38 ONS LAND IN WOORD EN BEELD 357 kwalijk, Chalfonte, maar ik mag de zaak niet anders voorstellen dan zij is U bedoelt, dat ik dan geen cent krijg, zeide Jack, op een toon alsof dat de eenvoudigste zaak ter we reld was. „Ja, ik ben nog wel wat in de war, maar natuurlijk begrijp ik uw bedoeling wel. De vraag is nu maar waar zijn de testamenten, of waar is het testament juist," antwoordde Hortón, die zich nu geen moeite meer gaf om zijn ontstemming te verbergen. Ik moet bekennen, dat ik niet weet, wat ervan te denken. De heer Chalfont was de allerlaatste om zorge loos met papieren om te gaan, vooral met zulk een belangrijk document als zijn testament. Nadat hij blijkbaar van gedachte yeranderd was het is natuurlijk ook wel mogelijk, dat hij een fout maakte in zijn eigen handteekening, of dat de onderteeke- ningen van de bedienden niet geheel juist waren zou hij toch stellig niet de moeite genomen hebben om een ander tes tament te maken, het zelf te tee kenen en door twee getuigen te laten mede-onderteekenen, zonder daarna de meeste gewone maat regelen te hebben genomen, om te zorgen dat het document niet verloren zou gaan 1 Hij behoefde slechts de brandkast te openen, het testament daarin te leggen en de safe weer te sluiten. Waarom zou hij dat dan niet gedaan heb ben „Ik weet het niet," antwoordde Jack droevig, „ik heb er geen flauw vermoeden van." Ik evenmin," zeide Horton.In een roman is het mogelijk,'dat een - testament gestolen wordt, maar zulke dingen gebeuren niet in het werkelijke leven. Neen neen, hij moet het testament bepaald hier of daan hebben opgeborgen." Jack keek met peinzenden blik naar den vloer; zijn, ontmoeting van den vorigen avond met den ouden man en diens dochter kwam hem weer in de gedachten. Was het mogelijk, dat zij in eenig ver band stonden met het verdwijnen van het testament Hij zette die gedachte dadelijk met ontstem ming van zich af. „Misschien is het wel op het kantoor," veronderstelde hij. Horton maakte een gebaar van ongeduld. „M'n waarde heer Chal fonte," zeide hij met licht verwijt in zijn stem, „u vergeet weer, dat de heer Chalfont niet naar zijn kantoor is gegaan. Het testament de testamenten zijn gisteravond hier geteekend, in zijn kamer, en spoedig daarna is hij gestorven." „Dat is zoo," gaf Jack toe. „Neem mij niet kwalijk ik kan mijn ge dachten niet bij de zaak houden. U moet ze nu verder zélf maar uitzoeken." Hij-opende het Fransche ven ster en ging naar buiten, door Jim gevolgd. Nog geen tien meter was hij van het venster verwij derd, toen Horton hem terugriep. De notaris had de papiermand op tafel gezet en hield eenige snippers in de hand. „Kom binnen, en. doe het venster dicht, Chal fonte," zeide hij op zeer ernstigen toon. „Ik heb iets gevonden. Toevallig wierp ik een blik in de papier mand en zag daarin een stukje pajrier liggen met een gedeelte van uw naam erop. Blijkbaar is het een stukje van een verscheurden brief. Laten we trach ten, ook de andere stukken He vinden." Hij zocht het papier in de mand zorgvuldig na en vond vrij spoedig de andere gedeelten van den briefmet eenige moeite slaagde hij er ook in, de stukjes zóó op een vloeischrijfmap te leggen, dat de brief volledig was. „Lees u het maar," verzocht hij Jack, en de jonge man, zich een weinig voorover buigend, las „M'n beste Jack. Terwijl ik dit schrijf, heeft „een zware zorg zich van mij meester gemaakt, meer „om uwentwil dan om mijzelf, ofschoon er zooeven „iets is gebeurd, dat mijn leven totaal heeft ver hoest. Je weet wat