ONS LAND IN WOORD EN BEELD 309 je aan de politie over te leveren, tegen je te getuigen en dan te wachten totdat het vonnis zou zijn vol trokken." Chalfont bevochtigde met zijn tong zijn droge lippen, alsof hij in den geest het afschuwelijke too- neel van zijn terechtstelling zag. „Maar ook daarover," ging Norton voort, „heb ik al zóó dikwijls nagedacht, dat ik er genoeg van kreeg. Maar denk-erom zeide hij plotseling heftig en met fonkelende oogen, „ik kan het nog doen Dat hangt ervan af „Van wat vroeg Chalfont kortaf en heesch. Zijn zelfbeheersching keerde langzamerhand te rug, en het bewustzijn van den zakenman deed zich weer gelden. Hij zag, dat zijn doodvijand zeer oud was voor zijn leeftijd, lichamelijk zwak, en alleen te vreezen, omdat hij in het bezit was van een voor Chalfont zeer gevaarlijk geheim. „Kijk eens, Norton, wij kennen elkaar langer dan vandaag. Je weet dat ik geen man ben die zich zonder meer in een hoek laat zetten...." „Ik zou je naar de galeien kunnen laten zepden," viel Norton hem woest in de rede. „Toegegeven Of neen, zoover zou het niet komen. Maar laten we elkaar niet met groote woor den trachten te overbluffen. Je hebt mij in je macht, en ik steek de handen op." Hij deed het inderdaad, en liet daarna zijn armen weer langs het lichaam vallen. „Laten we zakelijk zijn. Wat verlang je Geld natuurlijk, nietwaar „Ik weet het niet," antwoordde Norton met een drogen kuch. „Jarenlang heb ik daarnaar wel verlangd, maar als het alleen voor mijzelf*'was, dan zou ik nu misschien geen cent willen hebben van alles wat je bezit. Door een opening tusschen de gordijnen heb ik je eenigen tijd be spied, en terwijl ik dat deed, vroeg ik mijzelf af, of het? niet de zwaarste straf voor je zou zijn, als ik je liet voortleven zooals je tot dusver hebt gedaan in altijd onrustig en angstig wachten, of ik nu eindelijk zou komen opdagen Ik heb geruimen tijd je gezicht gadegeslagen, Bradshaw, en als ooit iemand een vagevuur op aarde heeft gehad, dan ben jij het geweest." „Dat is volkomen waar," gaf Chalfont op zakelijken toon toe. „Ik heb al die jaren in een vagevuur geleefd zooals je terecht zegt." Norton knikte tweemaal. „Ja jij met al je geld, de „groote" Chalfonto, ik weet alles omtrent je doen en laten. Reeds jarenlang las ik dikwijls in de couranten bijzonderheden over je, zonder te weten, dat je niet Chalfont, maar Bradshaw waart. Al dien tijd heb je in het bezit van een reusachtig vermogen geleefd, en toch, toen ik je zooeven bespiedde door het venster van dit prachtige huis, toen kwam de gedachte in mij op, dat ik, dien je van zooveel hebt beroofd, nog niet zulk een ellendig leven heb gehad als jij." „Zeer waarschijnlijk," antwoordde Chal font grimmig. „Is het geluk je niet gunstig geweest, Norton Norton wierp een blik op zijn magere handen, op zijn afgedragen, versleten klee ding, en zeide niets. „Het spijt mij," zeide Chalfont. „Ik ver onderstel, dat het geen doel heeft, ver ontschuldigingen te maken,wacht even onderbrak hij zichzelf, daar Nor ton het hoofd schudde, „maar één ding wil ik toch zeggen, en dan zal ik er niet meer over spreken. Ik wist dat men mij op de hielen zat, en dat ik zonder geld niet zou kunnen wegkomen. Met tegenzin heb ik je bestolen ge kunt het gelooven ot nietwant ik had sympathie voor je opgevat, en bovendien had je een vrouw...." „Zwijg over haarschreeuwde Norton op schrillen toon, terwijl hij opsprong en een klauw- achtige hand met dreigend gebaar naar den million- nair uitstrekte. „Je hebt haar dood op je geweten Durf je nog over haar te spreken Chalfont boog het hoofd als een, die zich schuldig weet en zijn vingers grepen krampachtig de stoel leuningen. „Het spijt mij," mompelde hij, bijna onhoorbaar. „Ik zou er veel voor over hebben, als.... maar och, er is nu tóch niets meer aan te doen. Maar laten we