m
De Schaduw der Liefde
msmmjEH
508
ONS LAND IN WOORD EN BEELD
4
Door
V Willemien JANS
Mijn God! Rudolf...
Haar gansche wezen drukte haar innerlijken strijd uit
en krampachtig wrong zij haar handen. Zij wilde, zij
moest kalm blijven.
En, hernam Brecht, zij schijnt er niet ongevoelig
voor te zijn.
Maar, zeg me, wat hebt u dan gezien
Dat hij haar lang in de oogen staart, alvorens
afscheid te nemen en haar de hand zoent.
Denk je, Brecht, dat mijn man betrekkingen met
haar heeft, hijgde ze.
Daar ben ik zeker van, mevrouw, zei hij met
overtuiging.
Denise beet op haar nagels, drukte ze in haar onderlip
en wendde alles aan om zich in bedwang te houden,
terwijl Brecht haar met zijn kleine, grijze oogen, waar
triomf in lag, begluurde.
Ik raad u aan, mevrouw, niets van ons onderhoud
te laten merken, fluisterde hij, doch u morgenmiddag,
zoodra zij denkt, dat u slaapt, u zelve te overtuigen.
Laat u door Rina naar de tuinkamer rijden, zoodra
u zich alleen bevindt... Het park is nog bijna kaal, dus
u kunt haar best met uw oogen volgen.
Brecht, ik dank u, zei Denise hem de hand reikend,
en wees overtuigd, zoodra ik bemerk, dat uw woor
den waarheid bevatten, dat zij geen dag langer meer
in huis blijft.
Mevrouw twijfelt aan mijn woorden vroeg hij
nederig. U denkt, dat ik uit haat handel Zijn glimlach
was valsch. Hij sloeg een laatsten blik op Denise, ter
wijl hij met een lichte buiging afscheid nam.
Die sllang siste Denise. Zoo n schijnheilige Ah
Morgen zal ik het wetenIk moet sterk blijven, ik moet
mijn zenuwen in bedwang zien te houden... Mijn achter
docht is dan toch gerechtvaardigd Ik heb dan toch
goed gezien1 Ja, Rudoilf is den laatsten tijd veran
derd. En zij, zij is daar de schuld van... Ik was niets
meer voor hem, niets, maar nu.OGod laat me
sterk blijvenik moet me overtuigen, ik moet
Even daarna had de arme vrouw weer met een
hevige crisis te kampen en schokte haar lichaam, dat
haar rolstoel dreigde om te vallen.
Den volgenden dag, zoodra Daniëlla haar rustuur
had en vermeenend dat mevrouw in slaap was gevallen,
ondernam zij weer haar gewone wandeling en werd,
zooals aikijd, door van Bentum ingehaald.
Een enkele oogopslag was voldoende om elkaar te
zeggen, hoe beiden naar dit uurtje verlangd hadden.
Nooit spraken zij over hun liefde, alsof zij bang
waren, dat dit dé scheiding zou zijn.
En toch laaide eiken dag hun hartstocht meer en
meer op en maakte hun het leven moeilijker en hun
houding meer gedwongen.
Daniëlla had zich reeds zoo dikwijls voorgenomen te
vertrekken om een einde aan dien hopeloozen toestand
te maken, maar welke reden moest zij aanwenden en
waarom moest zij haar liefde, die niemand kwaad be
rokkende, verzaken Haar liefde bleef rein. Was het
haar schuld, dat zij een man liefhad, die gehuwd was
Waarom had zij niet evengoed het recht te beminnen
als een apder
Denise had Rina gescheld en had haar door de meid
naar de tuinkamer laten rijden.
Zie, wees- Rina, ginds wandelt mijnheer en de
zuster.
Het was onnoodig geweest, Denise in te lichten, want
zij had hen reeds bemerkt, toch vroeg ze
Doen zij dat meer?
Ja, mevrouw, 't Is toch gezelliger met twee dan
alleen, grapte de meid... Die zuster is toch een goed
schepsel ze komt zoo dikwijls vragen, of zij niets
voor ons doen kan Ik zou niet graag hebben, als zij
eens zou vertrekken.
Je kunt gaan, Rina, zei Denise.
De meid verliet de kamer. De zieke trok het gordijn
een weinig voor haar gelaat en bespiedde met verscherp
ten blik de beide wandelaars. Zij zag Daniëlla lachen,
of van Bentum haar iets vermakelijks vertelde.
