ft' en ik schreeuwde het uit... ja schreeuwde en brulde van geweest. Ik haalde verruimd adem. In mijn geest kwa- HET ANGELUST... ONS LAND IN WOORD EN BEELD 487 0° n« V2in 10 50 an^st* men hoopvolle gedachten op. Het vuur van de loc om o- 0°o allvliroill vCSII IWbWw q° Het platform was leeg. De stoker was verdwenen. tief kreeg geen voedsel meer en moest uitgaan. De trein 6>° °>0 Op 't zelfde oogenblik werd mij alles duidelijk wat er zou trager en trager gaan en eindelijk geheel stilstaan. t t j zich sedert den donderslag had afgespeeld. Dan zou de hoofd-conducteur naar voren komen en ij gaa oc nog me een, zei e zie e o mij. De bliksem had onze locomotief getroffen; mijn sto- vragen water gaande was... Hij moest signalen opstel- - Ik kan met anders,want ik moet Maandag reeds ker was gectcod m waarschijn]iik de raik gestort, len voor en adrter den trein... en wtj zouden gered •vroeg in Marseille zijn. Vanavond vertrek ik uit Lyon En ik ik was lam! met den sneltrein van 10.50. Maar gij kent dien trein toch, want, vergis ik mij niet, dan hebt gij vóór uw ziekte op dat traject toch dienst gedaan als machinist Neen mijnheer, ook als ik meer geleerd had en woor- De zieke werd plotseling doodsbleek, sloot fle oog en den en beeilden zou zoeken, geen taal ter wereld zou en fluisterde heesch rijk genoeg zijn om u ook maar te schetsen of te laten O, ja... ik ken dien trein... ik ken hem maar al te vermoeden welk een ontzettend gevoel welk goed Dikke tranen vloeiden over zijn vermagerde wangen, een oogenblik was het stil, dan ving hij weder aan Niemand kent hem beter dan ik schrik zich toen van mij meester maakte. In den oorlog zien de soldaten rondom hunne kame raden vallen en blijven nochtans onbewegelijk op hun post. Zij kennen de richting waaruit het doodelijke Ik meende, dat alleen de herinnering aan zijn vroeger schot komen kan. Hier was het anders. Mijn gevoel was zijn... Goddank... gered! Maar ach, mijn droombeeld vervloog weer jammerlijk snel. Wij reden een station door en daar zag ik iets wat mij het bloed in de aderen opnieuw deed stollen Het signaal stond op onveilig Het baangedeelte waarop onze trein voortjoeg was niet vrij Dat ik op dat oogenblik niet waanzinnig ben ge worden is een» wonder. Stel u voor wat in de gedachten van een mensch omgaat, die met een snelheid van meer dan honderd kilometer op een 'locomotief voortjaagt en bemerkt, dat mij als "door tooverij ontvoerd... 'eg gesleurd. Doch het eerste was nog niet het ergste. Terniauwer- een hindernis zijn weg verspertGeen andere ge- SpOO dachte was in nvinU wannm np Af m°a<~Kiru> rvip-J- trvl beroep hem zoo van streek maakte en zei daarom Ach Het is een mooi beroep Men moet er slechts verstand van hebben Hij sidderde, strekte zijn verlamd lichaam met de grootste inspanning uit en weersprak mij met angstvol starende oogen Mijnheer! Zeg niet dat het een. mooi beroep is. Noem het liever een beroep vol verschrikking en dood. Een beroep vol angst en lijden! Luister... ik ben voor u een vreemde, en toch... ach doe mij één genoegen... ga met een anderen trein, maar niet met dien van 10.50 Waarom, vroeg ik glimlachend, soms bijgeloovig Neen, ik ben niet bijgeloovig, maar ik ben de ma chinist die op de locomotief dienst deed toen de snel trein' van 10.50 op den 24en Juli 1894 verongelukte. De herinnering daaraan is zoo ontzettend, dat ik haar nim mer uit mijn gedachten kan kwijtraken. ...Wij waren van Lyon stipt op tijd vertrokken en sedert twee uren onderweg. De dag was stikheet ge weest. Wij reden met groote snelheid maar toch streek de luchtstroom traag en zwoel over en langs ons heen zonder verkoeling -te brengen. Het was de stilte voor den storm... Plotseling, als had iemand een electrische schakelaar omgedraaid, was al het licht aan den hemel gedoofd. Geen ster was er meer te zien. Geen maneschijn. Alleen sterke bliksemstralen doorkliefden af en toe het nachte lijk