ONS LAND IN WOORD EN BEELD
677
hij arm was Dat is zoo het gewone liedje jullie
vrouwen zijn allemaal eender."
„O, geen enkele van ons is een engel," zeide
Maud spottend. .Maar hoe weet jij dat hij arm was
,.Ja ja," zeide hij met een listigen blik, zooals
gewoonte dronkaards soms in heldere oogenblikken
scherpzinnig kunnen zijn, „dat zou je wel graag
willen weten, hè V Geloof ik graag Maar neen,
het zou je toch niet veel kunnen schelen, want jij
bent van het soort, dat zich er niet om bekommert,
hoe het een man verder gaat, als zij hem eenmaal
zijn congé hebben gegeven."
„Praat nu niet zoo vervelend asjeblieft," zeide
Maud boos. „Je hebt er immers altijd zoo op ge
pocht, dat je een vriend van mij waart Wat
scheelt eraan Wacht eens, je hebt misschien toch
wel gelijk.... die „koffie" is niet te drinken. Dan
zullen we toch maar liever wat brandewijn be
stellen."
Zij wenkte den kellner en deed haar bestelling
toen de drank gebracht werd. greep Stephen met
bevende hand het glaS en ledigde het met gulzige
teugen. De sterke brandewijn steeg hem dadelijk
naar het hoofd, de alcohol kleurde zijn gelaat en
gaf aan zijn oogen een ongezonde schittering.
„Je hebt gelijk," zeide hij, „ik ben de beste vriend,
dien ge ooit hebt gehad Een trouwe vriend, be
grijpt ge, niet zooeen, die een meisje bedriegt en op
dwaalwegen voert. Het is zijn schuld niet, dat ge
nog fatsoenlijk zijt en het hoofd fier moogt op
heffen
Maud's gelaat werd donkerrood
van verontwaardiging, haar oogen
fonkelden, en krachtig grepen haar
handen onder de tafel in elkaar
zij moest zich werkelijk geweld
aandoen, want het verlangen om
dien lafaard voor haar in het ge
zicht te slaan, was bijna onweer
staanbaar
„Ja, ik weet wel, dat ge mijn
vriend zijt," zeide zij met half ver
stikte stem.
„Ja, en meer dan dat.... ik
heb je nog altijdlief," zeide Fleming,
zich naar voren buigend. „Maud,
ik wil alles vergeten, wat er voor
gevallen is, en ik wil zelfs nü nog
met je trouwen."
Zij leunde achterover in haar
stoel en klemde de tanden op
elkaar om den schreeuw van woede
en verontwaardiging te weer
houden, die haar dreigde te ont
snappen.
„Je bent heel vriendelijkStephen,"
zeide zij, „en wij zullen er nog
wel eens over praten. Tenslotte
is het leven van een tooneel-
speelster zeer hard en moeilijk, en
ik zou graag weer terug willen naar
het land."
„Mooi," zeide hij opgewonden,
„ga dan maar met mij mee terug
naar Chertson, Maud. De boerde
rij is er nog, en gij zult daar de
meesteres zijn. Vader zal wèt blij
zijn als hij je ziet, en niemand zal ook maar één
woord over je durven zeggen.
Wat hèm betreft
Hij balde de vuisten en grijnsde, waarbij hij zijn
tanden liet zien als een kwaadaardige hond, die in
een scherp gevecht heeft overwonnen, en zijn slacht
offer langs den weg heeft laten liggen. Bij die
laatste woorden verloor Maud bijna haar zeif-
beheersching en slechts met de grootste inspanning
slaagde zij erin, te weerstaan aan het wilde ver
langen, op te springen en dien man haar volle
verachting in het gezicht te slingeren. Zij hield
de oogen neergeslagen, opdat hij het fonkelen
daarin niet zou zien en mompelde
„We praten er nog wel eens over. Je hebt hem
dus gezien, Stephen?" voegde zij er op gemaakt-
onverschilligen toon bij, terwijl ze haar handschoen
opnam en die begon aan te trekken.
„Jawel, ik heb hem gezien," antwoordde hij, met
een grijnslach van boosaardige voldoening.
„Inin Chertson?" vroeg zij. Tegelijkertijd
wenkte zij den kellner met een bijna onmerkbaar
gebaar, hetwelk door Stephen dan ook niet werd
gezien, dat hij zijn glas nog eens moest vullen. Toen
dit gebeurd was, greep Fleming half-werktuigelijk
weer naar het glas en ledigde dat even snel als de
vorige maal.
„Neen, niet in Chertson," antwoordde hij toen
met een valsch lachje. „Ik denk, dat hij daar wel
niet meer zal komen.... hij zal het niet durven
trouwens."
