GLOBE ONS LAND IN WOORD EN BEELD 333 keukentje door, den tuin in ze scharrelde over het heggetje en klopte aan de achterdeur van Jacob Vin. Hallo, kwam deze. Wat is er aan 't handje Gejaagd vertelde Mevr. Klungel. Gij moet hèm zijn, besloot ze, hem bij de jas mee trekkend. Ze hebben hem nooit gezien ze zullen net niet merken. Maar protesteerde Vin verbaasd. Gauw! snerpte ze... Sluip naar boven en kruip in zijn bed. Denk er om gij blijft slapen als 'n os Vin gehoorzaamde Mevr. Klungel hoorde, terwijl ze beneden aan de trap stond te luisteren, al ras de bed- veeren kraken. Toen betrad ze de voorkamer. Hij slaapt als een roos, zei ze. Maakt hem niet wakker Hij heeft de heele week nog niet flink ge slapen. We zullen hem niet storen, zei de dokter, en toen ging hij, gevolgd door den anderen heer, zachtjes de trap op en gluurde de kamer in. Meneer Vin sliep, en verroerde geen vin toen de twee op hun teenen naar het bed slopen en hem bekeken. Na een minuut keerde de dokter zich om en ging de kamer uit. We komen nog w.el eens terug, zei hij. Ja, meneer, zei juffrouw Klungel, wanneer De twee heeren wisselden blikken. Dat weet ik nog niet, sprak de geneesheer, 't is druk... We zullen maar riskeeren dat we hem eens wakker treffen. Ze vertrokken en vol verslagenheid kwam Mevr. Klungel bij Jacob terug. Ik vertrouw ze niet, sprak ze. Ge moest er maar in blijven lig gen tot Wii'm er is... als ze eens terugkomen... Mij best, zei de goed hartige Vin. Ga dan even aan mijn vrouw zeggen dat ik_ wat met Wim blijf praten. Hij stak een pijp op en las de krant, tot er weer geklopt werd, 't geen hem aanstonds in slaap deed vallen. Mevr. Klungel, die benedien zat, ging open doen, en liet haar man binnen. Hoe sidderde deze van be zorgdheid en woede, toen zij hem vertelde van 't bezoek Dan stoof hij de trap op en bleef staan staren op de sluimerende gedaante van den buurman. Kom mijn bed uit, zei hij eindelijk. O, zijt gij 't, zei Vin, zijn oogen openend. Kom mijn bed uit, her haalde de andere, 't Is wat moois kan ik niet eens een glaasje bier gaan drinken zon der de halve buurt in mijn bed te krijgen. Hoe is het met ruggetje vroeg Jacob tee der'. Klungel werd rood. D'r uitriep hij, zoodra hij adem genoeg had om te roepen. W-irn, kwam de stem va Mevr. Klungel van de trap. Hallo riep haar man terug. Hij moet er in blijven. Die heeren kunnen ieder oogenblik terug komen, en ze denken dat hij u is. Wat brulde Klungel, met stijgende woede. Snapt ge 't niet legde Vin uit. Ze hebben mij nu eenmaal gezien nu heb ik 't ongelukkige ruggetje. Even stond Klungel sprakeloos. Toen vond hij 't. 't Is over tienen, zei hij, als ze nu nog komen doen we niet open. En morgen... Ik kan morgen wel terug komen, zei Vin, 't komt goed uit dat ik toch geen werk heb. Waarom kijkt ge zoo leelijk Wim Doet uwen rug weer pijn We moeten nog ergens om denken, ging de stem van Mevr. Klungel bedachtzaam voort... De fondsdok- ter en die andere heer kennen Wim. Die kunnen ook ieder oogenblik terugkomen. Dus moet Jacob er morgen ochtend vroeg weer zijn, als hij ons helpen wil, en dan moeten er twee Wimmen in bed liggen, en als dan het eene stelletje komt moet de eene Wim er gauw uit en de kleerkast in, en alls de andere Wim ik bedoel de andere lui komen, moet de andere Wim neen, Jacob gij begrijpt me wel De goedhartige Vin zou 't wél doen Broederlijk in 't ééne bed brachten ze samen den olgenden dag van 's morgens zes tot 's avonds tien door, kaartspelend en luisterend of er ook geklopt werd. In den avond waren beiden mee en landerig en ze wis selden gezouten opmerkingen over dokters en bezoekers, die kwamen en niet kwamen. 't Kan wel 'n week duren, zei Jacob Vin. Gij hebt er wat aan maar wat krijg ik De helft Wim Klungel voelde zich 't bloed naar 't hoofd sprin gen, maar hij dwong zich tot kalmte. Als ik 200 frank krijg, zei hij, krijgt gij er 100 van. En als ge meer krijgt Dan zullen we verder zien, zei Klungel vaag. Vin kwam ook den volgenden dag zijn taak vervul len, maar er gebeurde niets. De heer Klungel begon te zeuren over de vrije kost en inwoning, die zijn vriend genoot. De heer Vin werd welsprekend over 't loon, dat zijn onmisbare hulp verdiende. Den vierden dag kwam er aan zijn hechtenis een einde. Geklop op de deur mannenstemmen pijl snelle verschijning van Mevr. Klungel. 