ik voor je wilde doen ik „wil dat ook nu nog doen, maar ik kan het niet meer. „Dezen avond is de afdoening van een groote „schuld van mij gevorderd, en ik moet daaraan vol- „doen, ofschoon het mij tot mijn laatsten cent zal „kosten. Het spijt mij meer dan ik zeggen kan, maar „er is niets aan te doen. Je zoudt dit ook wel be grijpen, als je met de geheele zaak bekend waart. „Ik hoop dat wij bij elkaar zullen blijven zoo- „lang ik nog leef. Na mijn dood echter, beste Jack, „zal er voor jou geen cent overblijven. Meer kan ik „niet schrijven, want ik ben verpletterd door dien „zwaren slag, en het ergste is, dat wij er samen ook „niet over kunnen praten. Het is een persoonlijke „gebeurtenis uit mijn vroeger leven, en daar is niets „aan te doen, al praten wij er ook nóg zooveel over. „Het eenige wat mij troost verschaft is, dat jij „teveel energie bezit om je door dezen tegenslag „te laten ontmoedigen. Ik weet reeds lang, dat het „je niet om mijn geld te doen was, en daarvoor ben „ik je dankbaar. Ofschoon ik je nu niet tot mijn „erfgenaam kan benoemen, moet ik toch trachten, je „te helpen, om behoorlijk door het leven te komen. Altijd uw vriend, JESSE B. CHALFONT." VIII ¥oen hij den brief gelezen had, wendde Jack zich naar het venster.Die teleurstelling was natuurlijk wel een schok voor hem hij zou geen inensch Een ardige binnenweg' in Vlaanderen. Doet dit schoone landschap niet denken aan de warme dagen van heden, moeten zijn geweest, om daarvan in het geheel niets te voelen. Maar toch werd dat gevoel van teleur stelling sterk overheerscht door het verdriet dat hij gevoelde over het verlies van zijn vaderlijken vriend. Hij begreep, wat het moest hebben gekost, dien brief te schrijven. „Dit is zeer ernstig, Chalfonte," zeide de heer Hor ton. „Begrijpt ge wat dat beteekent?" „Neen," antwoordde Jack, „en toch is het vrij duidelijk. Hij schrijft, dat het afdoen van een oude schuld van hem wordt gevorderd, dat hij daaraan moet voldoen, en dat het mij zijn erfenis ontneemt. Ik had echter niet de minste aanspraak op die er fenis er was geen enkele reden waarom hij mij iets zou nalaten, laat staan dat enorme vermogen." „Toch is er hier een geheim in het spel," zeide Horton, terwijl hij zorgvuldig de stukjis papier op een vel plakte. „Laat mij dien brief voorloopig maar houden, als u wilt." Hij stak het schrijven in den zak en ging toen voort „De heer Chalfont moet dus gisteravond in kennis gesteld zijn van het bestaan van die schuld, of eraan herinnerd. Hebt ge gisteren niets bijzonders in zijn houding of gedrag opge merkt v?" Jack schudde ontkennend het hootd. „Niet het minste," antwoordde hij. „Misschien heeft hij dan na het diner een brief ontvangen, die...." „Dat kan niet, want zoo laat is er geen postbe stelling meer." „Dan moet er iemand hier geweest zijn." Een lichte schrik beving Jack, toen hij dacht aan den ouden man en diens dochter, en hij stond op het punt, zijn ontmoeting met die twee aan Horton te vertellen, maar op het laatste oogenblik bedacht hij zich. Zij hadden hem in hun vertrouwen geno men, en hij wilde den scherpzinnigen notaris niet op hun spoor brengen. Als hij het meisje gesproken en haar het pakje dat haar vader hem had gegeven, had overhandigd, was het nog tijds genoeg om met den notaris verder over het geval te spreken. „Voor het eerst van mijn leven weet ik beslist niet, wat ik moet doen," zeide Horton zichtbaar ontstemd. „Geen testament te vinden dan deze vreemde brief, en geen bloedverwanten, voor zoover ik weet. Als