5
§8
Der Freis wird fuer gute gesunde Gerste auf 18,Pr. fuer 1ÖÖ Kg. festgesetzt. Puêr mindere,
insbesondere fur schlechl gereinigle oder schlecht getrocknele Ware ist ein entsprechender Preisab-
schlag zu machen. Massgebend hierfuer isl das Enlersuchungsergebnis der bei der Ablieferung jedes
einzelnen Landwirtes zu entnebmenden Probe.
Die Proben sind an die G. Z. behufs Gntersuehung einzusenden.
Die G. Z. gewaehrt jedem Besitzer landvvirtschaftlicher Betriebe auf Grund der Angaben im Erte-
bucb (s. 14) ueber den fuer das Erntejabr 1917 beabsichliglen Anbau fuer den Hektar 150 Kg.
gut gcreinigles Saaigut, wofuer 160 Kg. von der abgelieferten Gerste verrechnet werden, und wofuer
keine Bezahlung erfolgt.
Besitzer besondererGerstensorten oder Zueehtungen baben hiervonder G. Z.rechtzeitig Mitleilungzu
machen, damit dies bei der Iflerstellung der Saatgutes uach Moeglichkeit beruecksicbligt werden kann.
Die Beslimmungen ueber die Verwendung der Gerste zu Saatzweeken nach 1 der Verordnung
vom 15. Juni 1916 werden hiermit aulgehoben.
5.
Die G. Z. verleilt die Gerste. Ilierbei werden beruecksichtigt die Hefefabriken, die Koestereieu fuer
Kaffeersatz, die Graupenfabrikeu, vor allem aber die Maelzereien. Fuer die Herstellung von Malz
werden von der G. Z. besondere Üaelzereien bestimmt, mit denen Fertraege ueber die Bedingungen
abzuchiiessen sind, uoter denen die Gerste vermaelzt wird.
Die H erstellung von Malz in anderen, als von der G. Z. bestimmten Maelzereien ist verboten.
Die Herstellung von Malz aus Getreide, das nicht von der G. Z. ueberwiesen ist, isl verboten.
Der Handel mit und die Befoerderung von Gerste und Malz istohne Genehmigung derG. Z. verboten.
Die Empfaenger von zugewiesener Gerste oder von Malz liefern rechtzeitig die dazu benoetig Saecke.
6
Das Malz wird von der G. Z. an die im Etappengebiet befindlichen Brauereien nach dein
Verhaellnis der von jeder Brauerei im Kalenderjabr 1915 versteuerten Bohsloffe verteilt.
Es erhalten jedoch nur solche Brauereien Malz zugewiesen, die im Jahre 1914 ihre Betrieb minde-
slens6 Monaten aufrechterhalten baben.
Dieser Bestimmung unlerliegen nicht die waehrend des Kriegs deu errichtelen Lagerbierbrauereien
(fur untergaeriges Bier).
Die G. Z. kann zeilweilige oder dauernde Ausnahmen mit Zustimmung der Etappen-Inspektion
zulassen.
Die G. Z. besti mmt ibre Verkaufspreise frei.
Sie wird, sovveit tunlich, diese ueber den Ankaufspreis nur insoweit erboehen, als dies zur Deckung
der En kosten erforderlich erscbeint. Ein sich etwa ergebender Einnahmeueberschuss wird nach
Anhoerungder G. Z. dureh die Etappen-Inspektion zu allgemein nuetzlichen Zwecken der Landwirt-
schaft und des Brauereiwesens verwende!.
Die G. Z. ist berechtigt, den Brauereien, die Malz zugewiesen erhalten, Auflagen hinsichtlieh der
Verarbeitung der Maizes, der Besehaffenheit und des Preises des herzustellenden Bieres zu machen.
Sie kann die gemeinsame Verarbeitung in bestimmten Brauereien vorschreibeu. Sie ist berechtigt,
Brauereien zu schliessen. Sie behaelt sich das Verfuegungsrecht ueber einen noch naeher zu bestim-
menden Anleil der Biererzeugung vor, urn, wenn noetig, auf eine gleichmaessige Bierverteilung eiu-
wirken zu koennen.
Die G. Z. kann vonden brauereien, die Malz erhalten einen angemessenen Vorsuschuss beanspruchen.
*0.
Jeder, der Vorraete an Gerste oder Malz (Landwirte, Haendler, Brauer, Maelzer oder sonstige
Personen) aus der Ernte 1915 oder frueheren Jahren stammend in Gewahrsam bat, is verpflichtet,
die am 20 Juli 1916 vorhandenen Mengen unter Bezeichnung des Eigentuemers und Lagerortes der
Etappenkonnnandantur des Lagerungsortes bis zum 25 Juli 1916 anzuzeigen.
Das im Bcsitz von Brauereien befindlichen Malz wird auf den vou der G. Z. zu ueberweisenden An-
leil angerecbnet.
Besitzt eine Brauerei mehr Malz, als auf ihren Anleil enlfaellt, so uebernimmt die G. Z. das Malz zu
einem festzuetzenden Preise.
11
Die G. Z. kann jederzeit von der Brauereien die Angabe der Steuerabgabe einfordern.
Der Zutritt zu den Brauereien und Maelzereien, desgleicheu zu den Hefefabriken, denen Gerste
ueberwiesen vvurde, dai f den Beauflragten der G. Z. nicht verwehrt werden, da der G. Z. die Beauf-
sichtigung der Betriebe zustehl. Die Geschaeftsbuecher sind ihnen auf Verlangen vorzulegen.
