ONS LAND IN WOORD EN BEELD 725 van al die arme drommels, die mijn collega's zijn! Miss Norton heeft mij reeds verteld hoe u beiden mij gevonden hebt, en ik ben nog steeds onder den indruk van uwe buitengewone vriendelijkheid, mij hier te koznen opzoeken. Ja, ik heb het den laatsten tijd niet zoo erg best gemaakt, door een..laten we maar zeggen een ongeluk. Dat is nu echter weer in orde. Maar wat nu over uw vertrek? Want het is toch noodig, dat u weer naar huis gaat." „Straks, straks, beste Jack," stelde mevrouw Feitham hem gerust. „Laat eerst eens kijken naar die wond, want ik geloof dat het erger is dan ge het wilt doen voorkomen." „Dat spijt mij," antwoordde Jack. „Ik zal ze even uitwasschen." Mevrouw Feitham stond op, maar zij bleek niet geschikt te zijn voor verpleegster; na eenige aar zeling begaf Nora zich naar de waschtafei, deed wat water in de kom en maakte een handdoek nat. „O, doe geen moeite, miss Norton," zeide Jack, „ik mag u immers niet lastig vallen!" Maar Nora maakte een gebiedend gebaar, en zon der verdere tegenspraak boog Jack het hoofd boven de kom, terwijl zij de wond uitwaschte. Zijn hoofd was zoover voorover gebogen, dat hij de uitdrukking op haar gelaat niet kon zien een uitdrukking, die het gelaat van een vrouw alleen draagt, wanneer zij den man verzorgt, dien zij liefheeft. „Dank 11 vriendelijk," zeide hij haastig. „Dat is nu weer in orde; die arme Fleming trof mij met een steen aan het voorhoofd. Alleen het vel is stuk, verder heeft het niets te beteekenen. Mij dunkt, dat u tweeën nu toch moet gaan; dit is geen geschikte verblijfplaats voor u." „Ja," antwoordde mevrouw Feitham op beslisten toon, „en iii gaat met ons mee." Jack richtte zich op; zijn gelaat had een ernstige uitdrukking, maar toch stond er eenige weifeling op te lezen. „Dat weet ik nog zoo net niet," zeide hij aarzelend. „Ik heb immers mijn werk hier „Je werk!" riep mevrouw Feitham verontwaardigd uit, zelfs met eenigen spot in haar stein. „Bespottelijk „Het is in het minst niet bespot telijk, Mabel," weersprak hij met een kort lachje. „Integendeel, het is hard en zwaar, althans zoo lang men er niet aan gewend is. In elk geval moet ik het volhouden." „Onzin!" zeide mevrouw Feitham.„Je vergeet,Jack o neen, ik ben het, die iets vergeet! Namelijk, dat je nog niet weet wat er gebeurd is." „Wat is er dan gebeurd?" vroeg hij met een glimlach, omdat hij eraan gewend was, dat zijn nicht de zaken nogal eens overdreef. Nora zat stil op haar stoel en hield de oogen neergeslagen; haar handen lagen gevouwen in haar schoot, maar zij klemde de vingers vast ineen, toen zij wachtte op het antwoord dat mevrouw Feitham moest geven. „Natuurlijk weet je nog niet, Jack o, ik ben nog zoo in de war, dat ik haast niet kan beseffen wat er. heeft plaatsgevonden, dat jij hier bent, en dat wij hier zijn, dat er een vreeselijk tooneel is af gespeeld tusschen dien verschrikkelijken man, Stephen Fleming en...." „De arme drommel is dood, Mabel," viel Jack haar op ernstigen toon in de rede. „Verdronken. Dat heb ik je immers reeds gezegd?" „Ja ja, ik weet het. O, het is vreeselijk! Maar welk einde kan men eigenlijk anders verwachten voor iemand die zulk een losbandig leven leidt en zich dag aan dag bedrinkt? Maar nu waar het om gaat Jack: je moet terugkomen, dadelijk! Deze plaats, waar je eigenlijk nooit had moeten komen, moet je nu terstond verlaten. Terug naar Chertson Hall moet je, om daar de positie in te nemen, die...." „Rentmeester van miss Norton?" vroeg Jack op koelen toon. „Het spijt mij wel, Mabel, maar dat kan ik niet doen. Men heeft mij daar immers niet noodig? Lord Ferndale. „ik weet niet waar je eigenlijk over praat, Jack," viel mevrouw Feitham hem wanhopig in de rede. „O, wacht eens even Dat hebben we je ook nog niet verteld. Jack, Nora heeft het testament ge vonden „Het testament? Welk?" vroeg hij ontzet. „Het goede, het wettige!" antwoordde mevrouw Feitham opgewonden. „Er is een brandje geweest in de kamer die mijnheer Chalfont