichen, begeleid door de kweelende zangers in de bottende twijgen, of loeien in de stormige herfstnachten, de tragedie van zijn som ber-klagende ziel... Soms was de stilte, het zwijgen van het woud, het stomme zinnebeeld van de eeuwigheid en 't oneindige. De trillende snaar des vedels zocht immer de zuster- snaar, en zekeren dag, in 't gulle van den morgenstond, toen Clara Wirck voor 't open venster speelde in een smeekende cantate het Ave Maria van Franz Schubert, antwoordde aan den voet der brug een zachte viool, deze van Robrecht Schumann, en voor haar. die sinds lang hij zoo teer beminde, schiep hij Garten Melodie. De zoete idylle vervolgde haar blije en gelukzalige weg en in stille liefde, hadden twee begrijpende en mu zikale zielen elkander gevonden. In de geurige atmosfeer vol wierook en zang van 't wijde Sakserwoud aanhoor den de fonkelstarren ginds hoog aan 't grootsche uit spansel des hemels, door den zang heen der nachtegaal koren, de heerlijke schepping van den jongen meester. Openbaring Een avond had hij de deur der beminde gesloten ge vonden. Deze stond zou hem de onsterfelijkheid ver zekeren, naar dewelke hij in den. dichterlijken eenvoud zijner talentvolle kunstenaarsziel niet streefde of niet verlangde. De diepe sparrenzee deinde en murmelde... Een verre avondklok zond zilverig, een biddend Angelus naar de purperen hemeltransen waar licht gevlokte wolkjes dre ven... Plechtig en devoot in sourdine bad en zong de natuur. Schumann voelde den drang der poëzij en zijne ziel zocht de vertolking der oneindige bewondering voor de pracht des sluimerenden heelals... Hij hurkte neder voor den gesloten drempel en stil, zacht aan, als de adem in den lichten slaap van een onschuldig wicht, voelende al het rijke en 't machtige tevens van 't sterven eens da- geraads, streefde stil, vol gevoel, zijn heerlijke kunst en droomend zong zijn vedel Traumerei... Droomerij Teederheid en melankolie Nevel en spiegeling des levens, beeldend visioen eener mijmerende ziel. Het meesterstuk was geboren. Robrecht Schumann had zijn korte doch wonder-" schoone andante geschapen. Onwillekeurig en zonder bewerking of studie. Het was alleen het Adore te ge weest zijner aanbiddende gedachte... Het jonge genie had zich verklaard. En heerlijk in extasie, verscholen achter een eeuwen oude eik, schreef een verscholen en luisterend meisje de zoete melodiën over. Clara, ginds neergehurkt op 't donzige mos, aanhoorde, blij verwonderd, den geliefden des harten, en buiten zijn weten onderschepte diens in tiemste verzuchting. Ze voelde en hoorde de pracht der muziek en ver rukt schreef ze op, toon op toon, den meesterlijken droom. Traumerei zou nooit meer sterven. Dien avond, bij de afspraak aan de brug, was een innige kus des toondichters eenige belooning. Het schalk- sche meisje zweeg en bereidde de verrassing voor. Jaren zijn vervlogen. Robrecht Schumann heeft Clara Wirck gehuwd. Reeds is zijn faam in het hooger muzi kaal onderwijs doorgedrongen als kritikus en groot meester in de toonkunde. Overal schittert zijn naam boven de heerlijkste scheppingen voor viool en klavier. Aufschwung heeft hij gewijd de zoete betoovering die 't vredig leven, aan den huiselijken haard, hem inspi reerde. Men zag hem werken, iederen dag, bij 't knap pende turfvuur in den winter voor 't opene venster in den zomer. Voor 't raam .bloeide een struik jas mijnen, weeldrig openvouwend zijn geurende paarse kelken. In 't kruis der ruitenlijst kwinkeleerde en tjilpte eene vink in haar kooitje, en wipte vroolijk op en toe