Briefwisseling.
EENE PLEIDOOI.
Aelst, 1 4 Juli 1908.
Mijnheer A. MCHELS,
Maanstraat, !8, T/S.
Gij schrijft ons eenen open brief in Recht
en Vrijheid van 12 dezer; ziehier ons ant
woord, met eisch van hetzelve op te nemen in
het eerstkomende nummer van dit blad. (A)
Indien uw schrijven voor doel heeft aan
onze werkmeisjes eenen bijleg te doen beko
men bij hun werkloon, gedurende het plaatsen
van ons nieuw stoommachien, dan komt ge
ruim een jaar en half te laat. Inder
daad, wanneer over meer dan een jaar en half,
ons nieuw stoommachien werd besteld, is er
door ons Bestuur ook besloten, gedurende het
verlet, aan onze meisjes ander werk te ver
schaffen en eenen bijleg te doen aan hun loon,
voor zooveel hetzelve zou verminderd zijn, en
dit in evenredigheid hunner gewoone winst,
mits ze even vleitig zouden arbeiden als in de
spinnerij. Dit gebeurde in Januari 1900 en
ZEVEN, toen er nog geenzins spraak kon zijn
van een dergelijk voorbeeld, gegeven door het
Bestuur der Filature en Filteries Réunies
waarop ge ons heden wilt wijzen. (1)
Indien uw schrijven voor doel heeft onzen
besloten bijleg aan onze werkmeisjes te doen
bekend maken, dan komt ge omtrent eene
maand te laat want het vergunnen van
den bijleg werd hun bekend gemaakt op
achtienden der verledene maand Juni dus
ook nog eens toen er rog geen spraak was van
het voorbeeld der Fila-lureen Filteries Réu
nies hetwelk slechts van op I Juli dagtee-
kent. Verder werd hun dan ook gezegd hoe en
wanneer de bijleggen zullen uitbetaald wor
den.
Mijnheer Van Schuylenbergh heeft kennis
van ons besluit sedert meer dan DRIE maan
den. (2)
Wij hebben dus noch uw schrijven, noch
een anders voorbeeld tioodig gehad om te han
delen volgens de voorschriften van den Paus
Leo XIII, waarop gij u hier schijnheilig be
roept, met het duidelijk inzicht ons in een
slecht daglicht te stellen, en op onzen rug wat
propaganda te maken in uw voordeel. Ware
zulks uw eenig inzicht niet, dan zouden wij
met reden mogen zeggen dat gij niet meer
op de hoogte zijt van de belangen
der werklieden, aangezien gij niet weet
hetgeen iedereen we?t, én de belanghebbende,
én zelfs nagenoeg al de werklieden der fabrie
ken onzer stad. (3)
Al uwe moeite loopt uit op een nuttelooze
sabelslag in 'l water.
Voor wat aangaat de dagloonen welke onze
meisjes door het katoen uitrapen KUNNEN
verdienen, zullen wij u zeggen dat deze loo-
.ii.en voor sommige omtrent zoo hoog zijn, en
voor sommige zelfs hooger dan de loonen te
verdienen in de spinnerij, op voorwaarde
van even vleitig te werken. Kleine
meisjes van 14 jaar, die in de spinnerij een
frank daags winnen, hebben nu in hel Vet-
kot tot achten negen franken per week ge
wonnen. Groote meisjes wonnen merkelijk
meer. Een meisje namelijk won Fes 13,50 op
6 dagen en een ander won Fes 5,24 op TWEE
dagen. (4) Gij zegt dat er meisjes zijn dieopdrie
dagen de bagatel wonnen van 2, 3 en 4 fran
ken. Dat is waar, en er is zelfs meer Een
meisje won slechts 96 centiemen op ZES
dagen en dit aan hetzelfde werk waar
menig ander meisje ACHT franken op 6 dagen
w< n. Ais nu AAN EEN EN HETZELVE WERK
EN OP GELIJKEN TIJD, een meisje 96 cen
tiemen wint, teiwijl een ander van gelijken
ouderdom gemakkelijk 9 Fes wint, het is te
zeggen bijna TIENMAAL MEER, in ander
woorden, als een meisje op eenen halven dag
bijna zooveel werk aflegt als een ander op zes
dagen, wat moet men besluiten voor het meisje
met hare 96 centiemen Is dat meisje vleitig
geweest Zouden wij meer dan ACHT franken
moeten bijleggen, opdat ze ook tot 9 fes zou
geraken Dit gebeurde voorbeeld zal u toonen
hoe hét komt dal er meisjes zijn, die op drie
dagen de bagatel van 2, 3 en 4 franken won
nen. Alle verdere ophelderingen zijn over
bodig.
