De d.d. Burgemeester der Stad komt van de Duitsche Overheid volgend bevel te ontvangen In uitvoering der Verordening 209 van 16. VIII. 1916 betreffende de bestrijding van het SCHURFT bij de paarden en ander eenhoevigen wordt bevolen 1) Ieder geval van schurft en iedere verdenking van schurft moet van den eigenaar en van iedereen die daarvan kennis heeft, onmiddelijk aan den Burgemeester en door dezen onmiddelijk aan de Komdtr. gemeld worden, 2) Ieder schurftzieke en ieder schurftverdachte paard moet seffens in eenen bijzonderen, door de ge meente in te richten schurftstal gebracht worden, welke als zulke door een bijzonder schild te teekenen is en niet in verbinding met andere stallen staan mag, 3) Aan den stal waaruit het zieke paard komt, moet een schild aangebracht worden, waarop duidelijk en onuitwischbaar het woord Schurft en het datum van het uitbreken staat. Deze stal moet 8 weken blijven leeg staan. Binst dien lijd is hij herhaaldelijk met kalkmelk, bij dewelke op 1 emmer 0,25 kgr. ruw-Rresol bij te voegen is, te ontsmetten. Getuig, dekens, poetsgerief en alle andere voorwerpen, die met het paard in aanraking gekomen zijn, moeten met dezelfde Kresohoplossing of met Zeeploog ontsmet en daarna ten minste 2 dagen lang in de lucht gedroogd worden, 4) Het kranke paard moet terstond door een Belgischen veearts verzorgd worden en moet in dezer ver zorging blijven tot volkomene genezing. Het paard moet onmiddelijk geschoren en daarna met Soda- of Zeepwater in den grond gereinigd worden. Alsdan moet het alle 4 tot 5 dagen (namelijk op de zieke plaat sen) met eene mengeling van Kalkwater en Petroleum of met zuivere petroleum ingewreven worden. Gedurende de gansche ziekte krijgt het paard geen strooisel. 5) De paarden mogen binnen het grensgebied der eigene gemeente tot den arbeid gebruikt worden, zij mogen echter niet met gezonde paarden samengaan, niet in gezonde stallen gesteld worden en niet op weiden gebracht worden die voor gezonde paarden toegankelijk zijn. Bij ieder erg geval moet het paard gedurig in den stal gehouden worden. In de steden Aalst en Ninove moeten de paarden gedurende de geheele ziekte in den schurfstal blijven en mogen dus voor den arbeid niet gebruikt worden. 6) De veeziekte is verdwenen, als een paard gestorven of gedood is en de stal meermaals ontsmet is en 8 weken leeg gestaan heeft of wanneer na het eindigen der kuur de veearts de volle genezing bevestigd heeft en het paard 8 weken daarna beschouwd is. 7) Ook de genezing van het paard moet door den Burgemeester aan de Kdtr. gemeld worden onder het bijvoegen van het getuigschrift des veearts. 8) In de melding van het uitbreken en in de melding van het eindigen van het sehurft moeten iedermaal al de bijzonderheden nauwkeurig aangegeven worden (Naam en Woonplaats des eigenaars, Standplaats van het zieke paard, Getuigenis van den Veearts.Stonden er nog andere paarden in denzelfden stal? Welke maatregelen zijn getroffen door den Burgemeester, den Eigenaar, den Veearts enz.) 9) De aansprekelijke geneesmiddelen kunnen als ze anders niet kunnen verschaft worden, bij de Kdtr. besteld worden, 10) Naar de Verordening 209 met aanhangselDe voor iedereen verstaanbare onderrichting over Schurft wordt nogmaals bijzonder verwezen. 11) Alle overtredingen worden volgens Verordening 209, artikel 9 gestraft. N° 204. A.1 de stallen (niet alleen diegene, in dewelke zieke paarden staan of gestaan hebben, doch allen zonder uitzondering!) moeten alle 14 dagen in den grond gereinigd worden. De Burgemeesters melden op 15 en den laatsten van iedere maand, dat deze reinigingen in de gansche gemeente hebben plaats gehad. AALST, den 20 Februari 1918. DER ETAPPEN-KOMMANDANT, A. B. (gel.) SAiNGUINETTO, Oberleutnant u. AcJjuVant. IV. B. Een bijzondere kontrool zal toegepast Worden voor uitvoering van het Komman dan tuur- Bevel IV0 204. K0MMAI1AHTU1BGVEL 11°

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Tekstaffiches | 1918 | | pagina 1