donker, zóó oogverblindend, dat nadien de duisternis zwart leek als pek. Ik zei tot den stoker - Daar hebt gij de poppen aan 't dansen Er komt regen Het is hoog tijd ook. Het is in dezen bakhoven bijna niet meer uit te houden. Duivels, vandaag is het oppassen geblazen Zoo hevig dreunde de donder, dat ik noch het ge- druisch der wielen noch ook het zwaTe steunen der ma chine hoorde. Doch nog viel er geen regen en het on weer kwam steeds nader. Wij reden met de bud1 in dezelfde richting. Bijna kon men meenen, dat we er van achteren in reden. Men behoeft geen lafaard te zijn om dan een vreemd gevoel over zich te krijgen wanneer men op een stalen monster, dat alls dol voortjaagt, medegesleurd wordt. DaarGeen honderd meter voor ons uit sloeg de bliksem kaarsrecht naar den bodemnog vlamde hij voor mijn oogen, toen op 't zelfde oogenblik een ver schrikkelijke donderslag dreunde, dein nog een tweede, zoo angstwekkend, dat ik de oogen sloot en op mijn ZZ bWf ik enkele seconden neergesmakt liggen, half 3edachttal 'ot v-Wijke zekerheid ge- avond niet met den trein van 10.50 vertr^dte^ dood - in een verdooving zooals ie iemand Wrval- 'Tf'lLl00 afschuwellJk- 1<*n lrao Aif „i j. i dat uk ze met zonder beven kan herdenken, len kan, ene een hevigen slag in den nek heeft gekregen. au», a i- u a a y y Achter mij, m de wagons sliepeni tweehonderd pas- inde ijk kwam ik bdj. Nog altijd lag ik op mijn sagiers of'onderhielden zich rustig met elkaar; twee- njeen, met den rug geleund tegen den wand van het honderd menschen, die in duizelingwekkende vaart voort- platrorm. Het leek me alsof ik van honderden mijlen ver gesleept werden; tweehonderd menschenlevensdie den terug kwam. Ik trachtte mij op te heffen. dood tegemoet snelden zonder het te weten. Hij, die den UnmogeiijkIk dacht dat ik iets gebroken zou heb- trein besturen moest, lag daar neer als een beweging- if imjn val, ofschoon ik niet de minste pijn ge- looze, krachtelooze massa, met in staat om ook maar voelde. Ik wïllde met behulp van mijn handen opstaan... een arm uit te strekken, een verlamde... zieke... Ik! n armen hingen mij slap langs het lichaam. En hoe meer ik mij bewust werd hoe erg die verlam- oo lag ik daar neder met het verschrikkelijk gevoel, ming mijner ledematen was, des te bewegelijker speelde dat majn armen en beenen mij niet meer toebehoorden, mijn geest met schrikwekkende beelden en voorstellin- dat ik ze niet meer bevelen kon.of dat ze mij niet lan- gen. ger wilden gehoorzamen. Dat het levenlooze dingen Eerst viel mijn oog op den weg vooruit. Ik zag de geworden waren alts mijn kJeedmg, welke door den rails in het maanlicht schitteren. Wij jaagden en jaag- wmd bewogen wend... Ik weet niet meer welk gevoel den voort! of welke rnacht mij verhinderde, mijn oogen te openen. q j ondervond thans opnieuw het gevoel van het re"en met volle vaart. De donder gromde en snelle daarheensuizen dat voordien door gewoonte ver rolde nog, maar niet meer zoo sterk verder weg geten wasDe trein vloog bliksemsnel door een klein thans. De regen stroomde naar benedenik hoorde hem station. Een, twee stooten over een kruising, een Jicht op de machine kletteren en voelde de lauwe druppels op klapperen der wissels de spoorbaan, even nog breed mijn gezicht. door de vele sporen, is alweer eng en smal... een diepe Een gevoel van hevige verslapping overmande mij. geul, en weer de jacht m den donkeren nacht... voort, Doch de plotselinge herinnering aan mijn beroep aan immer voort. mijn plicht, rukte mij uit den slaapdronken toestand en Dan komt de tunnel, wij suizen er door dan weer daar ik niet begreep door welk zonderling voorval ik als de vrije baan. Op 25 Oktober 1.1. vierde de Koninklijke Maat schappij De Morgenstar van Brussel haar ijve rig Bestuurlid FRANS ARRIENS. De jubilaris was meer dan 25 jaar werkzaam als humorist en verleende kosteloos zijne medewerking op liefda digheids koncerten. Gedurende