nu zaken doen Wat wil je Je hebt het maar te vragen,* dan zal ik het doen.... maar zèg het dan tenminste „Ja, ik kan alles krijgen wat ik hebben wil," zeide Norton peinzend. „Als ik er goed over nadenk, dan heb ik ook recht op alleshet geld, dit mooie huis, alles wat je bezitWaarom zou ik mijn rechten niet laten gelden Zijn stem begaf hem. „Wel ja, waarom niet?" vroeg Chalfont on geduldig. „Ik stel voor, dat je er bezit van neemt. Het heeft mij weinig geluk aangebracht ik ver onderstel, dat er een vloek op al mijn geld rust. Neem het! Ik kan wel teruggaan „Dat kun je niet," antwoordde Norton met kalmen nadruk, alsof hij de eenvoudigste zaak ter wereld constateerde. „Ik behoef maar even te bellen, de politie te laten komen, en...." „Ik weet het, ik weet het," viel Chalfont hem op bijna onverschilligen toon in de rede. „Maar dat ben je niet van plan, anders zou je de politie wel hebben meegebracht. Je bent hier gekomen om een accoord met mij te treffen. Je bent van plan om over de zaak te zwijgen. Kom Norton, ik heb lang genoeg met je samengewerkt om je zoover te kennen Het is niet je bedoeling om mij in de gevangenis te brengen. Wat wil je eigenlijk „Geef me wat te drinken," zeide Norton, terwijl hij op een karaf whiskey wees. Langzaam, half werktuigelijk, vulde Chalfont het glas, en even langzaam dronk Norton het leeg, terwijl hij den millionnair onafgebroken bleef aan staren. Toen hoestte hij, en de hand tegen zijn borst drukkend, zeide hij „Al je geld zou mij nog maar heel weinig baten, Bradshaw. Begrijp je mij? Ik ben ten doode op geschreven Het is dan ook niet aan mezelf dat ik denk, of tenminste maar in zeer geringe mate. Ik ben niet alleen..ik heb nog een dochter, het meisje, dat mijn vrouw het leven kostte." Chalfont schrok, zonk achterover in zijn stoel, en staarde met somberen blik naar Norton's schoe nen in een daarvan was een groot gat, dat hem als een oog met beschuldigenden blik scheen aan te staren. „Een meisje zeide hij, de wenkbrauwen fronsend. „Ja, een meisje," herhaalde Norton. „Een goed, en ook een mooi meisje, al zeg ik het zélf. Zij heeft al mijn leed en mijn zorgen gedeeld, en als ik haar niet had gehad, zou ik ree.ds lang van verdriet en ellende gestorven zijn." Hij keek met droevigen, wezenloozen blik de kamer rond. „Niet aan mijzelf denk ik, maar aan haar. Je kunt mij de jaren niet teruggeven, waarin ik door jouw schuld niets anders dan armoede en ellende heb gekend, maar je kunt wél veel vergelden aan hóar." „Goed zeide Chalfont, op denzelfden toon als waarop hij het een of ander zakelijk voorstel zou hebben aangenomen. „Je wilt dus, dat ik geld geef voor jezelf en voor haar. Dat is gemakkelijk ge noeg."* Hij stond op, ging naar zijn brandkast en nam er een cheque-boekje uit. Bijna tegelijkertijd scheen hij echter tot andere gedachten te komen, want hij legde het boekje weer weg en wendde zich een oogenblik later weer tot Norton, een bundeltje bankbiljetten in de hand houdend. „Geld is er genoeg," zeide hij. „Kon ik daarmede mijn schuld tegenover jou maar vereffenen Hier, neem dit, en berg het goed wegJe behoeft het niet te tellen het is alles wat ik op het oogenblik in huis heb. Je kunt meer krijgen.... zooveel als je maar hebben wilt." Norton nam het pakje bankbiljetten aan en keek ernaar met bijna doffen blik. Hij wist dat het een groot bedrag was, te groot voor hem misschien om de waarde ervan te beseffen. Langzaam en zorgvuldig stak hij-het geld in den zak. „Dat is voorloopig genoeg," zeide hij toen. „Maar ik verlang toch nog iets anders." „Dat begrijp ik," antwoordde Chalfont met een hoofdknikje. „Je wilt mij natuurlijk? alles ontnemen, daar twijfel ik niet aan." „Alles, en nog meer," zeide Norton. „Begrijp je mijn bedoeling, Bradshaw? Nog slechts eenige minuten geleden wist ik eigenlijk^niet wat ik doen