wij geen testament kunnen vinden, zul len wij per advertentie de nabestaanden moeten oproepen. Intusschen zal ik als notaris van wijlen den heer Chalfont, de zorg voor zijn eigendom op mij moeten nemen." „Dat is uitstekend," zeide Jack met een zucht van verlichting. „Ik hoop dat u dit doen wilt." „Je blijft natuurlijk hier, niet waar, Chalfonte?" Die woorden maakten op Jack een indruk, welken de notaris er in het geheel niet mede had be doeld, zij herinnerden den jongen man eraan, dat hij niet het minste recht had, op het landgoed te blijven, dat hij nog minder zeker heid had van zijn verblijf daar, dan een van de bedienden, want zij hadden tenminste nog recht op een maand opzegging. „In orde," zeide hij. „Ik zal vertrekken zoodra ge dat wenscht, liefst zoo spoedig mogelijk." „Handel niet overhaast," raadde Horton hem aan. „Het testament kan immers elk oogenblik gevonden worden. Intusschen.... is er lak hier Jack wees naar een Iade, en de heer Horton begon de noodige voorwerpen te ver. egelen. „Als u mij nu niet langer noo- dig hebt, zou ik gaarne even naar de stad willen gaan," zeide Jack. „Ik kan hier toch niets meer doen Horton knikte. „Ja, dat is heel goed," zeide hij. „Het is beter voor je, dat je het huis nu maar voor een poosje verlaat. Ga maar naar Londen, ik blijf toch voorloopig hier. Op de eerste plaats moet ik nog eens bij de bedienden infor- meeren, en dan nog eens over de zaak nadenken." Jack ging naar zijn kamer, nam de enveloppe uit zijn bureau en verliet het huis. Bij het einde van de oprijlaan wendde hij zich nog eens om, en hij herinnerde zich, hoe hij den vorigen avond op die zelfde plek had gestaan en een blik geworpen had op het huis. Maar met welke verschillende gevoelens. Alles wat hij den vori gen dag nog had gezien als zijn toekomstig eigendom, was nu voor hem verloren Zijn gedachten waren nog zóó verward, dat hij nog geen oorzaak had kunnen vinden voor het zware verlies dat den heer Chalfont moest hebben getroffen. Het gevoelen van den heer Horton, dat er een geheim in het spel moest zijn, deelde hij echter niet. Geld- koningen zooals Chalfont waren immers meermalen gewikkeld in financieele zaken, waarmede groote sommen gemoeid waren. Den eenen dag konden zij wel schatrijk, en een volgenden misschien straatarm zijn schatrijk, en een volgenden misschien straatarm zijn Van het Waterloo station liet hij zich met een taxi naar de Bridgestreet rijden, het adres dat het meisje hem had opgegeven. Het huisje was klein en ar moedig, zooals hij wel had verwacht. Hij klopte, en een klein meisje deed open. Op zijn vraag naar miss Norton wees zij hem den weg, een smalle, versleten trap op. Op zijn kloppen werd de deur geopend, en het slanke, bleeke meisje stond vóór hem. Er was in haar houding, in het bleeke, vertrokken gelaat iets, dat Jack diep ontroerde, dat hem deed denken aan een droevige gebeurtenis, die hier moest hebben plaats gevonden. „O, is u het," zeide zij op zichten, droevigen toon. „Wilt u even binnenkomen Jack voldeed aan haar verzoek, en bij het zwakke licht dat door het kleine venster viel zag hij dat haar oogen rood waren, alsof zij geschreid had. „Is er iets niet in orde vroeg hij. Zij zonk neer in een stoel, en het hoofd afwendend, antwoordde zij snikkend „Mijn va'der is dood Gedurende eenige oogenblikken was Jack te ver baasd om een woord te kunnen uiten. Had zij dat wérkelijk gezegd, of verbeeldde hij het 'zich maar V (Wordt voortgezet

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 13