den oorlog stichtte hij te Zeist den Vlaamschen Schouwburg en was de ziel van het kampleven. dachte was in mij alswanneer ge de machine ndet tot staan brengt, dan wordt gij zelf en de geheéle trein ver pletterd Slechts één enkele beweging is noodig om het ongeluk te voorkomen. De hefboom, die ik grijpen moet is slechts vijftig c.M. van mij verwijderdEn toch, ik kan het niet... ik ben dam... ik moet alles zien gebeuren en een doodstrijd strijden, die verschrikkelijker is dan alle andere... Ik zou de hindernis zien waarop wij bliksemsnel aan stormden...! Ik wilde mijn oogen sluiten... ik kon niet. Br was een macht werkzaam sterker dan ik, sterker dan al het andere. Ik moest de oogen open houden... En, ik heb gezien o God... ik heb het gezien. Ik raadde de hin dernis nog eer zij opdook. Na een oogenblik was er geen twijfel meer mogelijk... Het was een trein, die een defect aan de machine had en ons den weg afsloot. Ik kon duidelijk zijn donkere omtrekken en seinlichten onderscheiden. Het kwam nader... immer nader... Ik schreeuwde en gilde in doodsangstHelp stop Ach, waarom, niemand hoorde mij Altijd dichterbij kwam het verschrikkelijke. In mij was alles dood, alleen mijn hoofd leefde. Leefde in mijn oogen. die in den nacht vooruitstaarden, en mijn ooren, die ieder geluid opvingen boven het ratelen der wielen uk in mijn wil, die mij dolle bevelen gaf. Immer nader kwam het onheilNu nog vijfhonderd roeter... nu nog driehonderd... donkere schaduwen vielen» op de rails... honderd meter...Daar kwam het einde De botsing De verplettering Onder een verwarde massa materiaal kwam ik weer tot bewustzijn. Klagende kreten drongen tot mij door, gesteun en gekerm klonk akelig door den nacht. Op het veld zag ik menschen die met lantaarns -toeliepen, ande ren hielpen de gewonden. Ik zag, ik hoorde alles. Ik voedde geen pijn. Ik dacht niet... Ik riep niemand om mij te helpen... Tusschen twee balken, welke zich boven mijn hoofd kruisten, zoo nabij, dat ze mijn mond bijna raakten, lag ik roerloos gered Boven mijn hoofd zag ik een klein stukje van den thans klaren nachtelijken hemel, waaraan een ster glins terde, helder en vriendelijk... ik- keek er naar, ver dwaasd nog van den doorstanen schrik, en verheugde mij, dat ik nog leefde... Het tragische verhaal was ten einde. Ik ben dien verlamd was, riep ik mijn stoker toe, helpen. Geen antwoord Op een zoo voortjagende locomotief heerscht een oor- verdoovend lawaai. Ik riep daarom luider Frans! HalloFransHelp me toch!... Geen antwoord Daar bekroop me een onuitspreke- rnij overeind te Op eenmaal wist ik hetditmaal moesten wij ont sporen. Binnen twee minuten kwam er een zoo scherpe bocht, dat de wielen bdj deze snelheid uit de rails moesten springen... Maar neenNog wilde de Voorzienigheid niet dat de catastrophe plaats greep. De locomotief de geheele trein hellde over... de rails knarste en steunde onder de lijke vrees. Het angstzweet brak uit mijn poriën. Angst dolle raderen... en wij waren er voorbij. voor wien?... Ik wist het niet... Ik opende de oogen Deze bocht was oorzaak van mijn groctsten angst Het Angelust... en geel en goud doorzijpelt langzaam 't bronzen woud de zonne daalt in 't West. En op des Schelde baren ligt het laatste blauwe bleeke licht dat van den dag nog rest. Het Angelust... en langs mijn leèn voel 'k zijgenzijgen zachtjes heen de tonen van een beê, en of mijn harte openwoei tct eene roos van jongen bloei die drinkt den avondvreê. Het Angelust... en in de pracht der zilv'ren schijnen van den nacht die straks aan 't Oosten rijst, rijst mijne ziel in 't blauwe hoog der sterre, die met gouden oog mij naar de Zonne wijst. Het Angelusten 't donkert stil, het is de dag die slapen wil geen windeken dat stoort... Een lichtje drijft en riemen slaan een schipper is 't en legt nog aan den breeden Scheldeboord. Hemixem. Camiel De Jonghe.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 7