De prijs voor goedé gezonde gerst wordt op 45.frank de 100 kilos bepaald. Voor mindere, inzon
derheid voor slecht gezuiverde of slecht gedroogde waar is er eene overeenkomstige prijsvermindering
te maken. Deze wordt bepaald volgens den uitslag van het ondeizoek van 't staaltje dat, bij de aflevering
doer iederen landbouwer, moet genomen worden.
Deze staaltjes zijn aan de G. Z. in te dienen, ten einde onderzocht te worden.
De G. Z. laat eiken bezitter van een landbouwbedrijf voor de oppervlakte welke hij luidens de op
gave in het oogstboek (zie 14), in hel oogstjaar 1917 te bestellen van plan is, per Hectare 150 kilos
goed gezuiverde zaaigerstwaarvoor 160 kilos der geleverde gerst in rekening gebracht worden en
waarvoor geene betaling geeischt wordt.
Bezitters van bijzondere gerstsoorten of teelten moeten dit bijtijds der G. Z. ter kennis brengen, op
dat dit bij het vervaardigen van t zaaigoed zooveel mogelijk kan in aanmerking genomen worden.
De bestemmingen over het gebruiken van gerst als zaaigoed volgens 1 der verordening van 15
Juni 1916 worden door deze opgeheven.
De G. Z. verdeelt de gerst. Komen erbij in aanmerking de gistfabrieken, de roosterijen
voor surrogaten van koffie, de pelmolens, maar inzonderheid de mouterijen. Voor het vervaar
digen van mout zullen door de G. Z. bijzondere mouterijen worden aangeduid met deze dienen
er verdragen gesloten te worden betreffende de voorwaarden, onder welke de gerst gemout wordt.
Het vervaardigen van mout in andere mouterijen als in degene die door de G. Z. aangeduid zijn, is
verboden.
Het vervaardigen van mout uit granen die uiet door de G. Z. geleverd zijn, is verboden.
5.
De handel met en het vervoer van gerst en mout is zonder de toelaliug der G. Z. verboden.
De ontvangers van toegewezen gerst of mout leveren bijtijds de ervoor noodige zakkeu.
6*
Het mout wordt door de G. Z. onder de in t Etappengebied bestaande brouwerijen in de verhouding
der door elke brouwerij gedurende het kalenderjaar 1915 veraccijnsde grondstoffen verdeeld.
Er wordt nochtans alleen aan die brouwerijen mout toegewezen, welke gedurende het jaar 1914
hun bedrijf ten minste 6 maand lang aan den gang gehouden hebben.
Deze bestemming slaat niet op de brouwerijen van lagerbier (ondergisting), die gedurende den oor
log gesticht zijn.
De G. Z. mag met toestemming der Etappen-Inspektion tijdelijke of gedurige uitzonderingen toe
staan.
De G. Z. bepaalt vrij hare verkoopprijzen.
Zij zal zooveel als doenlijk deze maar zooveel boven den aankoopprijs stellen, als het voor het dekken
deronkosten noodig schijnt. Mocht ersoms een overschot der ontvangsten zijn, zoo zal dit nadat de G.Z.
er over gevraagd is, door de Etappen-Inspektion voor algemeen nuttige doeleinden van den landbouw
en de brouwerijen gebruikt worden.
De G. Z. is gemachtigd, den brouwerijen, aan welken mout toegewezen is, betreffende het verwerken
van t mout, de hoedanigheid en den prijs van het te vervaardigen bier voorwaarden te stellen. Zij kan
de gemeenzame verwerking in ertoe bestemde brouwerijen bevelen. Zij is gemachtigd brouwerijen te
sluiten. Zij behoud zich het recht voor, een nog nader te bepalen aandeel der bierproductie te beschik
ken ten einde, wanneer dit noodig zou geacht worden, eene gelijkmatige verdeeling van 't bier te kun
nen verzekeren.
De G. Z. kan van de brouwerijen, welke mout ontvangen een gepast voorschot eischeu.
*0.
Iedereen die voorraden van gerst of mout (landbouwers, handelaars, brouwers, mouters of andere
personen) voortkomende van den oogst van 1915 of van vroegere jaren in bewaring heeft, is verplicht,
de op den 20 Juli 1916 voorhanden zijnde hoeveelheden met aangifte van den eigenaar en de bewaar
plaats aan de Etappenkommandantur, op wier grondgebied zich de bewaarplaats bevindt, tol den
25 Juli 1916 op te geven.
Het mout dat in bezit van brouwerijen is, wordt op het door de G. Z. toe te wijzen andeel in rekening
gebracht.
In geval er eene brouwerij eene groolere hoeveelheid mout in bezit heeft als het haar toe te wijzen
aandeel is, zoo zal de G. Z. dit mout aan een te bepalen prijs overnemen.
De G. Z. kan ten allen tijde van de brouwerijen de aangifte der betaalde accijnsen eisschen.
De toegang tot de brouwerijen en mouterijen, insgelijks lot de gistfabrieken, aan welke gerst toege
wezen is, mag aan de gelastigden der G. Z. niet worden belet, omdat de G. Z. het toezicht over deze be
drijven toekomt. De bedrijfsboeken moeten hun op verzoek worden voorgelegd.
8 9
