TENTOONSTELLING
COLUMBISSCHE
OUDHEDEN
JUBELPARK
DE SNEEUW lii
In tegenwoordigheid van ,M. Huysmans, Minister van Kunsten en Weten
schappen, werd deze tijdelijke tentoonstelling geopend, de hooge bezoe
kers werden rondgeleid door de heeren Capaert en Hertzee.
Daar zijn ook zeldzame en kunstig gevlochte stoffen te zien en oude
gebeeldhouwde kunstwerken. Onze foto geeft weer eene rijk versierde
graftombe die kunstig uitgevoerd werd.
590 ONS LAND IN WOORD EN BEELD
Een vooruitstekenden steen had hij te pakken kunnen
krijgen en langzaam maar zeker trok hij zich op... dan,
met een onverwachten ruk... hij had de dakgoot vast...,
zijn vingers waren open gehaald en rood van bloed, zijn
gezicht was zwart van roet en zijn haren verzengd.
Beneden op straat was het doodstil..., vol bewonde
ring staarde ieder naar den held... Hoog laaiden de
vlammen op... Een oogenblik onzekerheid, een lichte
duizeling en hij zou op de straat te pletter vallen. Met
de kracht van een reus trok Macdonel zich op en wist
het touw vast te maken aan de goot... Er moest snel
gehandeld worden reeds lekten kleine vlammetjes uit
de kamer, waarin het kind was opgesloten, lang
zaam maar zeker liet hij zich naar beneden zakken...
en dan hing hij voor het venster... vlak voor het kind...
Met een trap sloeg hij de ruiten in..., kletterend viel het
glas naar beneden...
Hot'd me vast, zei hij, schor van de rook. Luister'
naar mij kleine..., houd me stevig vast en laat vooral
niet los. Om mijn nek..., zoo... Hij knielde nu in de
vensteropening en bond het meisje met een stuk van het
touw op zijn mg vast... Langzaam maar zeker kwam
het verradeilijk vuur... Er was geen tijd meer te ver
liezen.. Dan klom hij weer terug..., het touw hield...
Een dichte rook belemmerde hem bijna te zien... Vol
verwachting stonden de menschen beneden... Dan plots
zag men niets aierr, een gekraak weerklonk..., angstige
gillen stegen vanuit de menigte op..., maar neen, Mac
donel hing nog aan het touw..., een gedeelte van hei
gebouw was ingestort Dan bereikte hij de dakgoot...,
zijn hoofd was bedekt met zweet..., de last op zijn rug
scheen verschrikkelijk..., dan stond hij voor de ladder....
maakte het meisje los en wist het den brandweerman,
die op het bovenste sport nog steeds stond, toe te re;-
Hierjiaast De ten
toonstelling is zeer
belangwekkend, veel
nieuws is er te be
wonderen, maar het
hoofdstuk dat ieders
aandacht trekt is
wel de mommie van
een rijke man waar
van hierboven de
foto.
?XSXSXSXSXS>«X»<SXs
ken... Het gevaar was geweken... Een donderend
gejuich steeg uit de menigte... Alles scheen hem een
waas toe, toen hij weer op de ladder stond.
Hieriu, zei de brandmeester...', hier in..., daar Is
een dokter die ze verbinden kan... Men droeg beiden in
een naburig huis..., doch Macdonel had geen hulp noo-
dig..., de frissche lucht had hem weer bij gebracht. Vree-
selijk zag hij er uit..., zijn kleeren waren verbrand, zijn
handen waren rood van het bloed, de haren verzengd
en het gezicht zwart als kool... Een man met wit gelaat
stoof op hem toe..., het was Salisbury.
Wat kan ik doen... Ik kan het u nooit vergelden...
Het was een wonder! Vertel me mijnheer wat ik voor
u doen kan om mijn dankbaarheid te toonen...
Ruw keerde Macdonel zich naar hem toe...
Dankbaarheid?... Ik wensch uw dankbaarheid niet!