„Waarom niet vroeg Maud snel, maar dadelijk
beheerschte zij zichzelf weer en voegde er onver
schillig bij „Neen, dat geloof ik ook niet."
„Neen," zeied Fleming met nadruk. „Ik ben
naar miss Norton gegaan en heb haar gezegd wat
hij- gedaan heeft.... hoe gemeen hij jou heeft
bedrogen."
Het was bijna teveel voor Maud zij sprong op
met de katachtige beweging van een tijgerin, maar
nóg eens wist zij zich op het laatste oogenblik in
bedwang te houden. Zij liet zich weer in haar stoel
vallen en dwong haar lippen tot een glimlach.
„O, je hebt haar zeker gezegd, dat ik er met
hem vandoor ben gegaan, nietwaar En wat
zeide zij
„Niets," antwoordde Fleming, zichtbaar worste
lend met den invloed van den sterken brandewijn op
zijn leege maag. „Zij zei alleen, dat het haar niets
aanging en zij zich er dan ook niet mee bemoeien
wilde."
„Daar had zij gelijk in," zeide Maud, met spijt
in haar stem.
„Maar het ging mij wèl aan," betoogde Fleming,
„en ik heb mij er mee bemoeid óók Wees maar
niet bang, dat hij ongestraft gebleven is, Maud
Ik heb uw en mijn rekening in bittere spijt met
hem vereffend, en hij heeft reden gehad, om den
dag te herdenken, waarop hij jou zoo smadelijk
heeft bedrogen
Het hart van het jonge meisje bonsde zóó luid
en snel, dat zij vreesde, dat het bersten zou toch
kon zij nog een lachje om haar lippen dwingen, en
haar hand op zijn smerige mouw leggend, zeide
zij
,Ja, je benti werkelijk een trouwe vriend, Stephen.
Waar heb je hem gevonden
Haar hart, dat een oogenblik tevoren met razende
snelheid had geklopt, stond nu bijna stil, terwijl
zij vol spanning wachtte op zijn antwoord. Zou
hij het haar zeggen Jack Chalfonte had Engeland
niet verlaten, hij was niet vertrokken, en Fleming
wist, waar hij zich bevond Maud kreeg een hevige
aanvechting om hem bij de schouders te grijpen
en hem te schudden tot hij de waarheid zou hebben
gezegd. In plaats daarvan echter lachte zij en
knikte hem vriendelijk toe.
„Je hebt hem zeker in Londen ontmoet vroeg
zij.
Fleming schudde ontkennend het hoofd en sloot,
zijn oogen half, terwijl een listige glimlach om zijn
lippen speelde.
„Neen, niet in Londen," antwoordde hij. „Het
was op een plaats, waar ik een veel betere gelegen
heid had om met hem af te rekenen, dan hier....
veel eenzamerEen plaats, waar men iemand kan
ontmoeten en het een of ander uitvechten, zonder
dat er een haan naar kraait. Nu, ik heb hem reden
gegeven om zich te herinneren, wat hij jegens jou
en mij heeft misdaan.... als hij zich tenminste
nog ooit iets zal kunnen herinneren, hetgeen zeer
onwaarschijnlijk is
Er heerschte eenige oogenblikken stilte Maud
staarde recht voor zich uit, over Fleming's hoofd
heen. Zij had een gevoel alsof ijzeren vingers haar
hart samenknepeneen doodelijke vrees maakte
zich van haar meester. Haar stem dreigde den
dienst te weigeren, en slechts met de grootste in
spanning slaagde zij erin, op luchtigen toon te
vragen
„Dus daar heb je hem ontmoet?"
„Ja," antwoordde Fleming, met een hoofdknik
en een dommen grijnslach, „en het was een verras
sing voor mij, hem daar te ontmoeten, dat kan ik
je verzekeren In het eerste oogenblik dacht ik
dat ik droomde hij zag er precies als een gewoon
werkman uit.... terwijl hij toch vroeger zoo'n
sjieke meneer was Zelfs nü begrijp ik nog niet wat
hem op dat eiland heeft gebracht om daar als een
gewone arbeider werk te verrichten dat niet voor
hem bestemd was."
„Op het eiland herhaalde Maud verbaasd.
„Hier in Londen?"
„Neen, niet in Londen," antwoordde hij, lang
zaam en met dubbele tong, want de brandewijn
begon zijn invloed te doen gelden. „Ginds was het
Hij zweeg een oogenblik en ging toen op slape-
rigen toon voort
„Ik heb lang genoeg moeten wachten, veel
geduld moeten hebben, maar eindelijk, nadat ik
hem dagen en nachten lang had bespied, kwam
toch- de gunstige gelegenheid, trof ik hem geheel
alleen en zonder iemand in de nabijheid die hem
zou hebben kunnen helpen. Ik heb hem alles be
taald gezetJa, ik denk dat ik hem doodgeslagen
heb, want hij moet wel een ijzersterke kerel geweest
zijn, als hij den slag te boven is gekomen, dien ik
hem heb gegeven."
