Alleen op de Wereld ONZE GOUDEN - BRUILOFTEN IN VLAANDEREN 572 ONS LAND IN WOORD EN BEELD schoof een ouden zetel dichter bij het bed. En na heel wat zuchten, sprak zij Een weder, te slecht om er een hond door fce iaqen, Oef... Roerloos bleef Jan liggen en uitte geen woord. En weder schudde Agnes het hoofd en peinsde op de uwe nakende dood moeten denken. woorden, die zij zou uitfluisteren. Na een tijdje klonk het Een echt hondenweer Ook ditmaal kreeg zij geen gezegend antwoordje. Na een' tijdje vroeg zij Zeg Jan, uw ziekte vernomen hebbende ben ik on- Buiten de kom van net dorp, te midden van een fraaien boomgaard tabernakelde Jan sedert enkele jaren moederziel alleen In zijn krachtjaren had hij hard ge sjouwd en gezwoegd als raolenslijper en betrekkelijk hooge loonen opgestreken. Veel geld had hij bijeen gepot in dit nette huisje, waar niets dan de pluimende rook door den grauwen schoorsteen verloren ging. Met de lui hield hij zich zoo min mogelijk bezig. a t Hij hield :n zijn ouden dag enkel van goed eten, drin- middellijk tot hier gespoed om te zien en te weten of ge ken en gezellige lectuur. Nauwe bloedverwanten had hij niets noodig hebt. niet Enkel leefde in het dorpje een ver nichtje, waar- Ik heb niks of niets noodig, bromde Jan. mede hi met te best over de baan kon. En wederom schudde Agnes een tijdje met het hoofd, k J J611 I een ve* varken voor «g«n ge- eer ze verder op medelijdenden toon voortging bruik m den laten herfst, waaraan y hij zich verder het gansche jaar aan te goed deed. In de eerste dagen der slachting moest hij zich telkens weeren om het lever en bloedworsten en andere goede korte dingen, die zich niet best lieten inzouten, meester te worden. Ook nu weer leek hij zich over- gegeten te hebben, want hij had een knechtje naar den natuurdok- ter 't manneke van Genck 2> ge stuurd, die bij ieder geval raad wist voor mensch en dier. Deze wijd vermaarde -dier- en menschen- arts had Jan bezocht en tevens be vonden, na veel vragen en hervra- gen, dat de lijder wellicht een ont steking in de ingewanden kon heb ben door het vele vet, dat hij de laatste dagen verorberd had. En wijl deze wonderarts meer voor dieren dan voor menschen geraad- plegd werd, had hij steeds de ge woonte sterke medicijnen voor te schrijven er onder of er bo ven was zijn lijfleuze. Jan nam sedert een paar dagen regelmatig eenige lepels uit de voorgeschreven flesch. En telkens als hij een tijd het geneesmiddel opgeslurpt had, deed hij zijn bed meent. De sterkste eiken werden soms met een bliksem slag geveld, waarschuwde Agnes. Klets nu maar niet. Ik weet wat ik heb, heftige Jan. Schat het maar niet weinig. Ge zijt geen jong- mensch meer. Op uwe leeftijd zoudt ge alle dagen op De Hongaarsche kinderen van Harelbeke na 8 maanden verblijf in België. De Eerwaarde Heer Pastoor Dierick is hun beschermer. De Eerwaarde Zusters sparen zich ook geen moeite om het schoon Hongaarsch Kinderwerk te bevorderen. Aan allen die het werk genegen zijn hartelijk dank. (Een medehelper). Lig hier niet fce zagen of te zijschotelen. Ik heb het verken geslacht en mij wellicht wat overgegeten t Zijn maar krampen en die zullen ook wel overgaan Had ik het niet gedacht Maar ik durfde het zelf niet het eerst zeggen. Om 't even, 't zal wel beteren. Ik at van het mijne. Weet ge dan niet dat overdaad in spijzen en dran ken doodzonde is Och zwijg. Als het je smaakt en lust. Ik zou het jou maar eens moeten opdisschen, je zou er in happen als een gulzige sneek in een mieterig vischje. Geen gekheid. Ik ben in alles heel matig. Nu Jan, wees nu eens redelijk. Luister. Wijl ik dacht dat je weer over daad gepleegd hadt, heb ik een fleschje