4 '-V; 4".» ONS LAND IN WOORD EN BEELD 285 Zij kon den slaap niet vinden en dacht aan Jaap, die het kind, drukte hem een teederen kus op het yoor- misschöien om haar riep, of haar met zijn oogen zocht.hoofd en prevelde Ik weet, dat ik op u kan rekenen, juffrouw, u hebt Eindelijk, door vermoeienis overmand, sluimerde zij, met Arme lieveling, wat zal ik je missen... Weet me- het nog heden middag bewezen en nooit zal ik u ge- tranen aan de wimpels, in. vrouw het al? vroeg zij haar betraande oogen tot Ver- neeg dankbaar kunnen zijn. Alles was stil in huis. Buiten kwaakte nu en dan een donk verheffend. En Kees? Wees gerust, mijnheer, ik zal voor Jaapie zorgen, eend en blafte even de waakhond, die aan een* ketting Neen, nog niet, antwoordde hij met een snik. 3- Daar zal ik mij mee belasten, sprak de dokter. Verdonk zat bdj zijn zoontje, dat er in den ge tem per- die tevens een huisvriend was. den schijn der gaslamp nog bleeker uitzag. Jaap lag Hij zag hoe diep bedroefd beiden waren en dat zij Zijn gelaat verhelderde en haar hand nemend, ver- clgde hi j zooals ik het voor mijn zusje heb gedaan. Beiden gingen bewogen naar het bed, waar Jaap met gesloten oogen lag te hijgen. a0 r - Arm ventje, sprak Verdonk zacht en streelde de onbeweeglijk als was hij in een diepen slaap gedompeld, niet met de noodige omzichtigheid ce oude grootmoeder blende lokken van den knaap. zijn oogjes bijna gesloten en zijn teer witte handjes met zouden kunnen inlichten. Hij nam plaats naast het bed en bleef in-droef den fijn blauwe adertjes lagen op het dek en trilden van tijd Toen de weduwe even later met Kees binnenkwam, kleine bestaren. Het waren treurige dagen, die geen einde schenen te hebben en met angstige voorgevoelens werd de ziekte en liet het smalle gezichtje tegen zijn arm leunen. tot tijd bijna onzichtbaar. hoerde men niet anders dan het luid gesnik der vrouwen. Jaap, Jaapie, mijn klein manneke, lispelde Verdonk Verdonk had zijn gelaat afgewend en Kees keek strak met brandende cogen naar het lijk van zijn gevolgd. Meta gunde zich geen rust en wilde haar plaats aan het ziekbed aan niemand afstaan. Heb ik den knaap genoeg verzorgd? vroeg zij zich bij je. Het kind scheen hem niet te hooren en angstig her- broertje. Hij kon zich niet indenken, dat Jaap nu nooit haalde de vader meer kon spreken, nooit meer met hem kon spelen. Mijn eigen Jaapie, mijn ventje, zie eens, vader zit Toen kwam verlatenheid' over hem en als voelde hij reeds de eenzaamheid, drong hij zich tegen Meta aan, telkens af. Heb ik wel goed mijn plicht gedaan en zou het niet mijn schuld zijn, dat hij nu ziek is? Had ik hem hij heete tranen. De angst beknelde zijn hart niet moeten binnenhouden? Al die bange vragen gleden haar door het hoofd, wan neer zij, naast zijn bed gezeten, zijn mager geworden in de half geloken oogjes, die zonder glans schenen te gezichtje beschouwde, terwijl hij ijlend wartaal sprak en zijn. I te woelen. En dan, bang zijn zoontje te zullen verliezen, stortte die hem begreep en haar arm om zijn hals sloeg en zijn donker hoofd tegen zich aandrukte. Als Jaap hem eens ontnomen werdZij zoende hem voor de eerste maal. teeder als een Hij sloeg het kind aandachtiger gade en keek hem ltefhebbende moeder en zei zacht Ik zal altijd veel van jou houden. Kees. En plotseling begon hij luid te snikken, wierp zich Jaapie schreeuwde Hij plots luid en nam hem aan de borst van zijn vader, die hem trachtte te sussen Maar als hij ontwaakte en haar even toelachte, aan in vertwijfeling op zijn knieën, vlijde het hoofdje tegen en bem meenam naar zijn werkkamer, nam zij verheugd zijn hand, zei hem, dat hij gauw zou zijn borst. Daar, Kees op den knie van zijn