altijd gebruikte, en bij het verschuiven van de brandkast kwam toen het testament te voorschijn, waarin de heer Chal font alles wat hij bezat aan jou nalaat. Je moet dus dadelijk terugkomen. Ik hoop dat dit dwaze avon tuur van je Jack wendde zich met gefronste wenkbrauwen tot Nora. „Wat moet dat beteekenen?" vroeg hij. „Wat mevrouw Feitham zegt, is volkomen waar, mijnheer Chaifonte," antwoordde zij ernstig, een oogenhlik de oogen naar hem opslaande. „Er is een testament gevonden, waarvan de heer Horton verklaart, dat het door wijlen den heer Chalfont is gemaakt, en waarin alle bezittingen aan u worden nagelaten." Er heerschte geruimen tijd stilzwijgen. Jack moest eigenlijk verheugd zijn geweest, maar op zijn ge laat was geen vreugde, niet de minste voldoening te lezen. „Dus.... dan is u....?" zeide hij aarzelend, op somberen toon. Nora sloeg de oogen weer neer en glimlachte. „O, ik ben weer, waar ik geweest ben," 'antwoordde zij luchtig. Jack ging op dep rand van zijn bed zitten en staarde naar de punten van zijn schoenen. Hij trachtte te beseffen, wat het vinden van dat testa ment beteekende, niet alleen voor hem, maar ook en vooral voor Nora. „Dat komt zeer plotseling en onverwacht." zeide hij eindelijk. „Maar weet u wel zeker, dat u zich niet vergist Er zijn dien avond twee testa menten gemaakt, en dit kan wel het eerste zijn ik hoop het van ganscher harte „Neen, dat is het niet," zeide Nora met onge huichelde opgewektheid. „Ik zei u zooeven reeds, dat de heer Horton zich wat dat betreft, volkomen op de hoogte heeft gesteld en met de bewijsstukken tevreden was. En als de heer Horton er niets tegen heeft in te brengen," voegde zij er lachend bij, „nu, OOK HAAR EIGEN AUTO. dan behoeft er ook geen twijfel meer te bestaan. Nu weet u, mijnheer Chaifonte, waarom het nood zakelijk is, dat u terstond naar Chertson Hall terug keert." „Nu begrijp ik het, ja," antwoordde Jack schoor voetend. Hij dacht weer even na.... over het in grijpende verschil, dat de ontdekking van het testament zou maken voor Nora en haar nu weer plotseling doodarm geworden verloofde „Maar kijk nu eens hier," zeide hij. „Het is dunkt mij toch zeer duidelijk, dat miin arme vriend Chal font, al maakte hij het testament, dat u gevonden hebt, toch wel degelijk de bedoeling had, zijn ver mogen aan n na te laten en niet aan mij wacht even onderbrak hij zichzelf, toen Nora het hoofd ophief en de lippen reeds opende om te spreken. „Laten we de zaak nu redelijk en verstandig bekij ken Het is duidelijk, dat de heer Chalfont van plan veranderde, en daarna spijt kreeg over die ver andering. Aan u wilde hij zijn bezittingen nalaten, miss Norton, dus.wij zullen de zaken laten zoo als ze zijn, of althans waren." Nora stond op met een trotsche uitdrukking op haar gelaat en een houding zoo recht als een kaars. „Moet ik daaruit begrijpen, dat u mij uw ver mogen aanbiedt, mijnheer Chaifonte?" vroeg zij op koelen toon, maar met een blos op haar gelaat. „Als dat uw bedoeling is, dan moet ik u eraan herin neren, dat u geweigerd hebt, ook maar éen cent van mij aan te nemen, toen ik u indertijd een gedeel te van het vermogen aanbood, dat de heer Chal font nalietWees zoo goed, bii mij althans een wei nig van uw trots te veronderstellen! U zult toch zeker wel niet verwachten, dat ik geld wil aannemen, van wélken man dan ook?" En nadat zij die woorden op trotschen toon had gesproken, verliet zij methoogopgehevenhoofddehut. Met een uitdrukking van zichtbare ontstemming op het gelaat keek Jack zijn nicht aan. „Daar héb je het nu al!" zeide hij spijtig. „Nu is zij natuurlijk boos, en dat is mijn schuld! Maar het is ook te dwaas, om te veronderstellen, dat ik haar zou verjagen uit Chertson Hall, haar berooven van het geld dat Chalfont aan haar nalietHet behoort haar toe en ik wil het niet hebben! Ik weet dat er vroeger tusschen haar vader en den heer Chalfont iets is voorgevallen, en dat Chalfont niet anders deed dan zijn schuld vereffenen, toen hij Chertson