Hel katoen uitrapen is een werk waarin er
hoegenaamd geene kunst of behendigheid
KAN b 'Slaan het behoeft slechts WERK
ZAAMHEID. Er kunnen dus geene uitvluch
ten gevonden worden om deze te verontschul
digen die in het tfetkot geen gewoon dag
loon verdienen. (5) Onze meisjes moeten nog
slechts zeer weinige dagen katoen uitrapen,
daar de werken zeer ver gevorderd zijn. In
dien dan hunne belangen u eenigzinsaan het
hert liggen, geef hun dan den goeden raad
van in het uitrapen even vleitig te werken als
in hel spinnen wij hebben voor tut overige
gezorgd reeds zeer lang voordat gij er ooit
hebt kunnen aan denken. Anders brengt uw
schrijven Nieksken uit
Vriendelijk gegroet,
Th. DE NAEYER.
(1) Zooveel te beter eere aan wie eere
toekomt. Niemand heeft ons hierover de
minste inlichting verschaft Is dit besluit wel
uitgevoerd, en wat beliep dien bijleg wel
(2) Hoe komt hel dan dat Van Schuylenbergh
het besluit der Filature et Filteries réunies een
treffend voorbeeld noemt wanneer hij
weet, dat gij reeds een jaar en half vroeger,
het voorbeeld hebt gegeven, en hij die reeds
3 maanden uw nieuw besluit kent, er geen
woordje heeft over gerept. Riekt dit niet aan
gebrand
(3) Ons bestuur is samengesteld uit
afgevaardigden van alle fabrieken, en nie
mand wist er een woord van. Wat zouden dus
al de werklieden dit weten.
(4) Als de meisjes zooveel kunnen winnen,
waarom is er dan een bijleg noodig
(5) Dus al dezen die min wonnen, als die
groote daghuren, zijn luierikken, besluit ge?
Zijn hel ook luierikken in de spinnerij
Waarom vlijtig aan dit werk en lui aan het
ander
Maar zeg ons eens, wat zullen de meisjes
bij krijgen Zij weten het zelf niet FJadt gij
uw besluit uitgeplakt en duidelijk geweest,
men had geweten, wal gij gaat bijleggen zoo
als men het weet, in de Filature et Filteries
réunies dat welen alle werklieden van de
stad. A. N.
Het was voor het Assisenhof van X..., in
België.
De advocaat-verdediger neemt het woord
Ja, mijne heeren, ja des nachts hebben
wij een diefstal begaan met inbraak, gevolgd
van moord Alles is waar,wij beweeren het...
Maar aan wie de schuld
Aan U, mijne heeren, of veeleer aan de
maatschappij, onvoorzichtig genoeg om eene
straf tegen diefstal vast te stellen.
Neen, mijn cliënt zal het slachtoffer niet
wezei\ van uwe eigene onvoorzichtigheid
Neen, ge zult dezen niet straffen die eenvou
dig het slachtoffer is van zijne bovenmatige
vreesachtigheid. Ik bewijs.
Hij is ongelukkig, hij lijdt, hij heeft hon
ger.... De armoede, dien slechten raadgever,
(luistert hem ge moet stelen. Vreesachtig,
zooals gij hem kent, zal hij stelen in vollen
dag Neen, hij wacht de nacht, 't is te zeggen
de schaduwe, die het rood der schaamte zal
verbergen die zijn tocht hem op het aangezicht
doet komen.Zult ge hem die kinderachtigheid
als eene misdaad aanrekenen.
