J 3* HI i iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiii Brussel 364 ONS LAND IN WOORD EN BEELD Door MARIE VAN GHERT man; dat had ze nog niet gedaan en zou het ook nocit zou ze naar haar ouders gaan. Vast besloten dit doen. Als eenige dochter had zij steeds in alles haar zin gekregen één woord van haar was een wet voor de voornemen, verbeidde ze ongeduldig de komst van haar man. Zenuwachtig, vermoeid van de reis en ontroering ouders, die haar steeds verwend hadden. Ze wist dat kwam hij binnen en zei met afgematte stem Door een val van het paard was de vader van Denise, zij door haar man aanbeden werd en hiervan trok zij Wat een slag, Cecile, en voor het arme kind. een lief blond krullekopje van negen jaar, verongelukt, steeds partij om haar wil door te drijven, wat dikwijls Wel was het te voorzien... doch thans zoo spoedig... En ze had zoo gehoopt, .thuis te kunnen sterven. Arme Emma!... Ze heeft me gebeden goed voor Denise te zorgen. Teeder nam hij haar in zijn armen, zag haar smee- kend aan 'Niet waar, lieve, ook jij zult goed voor het De moeder, reeds lijdende aan een ondermijnende tot hevige scènes aanleiding gaf. kwaal, moest op aandringen van haar dokter naar Dan ging zij troost zoeken bij haar ouders, bleef bij Davos, om er verlichting te vinden en haar leven nog hen, tot Antoon haar door bidden en smeeken weer wat te kunnen rekken. Zij had, niettegenstaande de af- mee naar huis lokte, na eerst een boetpredikatie van keuring van den geneesheer, de kleine Denise, voor zijn schoonouders ontvangen te hebben, haar verzet en gezelschap meegenomen. Na een kort Een jaar waren zij nu getrouwd en haar karakter verblijf in Zwitserland, voelde de weduwe dat haar had weinig verandering endergaan. Cecile was verdiept weesje zijn? dagen geteld waren. in gedachten; ze nam het besluit, bij elke tegenwerking. Ze ontweek hem. Zij verlangde naar huis en verzocht Antoon. haar zich met kracht te verzetten, eenigen broêr, haar te komen halen. De taxi hield stil. Zij waren ter bestemming. Op de terugreis werden haar laatste krachten ge- Denise begon weer luid te weenen en riep om sloopt; de al te groote eirotie was doodelijk en alvorens maatje. zij ter bestemming wad, stierf zij in den trein in de ïk kan dat gehuil niet verdragen, zei Cecile tot armen van haar broêr. de dienstbode, die meewarig het kind met hoedje en Hem had ze smeekend haar hulpeloos kind aanbevo- mantel hielp, len en hij had haar gezworen een vader voor Denise te Ga met haar naar boven, Anna, en tracht haar zullen zijn. wat af te leiden. Zij had hem dankbaar aangekeken en. vóór hij het De meid nam het kind liefdevol bij de hand en maatregelen zijn genomen. Men zal haar heden avond kon verhinderen, een kus op zijn' hand gedrukt. troonde haar mee, troostwoorden toefluisterend en belo- hier brengen. Laat zoo spoedig mogelijk het salon ont- Rustig was zij ingeslapen, na haar dochtertje innig vend haar sprookjes te zullen vertellen. ruimen, want aanstonds wordt de rouwkamer ingericht, omhelsd te hebben. Cecile liep gejaagd heen en weer, niet wetend welke In het salon? Waarom niet in de wachtkamer, als Denise nog te jong om het groote verlies te be- kamer voor de doode te doen ontruimen. Ze huiverde je dan toch je wil wilt doordrijven? seffen, babbelde lustig met de reiziger.