|n. v.."ons land.,!
ONS LAND IN WOORD EN BEEI.D .267
Hij was weer bij het vuur gaan zitten en keek
haar over zijn schouder aan, met denzelfden blik
van verbittering als waarmede hij tevoren het pa
pier had bestudeerd, dat hij intüsschen zorgvuldig
had weggeborgen.
„Leerlingen spotte hij grof. „Die waren niet
waard, je schoenen te poetsen, en dan moest je
het nog wel voor een hongerloon doen. Maar dat
is het niet ,wat mij hierheen gedreven heeft.ja,
gedreven want ik ben voor iets anders naar
Londen gekomen. Om iets te zoeken, en ik wil het
vinden ook, als wij tenminste niet voor dien tijd
van honger gestorven zijn
Zij was aan zulke uitvallen gewend, en wist dat
zwijgen het beste antwoord was. Nadat zij hoed en
mantel had weggeborgen en thee gezet had, legde
zij haar hand dp zijn schouder en troonde hem
zachtjes mee naar de tafel.
Ik heb toch wel moed, dat ik ook hier in
Londen een aantal leerlingen zal kunnen krijgen,
vader," zeide zij toen. „Er zijn hier in de buurt
heel wat jonge meisjes, die bijna niets anders doen
dan maai langs de straat slenteren, en ik ben er
zeker vanf dat de meeste van hen graag piano
spelen willen leeren. Ik heb er al eens over gespro
ken met de vrouw van den kruidenier, en zij heeft
mij beloofd, dat zij een kaart voor mij in den winkel
zou hangen. Natuurlijk zou ik les bij
de meisjes aan huis moeten geven,
want wij hebben geen piano."
„Een piano herhaalde hij met
een nijdigen snauw, die eindigde in
een drogen, akeligen kuch, terwijl hij
den blik zijner diepliggende oogen
door het vertrek iiet gaan. „Neen, we
hebben geen piano, noch iets van dien
aard, terwijl anderenik noem
geen namen, Noral.... in paleizen
wonen. Misschien zou dat ook ons deel
zijn geweest, als we niet bestolen wa
ren, bestolen ja, door een man, even
onbeschaamd als harteloos.
Het was niet de eerste maal, dat
Nora hem zoo hoorde uitvaren tegen
iemand, die hem „bestolen" had, en
wiens naam hij nimmer noemde. Zijn
heftige uitvallen waren altijd zoo
precies eender, dat zij op het laatst
daarvoor geen belangstelling, zelfs
geen nieuwsgierigheid ineer gevoelde.
„Och, vader, laten we ons maar niet
bekommeren om het verleden," zeide
zij. „Het had toch nog veel erger
met ons kunnen zijn De reis en de
verandering van lucht hebben u al
vast goed gedaan, en al bent u ook
niet sterk genoeg om te werken, ik
wél. Wij zullen er danookheusch wel
.komen ik verwacht veel van het les
geven, en heb al een stuk carton mee
gebracht om daarop netjes een aan
kondiging te schrijven en die in den
winkel van den kruidenier op te han
gen. Het geld dat ik nu voor het
medaillon heb gekregen, istruim vol
doende voor ons om 'n aardig poosje
van te leven, en dan zal ik wel ander
geld hebben verdiend. Voelt u zich nu
al wat beter, vadertje
„Hè O, jawel," antwoordde hij onverschillig.
Met een norsch gezicht at hij een wcr.ng van het
eten dat zij had meegebracht daarna ging hij
weer bij het vuur zitten, stopte een klein zwart
gerookt pijpje het zag er juist zoo uit als de pij
pen die bij den miliionnair Chalïont op den schoor
steenmantel lagen! en rookte in somber zwij
gen, met gefronste wenkbrauwen, te-, wijl zijn ze
nuwachtig bevende handen zich telkens krampach
tig tot vuisten balden, een bewijs, dat het geen
aangename dingen waren, waarover hij peinsde.
Nora borg het eetgerei weg en begon haar „aan
kondiging" te schrijven. In de smalle straat was
intüsschen een orgel begonnen te spelen, kinderen
dansten op de schrille muziek, en hun hooge,
schelle stemmetjes drongen door in het kleine ver
trek, waarin het meisje, in al haar frissche, jonge
schoonheid, zoo weinig op haar plaats scheen te
zijn.