Dij komt voor eene geslotene deur. Waar
om is zij gesloten Ik wilde niet, van de
zaak afwijken, maar ik ben verplicht te druk
ken op het bewijs van niet vertrouwen dat de
eigenaars geven tegenover het gouvernement,
die millioenen onkosten verspilt aan policie en
gendarmen, om de eigendommen te bewaken.
Welk middel gebruiken om die deur te
openen Moet hij bellen Neen, het is naoht,
elk rust. Indien hij belde, men kwam op zijn
gerucht en die armoede, die zijne vreesachtig
heid veroorzaakt,moet hij mededeelen aan den
aankomeling en aan alle geburen gewekt door
dit gebeiersel. Hij zal dus niet bellen om zich
te gedragen aan de wet die alle nachtelijk ge
rucht verbiedt. Zuil ge het hem ook als eene
misdaad aanrekenen, zijne onderwerping aan
de wet
Zich niet gaarne doende opmerken opent
hij de deur die door een niet vertrouwende
was gesloten. Hij dringt in de eetzaal. Wat
wilde hij er stelen Men antwoordt ons zil
veren serviezen. Spotternij Die man heeft
honger en hij zou zilveren serviezen stelen
Tot wat is dit goed 't Is een brood dat hij
wil 't is voor een onnoozel broodje dat men
ons den steen wil werpen. Maar ten minste,
heeft hij dit brood gestolen Neen, hij is het
belet geworden door de aankomst van den
eigenaar. De diefstal is dus niet uitgevoerd
geworden Waarom dan die beschuldiging
van diefstal
De eigenaar valt in volle woede op hem,
zonder uitleg, met nachtrumoer dat mijn cliënt
met zorg had vermeden. Het is hier, mijne
heeren, dat ik al uwe aandacht roep op de
lichtzinnigheid van den verantwoordelijken
wetgever die eene straf tegen den diefstal heeft
gesteld.
Onderstellen wij een oogenblikde stomme
wel met deze vergelijking dat mijn cliënt zeg
de tot de anderen
Ik heb geen geld,ik heb u een brood ont
nomen, maar ik zal u eene schuldbekentenis
schrijven. Men schikte het zoo en alles was
gedaan. Maar met onze tegenwoordige wetge
ving,Gustaaf hij noemt zich Gustaaf heeft
onmiddelijk gedacht aan de straf die hem
wachtte. Zijne natuurlijke vrees maakte een
monster van de correctionneele policie der
rechters, van het publiek, van de opinie, enz
en hij heeft dien mijnheer gesmoord.
Wanneer ik zeg hij heeft gesmoord, ver
sla ons.Het is gij die het beweert, daar Gustaaf
u tegenspreekt.
Zijt gij dan meer zeker, meer overtuigd
dan hij, den eenigen getuige die dit drama
overleeft
De wét eischt van u eene overtuiging,
mijne hteren gij hebt er geene én kunt er
geene hebben, wantdezen heer was in
slechte zaken op het oogenblik dat hij zijn
bilan moest maken,in een woord, in deze gele
genheid had hij te kiezen tusschen de schaam
te en de zelfmoord.
Ik zal eerlijk zijn te zijnen opzichte, het
was een man van eer. Wie zegt u dat twin
tig seconden vóór zijne tegemoetkoming met
Gustaaf hij niet een dier vergiften had inge
slikt, onbekend aan het geweten,die u kunnen
doen dwalen op de vertoonde uitwerksels
Dan valt de beschuldiging van moord van
zelfs. Ik zal er niet langer blijven bij stilstaan!
Zoo eene onzekerheid verbiedt u alle besluit
tot moord tegen mijn client
Zendt dus Gustaaf bij zijne familie terug,
die hij in 't zicht heeft te vormen, vroeg of
laat, dooreen huwelijk
't Is droevig om zeggenmaar Guslaaf wierd
veroordeeld tot de dood. F. Chavette.
Vertaald uit het fransch.
(A) Wij doen M. De Naeyer opmerken, dat hij als Oud-
Voorzitter van de Koophandelsrechtbank, als Gemeente
raadslid, als toekomstigen Burgemeester onzer siad, om
recht op antwoord te eischen zich tot den Uitgever moet
wenden.