- en liet zich door voor de komende dagen en nachten ondêr één dak te Neen, de zaal. Stribbel niet tegen, Cecile. Laat hen-vertroetelen. moeten verblijven met een'lijk; ze zou wachten en mij voor het laatst toonen, hoezeer ik haar liefhad en Toen Antoon Dubois in de stad waar hij gehuisvest Antoon van gedachte doen veranderen, zoo niet, dan hoogschatte, was aankwam, stond zijn jon- Wil je absoluut dat je zuster van hier uit begraven wordt? vroeg ze op hoogen toon. Je hebt er toch zeker niets op tegen? klonk droef zijn stem. En denk je dan niet om mij? viel ze'uit. Je weet, dat ik zoo n angst heb voor dooden. Trillend van woede stond ze voor hem. Het is beslist, antwoordde hij driftig, veront waardigd om die kinderachtige tegenwerping. Alle vV/J WfÉtf «ff AAN 6NS HAfv Wier KöMtN Ter gelegenheid van het diamanten bruiloftsfeest der echtelingen Broes-Van Loo (Muysen) werd bovenstaande groep gekiekt. (X): de Jubilarisse Peet Broes is 89 jaar oud. llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIIIIIIIIIIIPi ge vrouw hem aan den trein op te wachten. Ze las de groo te droefheid op zijn gelaat, toen hij met Denise aan de hand het perron overstapte. Ze liep hen tegemoet en vroeg Verwonderd Is Emma niet meegeko men? Te laat, zuchtte hij, haar omhelzend. Een uur geleden is zij gestorven. Cecile stond - als aan den grond genageld; ze keek even naar het kind en vroeg dan za kelijk Heb je al maatregelen genomen? Het hoog noodige is reeds 'besproken. Na het on derzoek, dat natuurlijk plaats moet hebben, zal ik haar zoo spoedig mogelijk naar onze woning laten voeren, want van daar uit zal de begrafenis ge schieden. Waarom? Laat het lijk liever rechtstreeks naar Em ma's huis brengen. De meid is toch daar. Ik bid je, Cecile, maak geen tegenwerpingen. Laat mij mijn zin doen: Neem de kleine mee ik moet nog eerst eenige dringende zaken regelen. Zij verlieten het station en Antoon riep een taxi, 2 opende voor zijn vrouw het portier, zette Denise op de kussens en gaf den bestuurder het adres van zijn wo- s ning op. Hij stak Cecile de hand toe 5 Tot aanstonds, lieve, zei hij met tranen in de stem. 2 Cecile antwoordde' niet, keek boos voor zich uit. S Terwijl de auto over de straatsteenen botste, over- 2 dacht zij den toestand, dien ze reeds had voorzien, zoo- 2 dra ze hoorde, dat haar schoonzuster overleden was2 Antoon zou het kind tot zich nemen, dat leed geen E twijfelhij hield dolveel' van' Denise en hij zou ook E haar voogd moeten zijn. De grootouders waren dood, 2 niemand' bleef over om de zorg op zich te nemen... Zij S keek naar, het kind. dat zijn gezichtje naar de straat 5 had gewend en de drukte gadesloeg. Het was altijd bang geweest voor den strengen blik 2 van de statige tante Cecile. Even keek Denise haar aan als wilde ze iets vragen, 5 maar niet durfde. 2 Cecile bemerkte het en vroeg Wat is er, kleine? wat wilde je zeggen? 2 Waar maatje blijft? Komt ze met oom Antoon? 2 Moeder is nu bij vader in den hemel, Denise. 2 En komt ze nu ook nooit meer terug, net als 2 vader, tante? Nooit meer? beefde haar stemmetje. E Toen begon ze luid te snikken: E Ik wil maatje hebben Ik moet naar maatje 5 Kom Denise, je moet een flink meisje zijn. Kleine 2 kinderen schreien... Wees verstandig, zei ze op meer 2 gebiedenden toon. Het kind dook diep in een hoekje en E trachtte haar snikjes te smoren, terwijl ze met den' rug E van haar handje heur tranen telkens afveegde. =Tf 1111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111 |T Cecile had reeds een plan gevormd als haar man voor het kind wilde zorgen, zou ze het naar een kost- GRIJS BROOD goed verteerbaar en versterkend. Stad van praat en glans. Stad van overvloed. Rijzend