Na een poosje begon haar vader rusteloos het
vertrek op en neer te loopen. Zij kende die aanval
len van rusteloosheid en wist ook, dat een poging
om hem te kalmeeren het nog slechts erger zou
maken. Daarom ging zij met haar werk door,
slechts half luisterend naar de woorden die hij nu
en dan halfluid mompelde. Eindelijk zeide hij
„lk moet eruit, Nora. Het is hier om te stikken
Laten we naar buiten gaan. Ja," lachte hij bitter,
„naar buiten zullen we gaan, en het rijke volk
bekijken in hun mooie auto's, de schitterende lich
ten in de groote winkels. Wij hebben wel geen geld
om iets te koopen, maar ze kunpen ons toch het
kijken niet beletten, Bovendien vind ik misschien.."
Hij hield op en wierp tersluiks een blik op haar.
ving dien op, en zeide, kalm en niet nieuwsgie-
nc maar op een wijze alsof zij een gril van een stout
kind wilde verontschuldigen „Wat csheclt eraan, va
der, wat zoekt u?"
Hij antwoordde
niet dadelijk, en
aarzelde eenige
oogen blikken of hij
spreken zou. Toen
zeide hij
„lk zoek een
man, vanwienmen
Voor al uwe drukwerken
S Wendt U tot de i
Sterckxstraat, 9-11 BRUSSEL
Specialiteit in koperdiepdruk 5
niiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiMiiiiiiiHMitiiiiiiiMiir
zegt dat hij dood is, Nora. Den man die jon en mij
bestolen heeft. Ik geloof niet dat hij dood is, ai
heb ik het gedrukt bewijs ervan ook gezien. Iets,
diep iri mijn binnenste zegt mij, dat het een leu
gen is. Ais hij dood is, waarom stel ik mij hem dan
altijd voor als levend, en bulkend van het geld
Zeg jij me dat eens
„Is dat lang geleden, vader, dat de mail waarover
n spreekt en altijd zoo prakkezeert, n bestolen
heeft
„Ja, voordat jij geboren werd daarom denk jij
er gemakkelijk over, maar ik kan liet niet vergeten,
en vergeven doe ik het óók niet Dat zal hij wel
bemerken, als li ij nog leeft en ik hem maar eenmaal
gevonden heb."
„Laten we maar denken dat hij dood is, vader,"
zei het meisje op smeekenden toon. ,.De gedachte
Zijn hefiigt
uitvallen waren altijd zoo precies eender, dat ze op het laatst daarvoor
geen belangstelling, zelfs geen nieuwsgierigheid meer gevoelde.
aan dien man, dat voortdurende tobben over het
onrecht dat hij u heeft aangedaan, hebben uw
leven verbitterd. Het zal misschien niet gemakkelijk
zijn, om dat te vergeten, maar wij kunnen het toch
probeeren, nietwaar? Dat tobben maakt u maar
ongelukkig en mij ook. Kijk eens, ik heb het carton
kiaarwij zullen het even bij den kruidenier gaan
brengen."
Hij rukte het carton uit haar vingers, scheurde
het in tweeën en wierp het in het vuur.
„Neen!" barstte hij uit. „Ik heb je niet hier ge
bracht, om hetzelfde ellendige leven van vroeger
opnieuw te beginnen Er zijn betere dingen die
jou te wachten staan, Nora. Jawel, Iet inaar eens
op mijn woorden. Kleed je aan, wij gaan uit
Zonder een enkele tegenwerping, zonder een
zucht zelfs, voldeed het meisje aan zijn bevel, en
zij gingen naar buiten.
Een groot aantal menschen, die door het mooie
weer uit hun kleine, dompige kamertjes waren ge
lokt, bevond zich op straat. Het meisje keek voort
durend met belangstelling en zelfs nieuwsgierigheid
om zich heen, maar Norton liep met gebogen hoofd
naast haar. Slechts nu en dan hief hij het hoofd
even op, om met intens-starenden, onderzoekenden
blik den een of anderen voorbijganger aan te zien.
Zoo hadden zij reeds meermalen door Londen's
straten geloopen, terwijl het meisje geen oogen ge
noeg scheen te hebben om alles op te merken, en
de man blijkbaar geheel in zijn gedachten verdiept
was.
Voor het meisje had het leven nog steeds zijn
aantrekkelijkheid armoede, de ziekte van haar
vader, en zijn bijna altijd slecht humeur hadden
in haar jonge hart alle hoop op betere tijden nog
niet gedood, en zij bleef nog ontvankelijk voor
mooie indrukken. Toen zij uit de vuile, morsige
straten in liet beter stadsgedeelte kwamen, de
schitterend verlichte straten van het West-End,
begonnen haar oogen te schitteren.