zou, maar nu héb ik hetBradshaw, ik ben ten doode opgeschreven." „Mallepraat," zeide Chalfont. „Je hebt kou gevat, en nogal flink, maar jij en ik zijn te taai om daaraan maar dadelijk te sterven. Je zult nog lang genoeg leven om mijn begrafenis te zien." Norton schudde ontkennend het hoofd. „Het is met mij gedaan," zeide hij op somberen toon, „en ik moet om Nora denken. Jij moet voor haar zorgen, als ik er niet meer zal zijn, Bradshaw, je moet een dame van haar maken, daar heeft zij recht op. Als je mij niet bestolen had, dan zou ik een aardig bedrag hebben gehad om te beginnen, en dan ware fk misschien even rijk geworden als jij nu bent...." „Daarover zullen we maar niet praten," viel Chalfont hem in de rede. „Je wilt dat ik voor je dochter zorg dat zal ik doen. Je kunt mij vertrouwen." „Niet verder dan ik je zie!" antwoordde Norton met een droog kuchje. „Ik ver trouw je voor geen cent, maar ik heb je in mijn macht. Alles wat er tusschen ons is gebeurd heb ik zwart op wit gezet, en dat papier zal ik aan Nora geven. Tracht je ons wéér te bedriegen, dan zal zij de rekening wel met je vereffenen." Chalfont streek met de hand over het voorhoofd. „Ik geloof dat ik je wel begrijp," zeide hij. „Je legt mijn vrijheid, mijn leven zelfs, in de handen van je dochter." „En"meer dan dat," antwoordde Norton, „ook den goeden naam, de reputatie die je onverdiend geniet, leg ik in Nora's han den. Je hebt het ver gebracht, Chalfont, je bent trotsch op hetgeen je hebt bereikt, iedereen kijkt tegen je op en heeft respect voor je. Het is niet meer dan natuurlijk, dat je ernaar verlangt, een goeden naam achter te laten na je dood, en dat erover je zal worden gesproken als „de groote heer Chalfont, die zulk een vooraanstaande positie bekleedde, die zoo royaal was en zoo goed voor arme menschen." O, ik heb wel gelezen, dat je hoopen geld hebt weg gegeven, en al het andere goeds, wat van je verteld en over je geschreven is. Het kan je toch niet aangenaam zijn, dat na je dood bekend zou worden, dat je in plaats van alles wat men dacht, slechts een gewone dief en bedrieger zijt geweest, en eigenlijk ook een moordenaar...." Chalfont strekte afwerend de hand uit. „Je behoeft niet zoo te schreeuwen," zeide hij onrustig. „Jack.... ik wil zeggen, er is iemand boven, die je kan hooren, als je zoo schreeuwt. Natuurlijk komt hij dan naar beneden, enHij haalde onverschillig de schouders op. „Bovendien heb ik niet gezegd, dat ik niet wil doen wat je gevraagd hebt." „Natuurlijk zul je het doen," zeide Norton. „Ik wil, dat je alles wat je bezit, tot den laatsten cent toe, aan Nora zult nalaten." Er heerschte gedurende eenige oogenblikken een diepe stilte. Chalfont had de.lippen vast opeen geklemd en staarde met somberen blik naar het gat in Norton's schoen. Hij dacht aan het testa ment, dat in zijn brandkast lag, en dat hij .nog slechts behoefde te onderteekenen. Nu moest hij Jack, dien hij had liefgekregen als een zoon, alles weder ontnemen wat hij hem had beloofd. Was er geen enkele uitweg Een enkel oogenblik kwam de natuur van den man, die door succes, weelde, macht en aanzien in den loop der jaren op den achtergrond was ge drongen, met volle kracht weer naar voren. Er lag een onheilspellende uitdrukking in den blik, die langzaam van Norton's schoenen langs zijn sjofele gestalte omhoog gleed naar zijn gezicht. Er fonkelde moordlust in de oogen van den gewezen goud zoeker, een enkel oogenblik maar, toen viel hij weer terug in zijn stoel. Een moord zou hem niets baten Norton's lijk zou een felle aanklacht tegen hem zijn, de waarheid zou bekend en verspreid worden als een loopend vuurtje, en vooral.... Jack zou alles weten! (Wordt voortgezet) „lk wil, dat je alles wat je bezit, tot den laatsten cent toe, aan Nora zult nalaten."

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 5