Zij huiverde,maar Fleming bemerkte daarvan
niets, zoozeer was hij reeds onder den invloed van
den drank. Na eenige oogenblikken was Maud haar
opwinding voldoende meester om te vragen
„En ben je ongehinderd ontkomen, Stephen?"
Ja." Hij knikte twee, driemaal in zichtbare
voldoening. „Ik heb een boot gestolen en bereikte
daarmee het vasteland. Door den voorsprong dien
ik had, zullen zij mij niet hebben kunnen vinden.
Ik ben naar Londen gekomen om jou te zoeken,
en het is meer geluk dan wijsheid geweest dat ik
je gevonden heb. Je zult nu toch wel met mij willen
trouwen, nietwaar Wij gaan terug
naar de boerderijlaat de menschen
maar zeggen wat zij willen..."
Zijn hoofd zonk langzaam voor
over op zijn armen. Maud sprong
woedend en wanhopig op. Daar
lag hij nu als een bevveginglooze
massa, en zij was nog even ver als
eerstWat zou zij nu doen Als
hij uit zijn roes ontwaakte, zoti
hij meteen weten, dat zij getracht
had, hem zijn kennis van Jack's
verblijfplaats te ontfutselen, en dan
zou hij natuurlijk wantrouwenden
op zijn hoede zijn. Wat moest zij
nu doen
Aan een plotselinge ingeving
gehoorzamend, liep zij om de tafel
heen en liet haar hand voorzichtig
in zijn jaszak glijden. Er zat niets
anders in dan een pijp en een tabaks
zak, en zij moest hem 'n weinig
opzij schuiven om ook den inhoud
van zijn andere zakken te kunnen
onderzoeken. Maar toen had haar
moeite ook het gewenschte resul
taat haar hand voelde een stukje
papier, dat zij juist bijtijds uit
zijn zak haalde, want er kwam
reeds een kellner aanloopen, die
haar met wantrouwenden blik aan
keek.
Snel opende Maud het papier
het was een opgevouwen loon
briefje, waarop het uit te betalen
bedrag vermeld stond. Bovenaan
waren de twee woorden „Eiland Wenfleet" gedrukt.
Zij loosde een zucht van verlichting en besloot,
het restaurant dadelijk te verlaten. Na eenige aar
zeling schudde zij Fleming bij den schouder. Hij werd
wakker en keek haar met afwezigen blik aan.
„Hallo, Maud zei hij toen op slaperigen toon.
„Ben jij het Ja werkelijk Wat.
„Kom mee," gebood zij hem en met een huive
ring van afkeer greep zij hem bij een zijner armen
en sleepte hem meer dan zij hem geleidde het re
staurant uit. Buiten wenkte zij een taxi, en den
chauffeur een fooi gevend, schoof zij met zijn hulp
den nog steed half slapenden man in het voertuig.
„Breng hem maar ergens heen," zeide zij. „Hier
heb je geld."
De chauffeur knikte en reed weg, en Maud bleef
alleen op het trottoir achter.
XXVIII
Op den morgen van den dag na dien, waarop
Maud de ontmoeting met Fleming had, trad me
vrouw Feitham Nora's kamer binnen met een
opengevouwen brief in de hand. Zij was zichtbaar
opgewonden en trad snel op Nora toe, die bezig was
met het pakken van haar koffer.
„Wat is er aan de hand?" vroeg Nora zenuw
achtig zij was ietwat overspannen door de ver
rassende gebeurtenissen der laatste dagen.
„Slecht nieuws, lieve," antwoordde mevrouw
Feitham. „Dezen brief heb ik zooeven ontvangen
van Damersfield. Zijn twee zoons zijn bij een auto
ongeluk om het leven gekomen. Het is ook voor mij
een vreeselijke schok, ofschoon ik de beide jongens
in jaren niet heb gezien. Damersfield schrijft....
maar och, dat zult ge u wel kunnen indenken."
„Het spijt mij vreeselijk voor u, lieve," zeide
Nora, haar omhelzend. „Welk een ongeluk
(Wordt voortgezet).
TOEN EN NU...
Kunnen wij ons, in de huidige weersomstandigheden, nog voorstellen, dat wij 't voor betrekkelijk korten
tijd prettig vonden, op deze wijze een halven dag door te brengen