De jaloersche vrouw lag te beven van woede en
vreesde een zenuwtoeval te krijgen en aldus het einde
van het onderhoud niet te kunnen gadeslaan.
Bij het poortje, dat op de veilden uitgaf, bleven zij
staan en toen zag Denise dat Brecht haar de waarheid
verteld had.
Hun blikken kon zij niet ontwaren, maar zij zag dat
haar man de verpleegster een handkus gaf.
Zij kreeg ditmaal geen zenuwtoeval, maar bereidde in
haar geest, de verpleegster een prettige ontvangst voor.
Daniëlla keek verwonderd op haar meesteres in de
tuinkamer te zien en vroeg verward
DROMMELS, WAT EEN HEERLIJKE FILTER,
MarlelDat wil ik wel gelooven, hij is klaarge
maakt met do korrelchicorei der Trappisten Vincart!
Ik heb me toch niet verlaat, mevrouw
Zij zag het ontstelde gelaat der zieke en vermoedend,
dat deze de wandeling gezien had, voorkwam ze haar
Mijnheer en ik hebben onze middagwandeling mis
schien wat lang gerekt vandaag
Ga uw koffer pakken, zuster, want ik wil, dat u
onmiddellijk mijn huis verlaat gebood Denise.
Daniëlla werd doodsbleek en zocht steun aan de leu
ning van een zetel. Ze stamelde
Mevrouw, mag ik u beleefd om opheldering ver
zoeken
Die heb ik niet noodig te geven. Ga
Daniëlla wankelde en begaf zich naar haar kamer.
Ween end viël zij op een stoel en bedekte haar gelaat
met haar handen.
Zij moest vertrekken-verjaagd als iemand die oneer
lijk wasNeen, zoo zou zij niet heengaan eerst moest
zij hem nog eens zien, hem, die haar gansche liefde
bezat. Ze zou hem zseken in de velden, op de boerde
rijen ze moest hem een laatste maal spreken, hem
zeggen... Neen, haar liefde moest zij geheim houden. Zij
was tot heden oprecht geblevenhaar ziel was rein en
ongeschonden en dat moest zoo blijven.
Rina vond haar schreiend bezig haar koffer te pakken
en vroeg de reden van dat haastig vertrek.
Daniëlla kon haar niet inlichten, daar Denise haar
geen reden had opgegeven, doch de meid vermoedde de
handelwijze van haar meesteres.
U moest hier blijven, zuster, wij houden allemaal
JUBELFEEST VAN HET WILLEMSFONDS
De talrijke leden van het Willemsfonds verlaten
na de plechtigheid het Lakenmetershuis te Gent
waar de viering plaats had. Ter dier gelegenheid
werd ook de gedenkplaat van prof. Paul Fredericq
onthuld.
veel van u, zei de meid. En mijnheer zal ook niet willen,
dat u vertrekt... En onze arme Elly...
Haar wil is een wet voor mijnheer, Rina, snikte
Daniëlla.
De meid, vast besloten van Bentum te waarschuwen,
ging haastig heen.
Zij vond hem in het bosch, waar houthakkers boomen
aan het vellen waren en vertelde hem, hijgend van het
loopen, het besluit van mevrouw.
iHj schrok hevig en zonder een woord te zeggen, snelde
hij naar huis.
Met rood be schreide oogen keek Daniëlla, die op één
knie voor haar koffer zat, tot hem op en vooraleer zij
zich had kunnen oprichten, had hij haar in zijn armen
genomen en met smachtende blikken en bevende lippen
toegefluisterd
Daniëlla, mijn Daniëlla, ik wil niet, dat je ver
trekt.
Eén stond had zij aan zijn borst gerust, toen weerde
zij hem en zei met verstikte stem
Eens moest het toch gebeuren de scheiding kon
niet uitblijven.
Je bemint me dus, DaniëUa juichte hij.
Ga naar uw vrouw, zei ze zacht, die heeft wel
licht hulp noodig, want zij was in een vreesdij ken staal
van opwinding.
Maar zeg me toch, wat er plaats heeft gehad
vroeg hij wanhopig.
Zij dreef hem met zacht geweld de deur uit, nog
maals herhalend
Uw vrouw heeft u wellicht noodig.
Hij wreef zich langs het voorhoofd, mom-pelend1
Mijn vrouw, mijn vrouw.
En plotseling zag hij de donkere toekomst opdui
ken zijn leven van doodschbeid met Denisezijn leven
zender Daniëlla.