Met kinderen genoegen keek zij naar de ele
gante hoeren, de goed gekleede vrouwen, die
voor de groote winkels stonden of in rijtuigen en
auto's voorbijreden, Telkens greep zij haar vaders
arm, om zijn aandacht op het een of'ander te ves
tigen. en zij zou de zorg, het sombere beeld, dat
hem onophoudelijk achtervolgde, stellig vergeten
hebben, als hij niet nu en dan haar plotseling
had losgelaten en ais een verdwaasde was blijven
staan om den een of anderen goedgekieeden man
die hem voorbijging, na te staren.
,,Ur zijn er zóóveel," mompelde hij, terwijl hij
onophoudelijk naar links en rechts keek.
Nora voelde, dat de drukte wat vermoeiend was
voor haar vader, en daarom verliet zij de drukke
Oxford Street en voerde hem naar het betrekkelijk
rustige Portland Place Daar vond zij spoedig een
van die vele volks-theehuizen,' zij troonde hem
mee naar binnen en bestelde een kop koffie. Met
een zucht liet hij zich in een stoel vallen de rust
en het drinken deden hem zichtbaar goed, en hij
sloot de oogen, alsof hij duodop was.
Eenige honderden meters verder in de straat was
een groot hotel met restaurant, waar
in op dat oogenblik een omvangrijk
diner werd gegeven. De koffie werd
juist rondgediend, sigaren kwamen
voor den dag, en de ceremoniemeester
kondigde met luide stem een speech
van den „koning" aan. Aan het hoofd
van de voornaamste tafel zat de heer
Chalfont. Hij had flink gedineerd, en
tamelijk veei gedronken van de ver
schillende wijnen een groote, donkere
sigaar bengelde tusschen zijn lippen,
en zijn groot gezicht was hoogrood
gekleurd. Niettemin lag er een uit
drukking op zijn grof-gesneden trek
ken, die duidelijk aantoonde dat hij op
zijn hoede was, dat de kostbare en
overvloedige spijzen en de rijkelijk
genoten wijnen, die bij menigeen
van zijn medegasten hun verdooven
den invloed deden geiden, bij hem juist
ten tegenovergestelde uitwerking had
den uitgeoefend.
Zooals hij daar zat, was hij de ver
persoonlijking van krachtenbekwaam
heid hij kende zijn taak en wist ook,
dat hij ervoor berekend was.
Eenige meters van hem verwijderd
zat Jack. Het was nu reeds geruimen-
tijd geleden, dat hij zijn intrek had
genomen op Copthall Buildings, en
de overeenkomst die toen tusschen
hem enden heer Chalfontwasgetroffen,
had tot beider groote tevredenheid
zich als een zeer gelukkige doen
kennen, en het was meer dan gewone
vriendschap, die Jack gevoelde terwijl
hij zijn vaderlijken vriend gadesloeg.
Want cte heer Chalfont was verder ge
gaan dan hun overeenkomst hem
voorschreef, en hij had Jack, vooral-
in den iaatsten tijd, geheel en al be
handeld zooals een vader het zijn in het bijzon
der geliefden zoon zou doen.
Zeer spoedig, ofschoon bijna onmerkbaar, was
het ontvankelijke hart van den iongen man ge
wonnen door de goedheid en vriéndelijkheid van
den ietwat ruwen miliionnair, en met echte spijt
bekende hij zichzelf, dat hij eigenlijk heel weinig
te geven had in ruil voor al de weldaden, waar
mee de heer Chalfont hem had overladen. Hij'schrok
een weinig, toen hij in zijn overpeinzingen werd
gestoord door iemand, die hem op den arm tikte
met de opmerking
„De oude baas is weer op z'n best vanavond,
vindt u niet Een Croesus en een dictator in één
persoon vereenigd Als hij straks opstaat, dan be-
heerscht hij met enkele woorden ai die menschen
hier, en laat ze precies doen wat hij wil."
Jack glimlachte, en legde'tegelijkertijd met een
handgebaar den spreker het zwijgen op, want de
heer Chalfont had de groote sigaar uit den mond
genomen, en was opgestaan om te spreken.
Hij begon langzaam, zelfs eenigszins aarzelend
en onzeker, inaar toen hij eenmaal op zijn gemak
was en de toehoorders scheen te hebben vergeten,
ging hij voort met een soort ruwe, niet-aange'
ieerde welsprekendheid, die overal de aandacht
opeischte. Temidden v.an een' ademiooze stilte
zette hij in korte, krachtige trekken uiteen, hoe
de nieuwe vennootschap die hij wilde oprichten,
zou moeten zijn en welke de vooruitzichten waren!
„Die man wordt nog eens geridderd!" uitte de
man naast Jack zijn bewondering.
Maar Jack hoorde die opmerking niet, want hii
staarde zelf met een blik, die groote vereering te
kennen gaf, naar zijn weldoener.
Wordt voortgezet.)