Kent ge me? Neen zeker? Herinnert ge u niet meer een
jaar geleden, toen een man u kwam smeeken het leven
te redden van zijn kind... Ge kon toen niet! Een vacan-
tie-reisie... en wat gaaft ge om een kind..., ze zou voor
al het leed dat de wereld gaf gespaard zijn... Ik was
die man..., ik..., weet ge het... en ik was het die wist
dat het uur kind was daar boven..., ik..., verstaat ge
me...
Ik ben u dankbaar... Het is zeer..., Salisbury kon
geen woorden vinden...
Ik zei al dat ik van u geen dankbaarheid wensch...,
vroeg ik soms dat ge utv leven in gevaar bracht? Bah...,
wat was het leven van het kind van een werkman...,
van... een schooier... u waard... Ik zag mijn kind ster
ven zonder iets te kunnen doen, ik zag haar lijden... En
dan uw kind, dacht ge soms dat ik het op dezelfde wijze
kon laten sterven?... Het was me alsof ik haar angst-
geschrei beneden kon hoorden. Ga weg, ga heen...
Verstomd staarde Salisbury hem aan, dan duwde
Macdonel hem op zij en liet hem wezenloos staan.
Buiten juichtte een groote menschenmenigte hem toe...
Ruw stiet hij Salisbury van zich af zoodat deze in
zijn volle lengte op de vuile straat terecht kwam en
spoedde zich naar een tweetal brandweermannen die zich
bij den slangenwagen bevonden. In enkele woorden ver
telde hij hun wat zijn plan was..., ze begrepen hem, ze
waren vroeger ook op zee geweest... Een touw was
gevonden, een lang licht touw, het eenige wat hij noodig
had. Hij bevestigde den tros om zijn nek en comman
deerde...
Rijd die ladder daar voor? Hij wees..., er was iets
in zijn stem dat de mannen deed gehoorzamen. De
brandmeester stond als verstomd naar den man te kijken
en gaf geen tegenorder.
Die man is zoo sterk als een beer, zei hij, als
iemand wat doen kan, dan is hij het wel!
Het was de langste ladder, die hij uitgekozen had, ze
werd aan den kant van het gebouw geplaatst, zoo ver
van het vuur dat de verzengende vlammen er niet kon
den bijkomen.
Snel klom Macdonel naar boven, hij toonde zich
edeler dan de professor had gedaan. Dat zou zijn wraak
zijn...
Rond het huis, onder de vensters van de zolderver
dieping, liep een smalle dakgoot, nauwelijks eenige deci
meters breed.
Macdonels scherpe oogen hadden dit reeds waarge
nomen, hij kon er zich waarschijnlijk aan vast grijpen.
Maar de ladder was te kort... Neen.,., wacht er was
nog een kans. Een brandweerman was achter hem naar
boven geklommen.
Ge moet boven mij trachten te komen, brulde hij
hem toe... Voorzichtig wendde Macdonel zich om en
wist aan de andere zijde der ladder te komen. De weg
voor den. ander was nu vrij. Deze klom nu tot de aller
hoogste sport... Houd stevig vast nu..., Macdonel klom
op zijh schouders, een oogenblik stond hij stil...
Klaar nu?...
SXëx§xëxë>Gxs<ëxëXs
van
in het
Zoo bloesems in de Meie,
Uit witte, boomen stuiven.
Als duizend zomecvlinders
En dans van blanke duivels.
Dartelen, spelemeiend
Uit lagen, valen hemel
De speelsche donzen vlokken
In lustig-dol gewemel.
Ze steken veld en weiden
In mooie bruitoftskleeren,
En kronen 't hout der boomen
Met zwanendons en veeren.
Ze tooien landsch wonen
Met witte donzen kragen
En blanke pullemutsen m
Zoo Lentekinders dragen.
Klam komt de grauwe stilte
Op d'aarde neergezegen, m
Wijl vogels hong'rig vliegen
Langsheen de witte wegen.
En uit den doffen hemel
Staag nieuwe vlokken komen JJJ
Ze doen van liefd' en vrede
De vrome menschen droomen I
RAGAST -