Gejaagd begaf hij zich naar zijn vrouw en vroeg
Wat heeft de zuster je in den weg gelegd, om haar
zoo plotseling zonder reden heen te zenden, Denise
Dat weet jij' het bestbeet ze hem toe.
Ik verwonderde hij. Ik
Ja, jij Is het noodig met haar te handelen, zooals
jij doet
Wat ik deed, mag gerust gezien worden, maar
docr jouw achterdocht en verregaande jaioerschheid,
weet je niet meer, wat te verzinnen en nu zoek jij je op
haar te wreken, omdat je vermoedt, dat ik haar genegen
ben.
Ik heb zelf gezien, dat jij haar hand gezoend hebt.
Als dat a'ltles is, wat jij tot je verdediging hebt in
te brengen, dan is het schande, dat jij je aan zoo'n klei
nigheid stoort. Het is een groot bewijs van je klein
geestige gedachten... Doch de zuster blijft... En zoo jij
haar één woord toevoegt, dat haar kan beleedigen, dan...
Zij keek hem angstig aan, want zijn blik was drei
gend nooit had zij hem zóó gezien, en nooit had hij
zóó tot haar gesproken.
Als jij me zweert, dat er niets tusschen jullie be
staat, dan... kan zij blijven, bracht zij er snikkend uit.
Heb jij bewijzen
Alleen van heden.
Dat is geen bewijs
Ook anderen hebben het gezien.
Wie?
Brecht.
Ah Nu begrijp ik -alles Hij heeft je dus ingelicht
En jij zit hier als spion en je laat je gebruiken om
een onschuldig meisje zoon schande aan te doen?...
Ik zeg nog eens, dat zij blijven zal.
Niet, of zij moet me zweren, hield ze wilskrachtig
vol.
Zuster riep hij, het hoofd buiten de deur, wilt u
zoo goed zijn, even hier te komen
Daniëlla voldeed aan zijn verzoek.
Zuster, u blijft nietwaar vroeg hij smeekend. U
zal mijn vrouw haar voortvarendheid wei willen ver
geven, is niet
Neen, zei Daniëlla zacht, ik ga, mijnheer. Niets
kan mij nog weerhouden.
Het werd stil in de kamer. De zieke bewoog zich niet
en van Bentum, stond, inwendig woedend, den tuin in
te staren.
Niets kan haar weerhouden, dacht hij... Ook niet
zijn liefde voor haar, die zij geraden moest hebben...
Wat was ze mooi in haar houding van veront
waardigd-zijn. O Had hij haar in zijn armen kunnen
-nemen, hij zou haar gebeden, gesmeekt hebben, bij hem
te blijven, bij hem, voor hem alleen, die voortaan zoo
ongelukkig zou zijn. En misschien zag hij haar nooit
weer, nooit... Een- dikke traan viel op een revers van
zijn jas, een traan van innig verdriet van groot en diep
leed.
Elly kwam weenend de kamer in en wierp zich aan
de borst van haar vader en snikte
Nu gaat de zuster weg en wij hebben nog nooit
zco'n goede gehad Ik ga zeker dood nu
Hij suste het kind en keek naar zijn vrouw, als wilde
hij zeggen zie, dat is allemaal jouw schuld
Hij gaf Elly geld om het de verpleegster als schade-
lcostelling te overhandigen, doch Daniëlla weigerde niet
tegenstaande het aanhouden van het kind.
Rina had voor het rijtuig -laten, zorgen, dat Daniëlla
naar het station moest brengen en de koetsier had reeds
haar bagage opgeladen.
Rina droogde met haar schort heur tranen en de oude
keukenmeid hoofdschudde meewarig.
Daniëlla klopte aan de tuinkamerdeur en zei zacht
Vaarwel, mevrouw, ik hoop, dat u het goed gaat.
Toen keek zij even naar van Bentum, die haar met
kra-cht de hand drukte en haar met zijn benevelde oogen
smeekend aanzag en vroeg
Zal u ons nog eens schrijven, zuster?
Ja, beloofde Daniëlla ontroerd.
Toen wendde hij zijn hoofd af en Elly, die hartstoch
telijk weende, bracht de verpleegster naar het rijtuig en
wuifde haar lang na.
Hoe van Bentum ook verlangend naar eenig nieuws
uitkeek, Daniëlla liet niets meer van zich hooren en zette
haar droevig leven in de sombere schaduw van haar
liefde voort...
EINDE