Hall aan haar vermaakte. Mabel, jij moet maar eens met haar praten, want ik wil geen cent van dat j»eld hebben Liever werk ik mijn leven lang op dit eenzame eiland Mevrouw Feitham antwoordde niet dadelijk en staarde peinzend op den grond toen hief zij het hoofd op, en zeide met een eigenaardige uitdruk king op haar gelaat „Dat kun je haar beter zélf zeggen, Jack! Ga nu maar mee naar huis en vertel het haar onderweg ....maar breng ons weg van deze afschuwelijke plaats.... dadelijk!" „Nu, vooruit dan maar," stemde Jack toe. „Ik veronderstel, dat ik daaraan toch niet kan ontkomen. Maar ik moet eerst de menschen hier even goedendag zeggen. Als jij nu alvast naar de boot wilt gaan, kom ik je binnen eenige minuten achterna." XXX. Jack ging naar de loods om afscheid te nemen dat was een droevige faak, want Molly om helsde hem zoo stevig, alsof zij hem nooit meer wilde loslaten, en zij snikte alsof haar hartje moest breken, ofschoon Jack haar herhaaldelijk verzekerde, dat zij hem nog dikwijls genoeg zou terugzien, en juffrouw Ryan liet be loven, dat zij het kind zoodra moge lijk eens naar Chertson Hall zou sturen. Zijn gezicht stond zeer ernstig en er lag een peinzende uitdrukking op, toen hij zich kort daarna bij de dames voegde, die bij de aanlegplaats van de boot op hem wachtten. Mevrouw Feitham sloeg hem gade met een mengeling van teederheid en ontstem ming in haar blik,want Jack droeg nog steeds de kleeren van een ge wonen arbeider en vormde daarin wel een ietwat onpassend gezelschap voor de beide deftige dames. „Zou je je niet liever.eh. eerst even verkleeden, Jack vroeg zij met meelijwekkende verlegenheid. „O, drommels ja, dat is waar ook Neemt u mij niet kwalijk antwoord de hij, een blik, die om verontschuldi ging vroeg, op Nora werpend. „Dit is geen kleeding om in gezelschap van dames te reizen Ik kon beter bij den chauffeur gaan zitten." „Dat zou nogjveel erger zijn," zeide mevrouw Feitham wanhopig, „ik begrijp niet, waarom je nu toch zit te lachen, Nora Het zou den schijn hebben alsof wij onderweg den- een of anderen landlooper hadden op gepikt Neen, kom maar liever binnen zitten. Het zal reeds donker zijn voordat wij Chertson Hall bereikt hebben, en dan moet je maar door een achterdeur binnengaan en probeeren om door niemand te worden gezien." „Heel goed, Mabel," stemde hij deemoedig toe. „Maar misschien was het toch nog beter, dat gij tweeën zonder mij vertrekt. Ik zal dan eerst in Londen voor passende kleeren zorgen en kom morgenochtend op Chertson Hall." „Geen kwestie van," zeide mevrouw Feitham beslist. „Ik ben niet van plan, ie uit het oog te verliezen voordat wij op de Hall'zijn aangekomen, anders zou je m isschien onderweg weer hier of daar gaan vechten, of opnieuw spoorloos verdwijnen." Jack keek Nora aan, die met gekunstelde gelaten heid de schouders ophaalde en zeide „Ik vrees dat er niets aan te doen is, mijnheer Chaifonte, u zult met ons mee moeten." „Nu, dan zal ik in elk geval zoover mogelijk van u verwijderd gaan zitten," besloot Jack, op denzelfden deemoedigen toon als tevoren. „Ofschoon het vuil op mijn kleeren eigenlijk niets anders is dan schoon zand." „Denkt u soms dat ik er bang van ben?" vroeg Nora eenigszins verontwaardigd. „U schijnt ver geten te zijn, dat ik het grootste gedeelte van mijn leven heb gesleten temidden van arbeiders, goud zoekers en dergelijke menschen en dat ik heel wat ander „vuil" heb gezien dan „schoon zand" Zij stapten in de auto, en voordat het prachtige voertuig een half uur had gereden, begon Jack te knikkebollen een minuut later viel zijn hoofd voorover en verkondigde zijn diepe, regelmatige ademhaling, dat hij in slaap was gevallen. „Hij is nog ziek en zwak, de arme jongen fluisterde mevrouw Feitham medelijdend. Nora knikte en draaide den schakelaar van het electrisch licht om haar oogen bleven echter gericht op het bleeke, magere .gelaat van den slapenden man. (Wordt voortgezet)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1927 | | pagina 5