in een schuinsche zonnestraal... Over zijn schouder boog zich dan de blonde echtgenoote, de zoete Clara en beidëfi streefden naar hetzelfde ideaal, doordat zij blikten, im mer, naar denzelfden horizon. Te zamen dus aanhoorden zij het lied der nachtegalen en ze vertolkten het orakel der natuur. Ze bezongen het Romantisme der Middel eeuwen de grijze Burchtsloten aan de blauwe Rijn oevers. Hun gezamenlijke composities werden geput in de wjndakkoorden der verre heide, met haar tooverlach van purperen kruid. Men hoorde, als 't spelen van den herder op zijn luit, en bijwijlen zweefden over de snaren de vrome gebeden 't devoot gezang van zilveren man nenstemmen. De vergoding der muziek schonk Schumann's hart een geniale uitzonderende stem vol kracht en adoratie. Zooals de Klacht der Doode in de Vertellingen Hoff mann's, legde hij, evenals de onbeschrijfelijke zoetheid der weenende stem van Offenbach, in zijn Wildzang het volle en het opbruischende van zijn gelukkig gemoed. Een zonne van zaligheid scheen weldra aan hun hu- welijk'shemel. Een lieve engel, een blonde krullebol was hun geluk komen begroeten. Dit was een nieuwe opspat tende bron van zang en klank in hoog-reine vader vreugde. En bij de wit gekante wieg en een glimlachende moeder, speelde hij zijn schoonste melodiën. Een avond echter daalde de engel van rouw en smar ten neder in het lieve nest. Koortsvlammen vlerkten het smalle kindergezichtje en het droge borstje hijgde... hijgde... en zwoegde. Vader en moeder, gebogen over hun stervenden zoon, zagen zelf met den dood in hun zielen, de worsteling en den levenskamp der strijdende natuur. Hun tranen als parelen zegen neder op hun smeekend gevouwen handen en ze baden tot God om het leven van hun kind. om 't behoud van 't kleine, afge- tobte wezen. Maar helaas, geen ontfermen kende de nijpende kroep. Toen in een laatste wanhoopspoging, de arme moeder, mond aan mond, met 't versmachtende kind op groot levensgevaar het zwoegende borstje den moederadem inblies, sloeg het de tengere armpjes een laatste maal open en 't onschuldige zieltje keerde ten hoogen hemel weêr... Millioenen sterren stonden aan 't vredig uitspansel, strak en onverschillig. Op het kerktorentje luidde weêr de zilverige avondklok voor de Angelusbede, en Robrecht Schumann knielde weenend voor de witte wieg waar zijn trots, zijn roem. zijne hoop, zijn kind als een afge- knakte lelie lag ter laatste ruste. Een onmetelijke ver- latenheid, een hoog, luid opwellend verdriet snikte op uit zijn kloppend gemoed. Eenige dagen later, toen het knaapje ruste op 't stille kerkhof in 't lommer van een wilg, onder den droeven indruk van een schreiende ziel, nam Schumann plaats voor 't oude klavier, de ledige wieg nevens hem, en terwijl de tranen hem biggelden langs de verbleekte wangen, gleden zijne vingeren over de ivoren toetsen, en zijn rouwend hart klaagde in de schepping zijner vadersmart Warum Dit was het uitweenen van zijn lijden. Warum Meesterstuk van stille tonen en gevoel, grafkransje en vaarwel voor den heengegane Engel... En nu weet ge, mevrouw, waarom ik mij immer or.der den indruk voel der sentimenteele muziek; waarom het verhaal, besloten in al die klankenweelde, rr ij iedeie maal beroerd en medestemt met den grooten vertolker onzer heiligste gevoelens. Weze ook voortaan Traumerei de zingende mijmering, het verhaal uwer liefde. Weze Warum de eeuwige klacht, de smeekbede van een ram- peling tot zijn God. Gustaaf VIGOUREUX. Gent, Kerstmis 1925.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 10