't Zijn Jacob z'n lui, sprak ze, gehaast fluisterend. Wim weg Wim Klungel verdween ijlings in de kleerkast en de heeren mochten binnen. Hm, hij ziet er beter uit, zei de dokter, Jacob Vin aankijkend. Veeil beter, zei de ander. Mevrouw Klungel schuddie het hoofd. Met z'n rug is 't nog lang niet in orde, zei ze. Kunt gij daar niets aan doen Laat me maar eens kijken, zei de dokter. Jacob Vin rees overeind, en de dokter keek verbaasd wijl Mevr. Klungel de kamer uit glipte. Ze is zoo gevoelig, zei Jacob, ze kan mij niet zien lijden. Hij verdroeg het onderzoek heldhaftig, leelijke ge zichten trekkend als de dokter hem aankeek, en verkla rend dat de veer er uit was. Probeer nu eens te loopen, zeide de dokter. De tijden zijn slecht en ieder moet trachten zijn brood te verdienen. De vrouw in onze dagen, welke onafhankelijk wenscht te blijven, werkt als concurrente van den man; reeds hadden we de dactylo s, de chauffeuse, de telefoniste, hier zien we de vrouw als fotograaf optredende. Ze heeft er geen schrik van om zich op te houden voor de terrassen der koffiehuizen, trachtend haar sla^ te slaan bij de gemakkelijk neergezeten verbruikers of de vreemde bezoekers der stad aan te klampen. EEN LOOPWEDSTRIJD Een dikbuikige, vuurroode agent zwierde met zijn gummistokje voor een nieuwsgierige menigte, die als ha ringen in de ton voor een koord drumde. De veldloop ging aanvangen honderden lijvekens we melden in bonte schakeering dooreen, ongedurig zenuw achtig naar het sein hunkerend. Een laatste naamafroe- ping, een kortafgebeten Present een pistoolschot en daar holde de heele bende de brug over, gevolgd door een heel regiment wielrijders. In de verte klawetterden de nagels op de kasseikop pen, maar 't getrip trappel smolt ras weg in geroezemoes van de menigte. Tien minuten verstreken; nu kwam de beurt aan de seniors, 't Was een woelige, onhoudbare bende en vóór 't schot gelost werd, waren ze reeds de pijpen uit onder 't gevloek van een sportcommissaris wiens revolver niet afging. De sportieve Lokeraars stonden hier en daar in groepjes verspreid met hun uurwerk in de hand, nieuws gierig gapend naar het gat van de straat of er geen voorloopers in het zicht waren. Trage langgerekte minuten verstreken, toen er plotse ling een heele troep wielrijders te voorschijn kwam. In hun midden vlekte een zwart-wit lijveken, ja, 't was ne Lokereire hij holde voorbij onder de vivats van het groepje. De rest volgde in langgerekte rij, trekpootend, volhoudend tot 't eind. Een boerke stond achter af en was niet een weinig in zijn schik, want dé recordman was uit zijn wijk. Joa, Stien, 't is effenaf manefiek gelupen Een andere zag Klopken van Rums in zijrt verbeelding reeds kampioen van België. Prost, jongen, daor zit wa bij in da kade eken Bij een belgerinkel staarden de toeschouwers om; d'eerste seniors trippelden over de straat. Opgepast, 't zijn de grooten, mannen De Fleurquin hield den kop en weer als de vorige jaren veroverde hij den palm. De achterblijvers plakten met de voeten als afgewerkte paarden en klits-kletsten maar voort tot aan de eindmeet. Maar de staartloopers waren van geen tel meer en 't groepje haastte zich naar de Markt om bij de Guiden de prijsuitreiking bij te wonen. Richard GOOSSENS, Lokeren. Jacob Vin keek droef-verwijtend. Ge kunt niet loopen omdat ge denkt dat ge het niet kunt, sprak de geleerde. Dat is alles. Ge moet er toe gelokt worden, net als een kind. Wacht, ik weet wat... Hij nam een briefteschje van den anderen man aan en opende het. Drie honderd frank, zei hij. Wilt ae ze tellen De oogen van Jacob Vin schoten vonken. 't Is uw eigendom als gij door de kamer kunt loopen, sprak de dokter, en 't van dien meneer aanpakt. Eerlijk vroeg Vin, terwijl de ander met 't de bankbriefjes achteruitging en hem aanmoedigend toe lachte. Eerlijk en werkelijk, zei de dokter. Met een sprong was Jacob Vin 't bed uit en bijna tegelijk greep hij de banknootjes. Geluidloos trachtte Wim Klungel door de kier van de kastdeur zijn gevoe lens in gebaren over te brengen. Snel trok Jacob Vin zijn ldeeren aan met de heeren verliet hij de kamer. Mevr. Klungel stormde met een verschrikt gelaat op hem af. Uw rug riep ze. 't Is uwe dood Ga gauw weer in bed. t Is over, schatje, zei Vin eenvoudig maar harte lijk. Zijn rug is zoo sterk als 't maar hoeft, zei d^ dok ter. Jacob zei 't zélfde. Als gij even wacht ga ik met u mee tot den hoek, sprak hij tot dé heeren, voor de zekerheid dat 't in orde is. Aan den voet van de trap bleef hij staan, en keek om hoog in 't bleeke moordlustige gezicht van den heer Klungel. Jacob Vin glimlachte, en met 't gebaar van een lord legde hij 20 frank op een trede van de trap. GRIJS BROOD goed verteerbaar en versterkend, gebruikt met koffie met «Trappisten Vincart 334 HET MIDDEL Hoe kan ik voorkomen, dat m'n postzegels aan elkaar plakken Koop er niet meer dan één tegelijk. Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Verfrisschend» uitnemend fijn van smaaky on verge-- lijkbaar om zijné zuiver heid» is Globe de uitge lezen drank voor ieder die aan sport doet. In gord, inttrllingrn wordt ankal C/06. grtehonktn. maar mijdt U voor na- maaktrl, in tw—da rang Auu.n, ZIEL DER CITROEN llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 13