vadeT, hielden zij genezen en vroeg of hij elkaar lang en innig omvat, graag had, dat bij hem bleef. Dan knikte hij tevreden en lispelde Altijd bij me blijven, juf. Dat beloof ik je, Jaapie, luidde dan ernstig haar ant woord. Doch Verdonk, die zag hoe Meta zich inspande en weinig rust genoot, stelde voor een verpleegster te ne men. Meta smeekte hem daar van af te zien en vroeg hem met tranen in de oogen, of zij haar dienst dan niet goed verrichtte 't Is omdat u rust noo- dig hebt, juffrouw, ant woordde Verdonk, als u nu ook eens ziek moest wor den Ik heb zoo iets al meer meegemaakt, mijnheer, en nooit heb ik er wat van ge weten. Even keek hij naar haar vermoeid gelaat en de don kere kringen om haar oogen en zei op beslisten toon Van nacht blijf ik bij hem en ik gebied u naar uw kamer te gaan. Maar mijnheer... Niets aan te verande ren, juf, ik wil het. Zooals mijnheer ver- kiest, zei Meta metdof festem. Zij moest gehoorzamen, alhoewel zij Jaap beloofd had, bij zijn bedje te zullen blijven, hem niet te zullen ver laten. als waren zij bang elkander te moeten missen. De dokter nam afscheid en de chauffeur bracht hem weer per auto terug. Diepe, heilige stilte heersch- te in het sterfhuis, nauwe lijks gestoord door het ge dempt spreken der bewo ners, die met rood behuilde oogen, elkaar zochten te troosten. Kronen en bloemen, blank en onbevlekt als een kinder zieltje. kwamen toege stroomd. en toen de licht gele kist met het zwarte rouwkleed in den dooden- wagen geplaatst was, gin gen beiden verloren onder de prachtige blankheid der kry santen. Familie, schoolkinderen en kennissen volgde den rouw stoet naar het dichtbij ge legen kerkhof en strooiden een schop aarde op de kist, die na het zingen van lie deren, uitgevoerd door een klein koon in het graf was neergelaten. De droeve plechtigheid was afgeloopen en Ver donk stapte met Kees aan de hand langs de graven, toefde even bij dat zijner vrouw en begaf zich naar huis, waar hij zich in zijn zijn werkkabinet opsloot. Het knaapje loosde, bijna onhoorbaar, drie zuchtjes; Het sloeg zes uur en de tafel stond gedekt, doch Ver zijn rein kinderzieltje was het lichaam ontvloden en de donk verscheen niet. vader hield enkel het lijkje in zijn armen, dat hij wee- Zal ik mijnheer gaan waarschuwen, mevrouw, Zij was immers maar een ondergeschikte en elk bevel nend omklemde. Dan legde hij het kind in zijn bed en vroeg Meta mijnheer beeft de laatste dagen bijna was haar een wet - VLAGGEFEEST TE EVER GEM Op 25e Juli vierde Br V. O. S. van Evergem zijn Vlaggefeest onder de grootste belangstelling van verre en bij. Hierbij een foto, genomen na het overhandigen van de nieuwe vlag. De toegestroomde menigte leent volle aandacht aan den heer Filiep De Pillecyn, die een passende en warm-toegejuichte feestrede hield. (Foto René Govaert, Evergem). met een straaltje hoop nog, dat het een flauwte zou niets gebruikt. Als je zoo goed wiil zijn, kind. Meta klopte aan de deur zijner werkkamer en zei iets uit om haar verblijf in de ziekenkamer nog wat te kon enkel den dood bestatigen en Verdonk condoleeren. dat het maal gereed was. Meta, door het aanhoudend geblaf van den hond, uit k°m- luidde dof zijn antwoord, haar lichten sluimer gewekt, zat naar de ongewone Hij draaide den sleutel om en volgde Meta naar de Zij gaf Verdonk de noodige inlichtingen maar kon zijn, ging hij den chauffeur wekken en zond hem met zich niet van den kleine verwijderen, vond telkens weer den auto om den geneesheer. De dokter kwam, doch iets uit om haar verblijf in de ziekenkamer nog wat te rekken. Ze keek elk oogenblik naar het ventje, dat zoo stil lag, alsof hij niet meer de kracht had te ademen. Toen de klok