Haarlemsche olie medege bracht... Dat is... Dat is goed voor paarden. Ik ben toch geen... Bij kleine druppeltjes geno men, nemen de menschen hem steeds met de beste uitslag. Meteen zocht Agnes naar een glas water en liet er eenige drup peltjes van het bruine roode vocht in vallen. Zie zoo, drink dit uit, neef Jan, dit zal je goed doen. Jan werd woedend. Het woord neef gonsde in zijn ooren en hij grijnsde als een verbolgen ka- ter tegen het gekleurde water. Hel en duivel, hemel, en aarde, laat mij gerust. Weg met uw vuiligheid, potverdorie Je bent toch iemand. Je moest je oogen in je kop schamen zoo te grijnzen, te huilen en te sakkeren. Je deed veel beter aan je einde te denken. Potverhiei en daar, laat me gerust. Ik heb enkel rust noodig. Preeken kan ik best missen. En als die noodig heb, dan Iaat ik den pastoor komen. Begrepen? venij- akelig kraken. Inwendige pijnen - Jiggcc/311' 11115 Z°° ft t ^.enAgoe.aan wat stilde Hij had betrouwen in den boerendoktet en Laat mij met rust. Ik ben liefst alleen..., brulde staarten* °°9en' 16 W1 StICr Z° n 001 lp" in zijn medicijn, t Uitwerksel moest zijn tijd hebben, de zieke. Als de pijn op het hevigste was, meende hij soms dat Den pastoor zend ik u heden nog, Jan, want ik zou i u 11 'i' Ja' a^ ge gezond zijt, dan geef ik dit toe. Doch als niet willen dat ie zoo maar Ih 9ii Ziek h£eft hii bchoQr- - niet langer en laat mij rusten. ietwat, dan troostte hij ziich met de gedachte, dat een lijke verpleging. nu mensch paardspijnen kon doorstaan en dat hij altoos een - Ik heb geen opaas noodig. Ze krijgen mij nog niet n V JT T* Laat,U 0Oed doen" zjzeren lichaamsgestel had gehad. mede, bitste hij en meteen kreeg hij weder kropen, f'i f ben A t0t hler 3ekomOT om 'e rWijl buiten herfstwind hard loeide en de regen draaide en keerde hij zich om en om, schreeuwde en op de vensterruiten kletterde, lag Jan dan eens droomend- schampfocterde, dat het daverde door het kleine vertrek, wakend, dan weder eens huilend-schreeuwend op zijn Halo, gij moet zoo niet vloeken, vermaande Agnes. egersponde. Zwijg, zwijg, laat mij gerust, potverdorie!... la- Ztijn verre nichtje had van de ziekte van neefje iets waaide de lijder. vernomen en kwam op bezoek. - Denk aan je ziclezaligheid, Jan 1 Met zoo n woor- - uag jan, hoe gaat het? Wat scheelt de oude den verschijnt men niet voor den oppersten rechterstoel, wentelde en gebaarde te slapen, jongen zei me t f "es' 'a' maa/' zterf zco sne' no9 nict- Ih wil nog leven, Agnes sprak geen woord meer. Zij luisterde strak naar zirh f f ff9 Jan k en wronfl 9<Kd lcvcn- boosdf JaD wederom krimpte zijn lijf van het diepe ademhalen van haar bloedverwant, onder het Ki, nll?' 1>9n C?.smart* prevelen van eenige schietgebedjes. Als nu den adem de^^^W, 7 flT' fr Schreeuw zoo hard niet, sterven moeten wij alle- minder luid werd, begon zij zich op eens ongerust te de kamer, legde haar natten omslagdoek op een stoel en maal. En 't is gauwer met een mensch gedaan als men maken. Zou hij soms aan 't sterven zijn? En ™htte hulp aan te bieden. Ik heb je niet geroepen. En maak maar dat je weg komt, dan zal ik gauw oj>geknapt zijn. Wat 't man neke van Genck geeft daar zit pit in. -'t Zou er ook wel eens onder kunnen zijn. Neen er boven op, huilde luid Jan, die zich nu om- iP*5 v*erc^en *e Puers de echtelingen Walraevens-De Smedt hun 50-jrrig jubilee. Geheel Puers bracht het paar een grootsche hulde. De man telt 78 jaar, terwijl de vrouw 80 telt, en zijn beiden nog heel flink en gaaf. Ook Kluyzen-Hultje in Oost-Vlaanderen heeft een gouden bruiloft gevierd en wel dit van de echtgenooten Larivière.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 12