in het hart des lands Brussel, wees gegroet Lanen en straten, zoo schoon en zoo breed; Weemlende drommen, zoo prachtig gekleed; Huizen en tempels, zoo heerlijk en hoog; Tuinen en parken verrukken het oóg... Stad van praal en glans. Stad van overvloed. Rijzend in het hart des lands Brussel, wees gegroet Wie wil een liedje hooren, V ol vaderlandse he kracht De beiaard in den toren Herzingt het dag en nacht. Welkom allen, wie gij zijt. Die den lande uw liefde wijdt Die uw taal in eere houdt. Als een puikjuweel van goud! Die aan orde en tucht gehecht. Eerbied eischt voor wet en recht Die om 's Konings troon geschaard. Belgen blijft van naam en aard Th. SEVENS. Zoo ge verkiest, doch dan blijf ik geen minuut langer bier. -- Dat meen je toch niet! riep hij misnoegd. Wil je mij in dezen toestand alleen laten? En denk je niet aan de arme Denise?... Nog geen enkel woerd van meelij heb je ge sproken!... Ik wil dat je blijft, gebood hij. En zoo je tegen mijn ver bod toch heengaat... kom dan maar nimmer terug. Ik zal gaan, zei ze met uitdagenden blik. En nooit zal ik vergeten, wat je me heden gezegd hebt. Met opgeheven hoofd ver liet ze de kamer, de deur hard dicht slaande. Diep ontmoedigd liet hij zich op een stoel vallen. Even daarna werd voorzich tig de deur der kamer geopend en het blond krullekopje van Denise werd zichtbaar. Rood beschreide oogjes keken naar Antoon, die niets bemerkte; stil, op haar teentjes, slcop de kleine naar hem, meenende dat hij sliep. Toen sloeg ze teeder haar armpjes om zijn hals en ween de, haar hoofdje tegen het zijne geleund. Oom Antoon. maatje komt nooit meer terug, nooit meer, zegt tante Cecile. Denise, mijn lief meisje, fluisterde hij met een snik en tilde haar op zijn knie. Hij bedwong zich, wilde sterk zijn, vooral in tegen woordigheid van het arme" kind niets van zijn droef heid. laten bemerken, doch bij het zien, van het kleine, hulpelooze wezentje, dat bij hem liefde en troost kwam zoeken, waaraan hij zelf zoon behoefte had, kon hij zijn tranen niet weerhouden. Liefje, troostte hij, laten wij niet zoo droevig zijn als maatje ziet dat wij schreien, zal zij boos zijn. Teer als een moeder, droogde hij haar betraand ge zichtje en drukte haar teeder aan zijn hart. Je bent mijn meisje, maar nu moet je verstandig zijn, dan mag je voor enkele dagen naar tante Louise en daarna mag je voor altijd bij mij komen wonen... Ik zal voortaan je papaatje zijn en... tante Cecile je mamaatje, liet hij er weifelend op volgen. Het weesje knikte wijs, keek hem hoopvol aan. De meid waarschuwde dat de tafel gedekt was en vroeg, of het eten al mocht opgediend worden, daar mevrouw was uitgegaan. Hij fronste het voorhoofd, knikte instemmend en de ledige plaats aan tafel ziende, ging hij besluiteloos zit ten. Denise klaagde Wat is het hier donker, mag Anna het gordijn niet optrekken, oom? De meid beduidde haar. dat het niet mocht en gaf haar een wenk oom niet*te storen door haar gepraat. Antoon roerde het eten niet aan, dronk enkel een paar glazen wijn. De zorgen hielden zijn geest bezig, daarbij, op zijn verwende vrouw mocht hij niet rekenen... Gelukkig dat zijn zuster rijk was en hem geen geldnood belemmerdie. school -zenden ze wilde er geen last in huis van heb- gebruikt met koffie met Trappisten Vincart 334 Hij zou het kapitaal van het weesje beheeren, of het ben. Ze zou zich niet bukken voor den wil van haar zijn eigen was en hij nam zich voor, het kind met al

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 4