tien uur sloeg, duwde Verdonk haar drukte j,uis te luisteren. zacht de kamer uit en sloot met een juf, de deux. Meta begaf zich nog even naar Kees, die blozend van wel te rusten, Er is iets niet goed, schrok ze, zou Jaap erger P'aats genomen. eetzaal, waar de weduwe en Kees reeds hadden zijn? gezondheid lag te slapen, niet vermoedend, dat de dood sloeg in aller haast baar morgenjapon om en jas grond en riep woedend ziin htrwtnHi»Wh»sie \JZrA* snelde beneden, waar Verdonk en Trrn bij het wrfu^ Zonder een woord te spreken werd een weinig ge bruikt en plotseling, onverwacht, wierp Verdonk een zijn broertje reeds beloerde. Zij trok het dek wat hooger op, stopte het onder het hoofdkussen vast en ordende traag zijn kleeren. Liefst had zij den ganschen nacht doorgewerkt, daar zij geen behoefte aan rust gevoelde. Zij hoorde in de aangrenzende kamer den slependen steund had. tred der weduwe op het vloerzeil en haar gedempt snik ken klonk tot Meta door. Even stond zij in beraad om de grootmoeder te gaan Waaraan heb ik dat verdiend? Waarom worden mij die dierbare wezens ontnomen? Allen schrokken op, want nooit had men hem in zoo n drift gezien. Zijn oogen puilden uit het hoofd, zijn mond was ver wrongen en hij rukte aan zijn haren, terwijl- hij met Hij geleidde haar naar een stoel en bood haar een 2jjn voet een stoel om stiet, die hem in den weg stond. bedje stonden te snikken en de dokter de oogen van den doode toedrukte. Dood, Jaap is doodstamelde ze schor, en ze zou gevallen zijn, indien de dokter haar niet spoedig onder- De kleur op haar wangen kwam terug en schreiend angstig aan ----- i—* tis- j~ 1—.---- fluisterde Kees begon te schreien en de weduwe keek haar zoon troosten, maar wat moest zij haar zeggen? Was er ZC€9 z^'j voor bet bedje op de knieën en nog wel hoop? Had de dokter, die dien dag driemaal geweest was, niet op haar vragen zijn schouders opge haald, zelf niet wetend, hoe het verloop zou zijn? Was hij krankzinnig geworden? Zoo had zij hem nog Ik had zoo graag bij je gebleven, ventje, maar ik nooit gezien, zelfs niet bij het afsterven van zijn vrouw, mocht niet, vergeef het mij, vergeef het mij. Kalm was Meta opgestaan en naar hem toegetreden, Diep geschokt door haar smart en haar toewijding, ze legde teer haar hand op zijn arm en zei Zij klom de trap op, doch kon niet besluiten, zich te legde Verdonk zijn hand op haar schouder, zeggend Bedaar, mijnheer, voor den wil des Heeren moeten ontkleeden het was, of zij door een onzichtbare hana- Hij heeft u niets te vergeven, omdat u niets mis- wij het hoofd buigen. Hij heeft u deze beproeving op werd tegengehouden en of men haar toeriep ga naar daan hebt, juffrouw. Kom, laten wij de kracht bezitten, gelegd; wie kan Zijn handeling doorgronden? Wij moe beneden, je hebt Jaap beloofd bij hem te zullen blijven. dit leed moedig te dragen. ten in Zijn wil berusten en voor die berusting kracht Was het niet haar plicht te doen wat zij gezegd had? Ik hield zooveel van hem en hij van mij. in het gebed zien te vinden. Had haar vader haar niet steeds ingeprent een gedane Ik weet het, en ik kan u niet genoeg danken voor (Wordt voortgezet.) belofte te volbrengen? de liefderijke, innige zorgen hem gewijd. Een moeder, Langzaam ontkleedde zij zich, legde een ochtendjapon vervolgde hij met stokkende stem, had niet méér voor ER WORDT VEEL GESPROKEN thans, over gereed om aanstonds te kunnen aanschieten, indien men haar kind kunnen doen. de chicorei «Trappisten Vincart, welke, naar het in den nacht haar diensten soms noodig had. Meta was opgestaan en streelde de fijne handjes van schijnt, extra koffie maakt. 334

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 13