Wa s fa Wijding aan het Heilig Hart te Wervick HEILIG HART FEESTEN TE MECHELEN 302 ONS LAND IN WOORD EN BEELD Zicht op den historische» stoet die de stad doorkruist. Boven Het volk gedurende de plechtigheid van de Triomfboog luisterrijk versierd aan het begin der Nieuwstraat. rNlvTï^^BZlK' Standbeeld van Het Heilig Hart aan wien de stad Wervick wordt gewijd. De heer Van Cauwelaert, Burgemeester van Antwerpen voert het woord tot de menigte. Z. Monseig, Van Roey neemt den stoet in oogen- schouw. linq gedaald en ik had neg al voorraad... maar wij kun nen er tegen... Ik heb niet lang tijd om te tafelen, haastte hij. Ik zal u later wel meer van mijn reis ver ted len. De stemming was gedrukt, alleen Kees praatte onbe zorgd over de school en zijn vriendjes. Zoödira Meta zich onopgemerkt kon verwijderen, spoedde zij zich naar zijn werkkabinet. Hij sloot de deur achter haar en zei met een snik Meta, er is niets van hem te bespeuren. Ik heb alle oolitiekantoren, alle bureelen van den Burgerlijken Stan* afgesjouwd, niets, niets... Wanhopig sloeg hij zijn handen voor zijn gezicht en viel in een zetel neer. Meta leunde haar hoofd tegen den muur, haar wezen was wit als krijt en haar oogen stonden vol tranen. Zij ken geen woord uitbrengende smart beheerschte haar en zachtjes zeeg ze, alvorens hij het kon verhinderen, langs den wand, op den vloer. Zij had het bewustzijn verloren. Hij knielde verschrikt bij haar neer, fluisterde haar de zoetste namen toe en bevochtigde met reukwater, dat hij in de kamer zijner moeder haastig gehaald had, haar slapen en polsen. Zij sloeg haar oogen op en lispelde voor het eerst zijn naam Henri. Het klonk hem als hemelsch muziek in de ooren en haar oprichtend, liet hij haar in zijn armen rusten en zoende haar hartstochtelijk. Een oogenblik leunde zij haar hoofd tegen zijn borst, maar dan, den eed indachtig, trok zij het terug en zei Ik heb een stond vergeten, dat ik niet het recht heb u toe te behooren. Ik schaam me, geen meester over me zelve te hebben kunnen blijven. Meta, lieveling, hoe is het mogelijk dat je mij zoo n verdriet kunt aandoen?Kom, liefste, vergeet dien eed... Nooit, zei ze beslist. Wij hebben geen bewijs van zijn dood, dus ben ik niet vrij. Denk dan toch aan ons beider verwoest leven... Meta, heb ik niet reeds genoeg geleden? Waarom doe je mij een nieuw verdriet aan? Handenwringend en ai haar zenuwen gespannen, stond het jonge meisje voor hem en zei Een eed is heilig, daar valt niet mee te spotten, en al is mijn lijden even groot en smartelijk als het uwe, ik moet die heerlijke toekomst en jouw innige liefde ver zaken. Eensklaps greep hij haar ruw bij de schouders en heesch klonk zijn stem, toen hij haar toebeet Je hebt mij niet lief, anders zou je zoo niet tot mij spreken en me niet zoo onbarmhartig pijnigen. Zij richtte zich in al haar lengte op, keek hem vlak in de oogen en zei Ik heb je lief, meer dan ik ooit den andere heb liefgehad, maar je weet, ik ben niet vrij. Morgen ver trek ik, vervolgde1 ze met een zucht; ons leven zou een strijd zijn en misschien zou ik eens mijn plicht ver geten en een meineedige worden. Stom van pijnlijke verbazing keek hij haar aan en kon er eindelijk uitbrengen Dus je vertrekt? Ook dat nog? Het is voor ons beider bestwil. Hij wendde zijn gelaat af en bleef met de handen zijn hoofd steunend voor zijn schrijftafel zitten. Meta opende zacht de deur en verwijderde zich. Zonder afscheid te nemen vertrok zij 's morgens, na een siapelcozen nacht, met een zeer vroegen trein. Eens nog, eenige maanden na haar vertrek, ontving zij een brief van Verdonk, die haar aan haar belofte, hem vóór zijn reis gedaan herinnerde, en haar schreef, hoe vurig hij haar nog beminde. Hij vertelde van Kees, hoe die nog dagelijks over de goede juf sprak en dat zijn oude moeder Meta niet vergeten kon. Zij vond niet de kracht hem te antwoorden en ver zocht haar vader hem te willen schrijven, waaraan de predikant voldeed en tot slot er bij voegde „Mijn doch ter heeft maar één woord.-' Twee jaar nadien, den druk, den last des levens en het diepe leed harer hopelooze liefde niet meer kunnende dragen, sliep zij zacht in, tevreden haar eed niet ge schonden te hebben... De Eerw. Heer Kan. Brackx spreekt tot het volk

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 14